Sliedrechter of Sliedrechtenaar

Remco van de Ven en Huib Kraaijeveld over Sliedrechter of Sliedrechtenaar…?’

Zowel in de regionale pers als in de verschillende periodieken worden inwoners van Sliedrecht een Sliedrechter en een Sliedrechtenaar genoemd. De vraag is, welke aanduiding is nu correct? Jaren geleden, zo ongeveer een jaar of vijftien, heb ik hierover advies gevraagd aan de toenmalige Werkgroep Dialect van de Historische Vereniging Sliedrecht. De uitspraak was helder en duidelijk. Gezamenlijk zijn we Sliedrechters. De mannelijke vorm is Sliedrechter en de vrouwelijke vorm is Sliedrechtse. ls dat zo is rijst de vraag: hoe komt het dan dat er ook over Sliedrechtenaren wordt gesproken en geschreven? En: is een Sliedrechtenaar mannelijk en tegelijk vrouwelijk? De aanduiding Sliedrechtenaarse komt voor zo ver bekend nog niet voor.

Baggeraars_in_de_KerkbuurtJe hoort of leest toch ook niet over Papendrechtenaren of Zwijndrechtenaren? Ook lees of hoor je nimmer de uitdrukking Dordrechtenaar. Wel Dordtenaar. Dat is goed te verklaren omdat de stad Dordrecht ook Dordt wordt genoemd. Een vandaar dat een inwoner van Dordt een Dordtenaar wordt genoemd. Alhoewel de aanduiding een Dordtse ook wel voorkomt. In Sliedrecht heb ik ook wel eens horen spreken van Dordtenezen. Minder gangbaar dunkt me en ik heb met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de indruk dat deze term wel eens minder positief bedoeld zou kunnen zijn.

De bewoording Sliedrechtenaren en/of Sliedrechtnaar wordt bijvoorbeeld vaak gebruikt in de door Ir. W. Bos geschreven boeken over Sliedrecht. De voorvaderen van Bos komen uit Dordrecht en mogelijk ligt daar een verbinding. Het zou kunnen dat de aanduiding Sliedrechtenaar wat deftiger of stadser klinkt dan Sliedrechter.

Men noemt inwoners uit Papendrecht en Zwijndrecht respectievelijk Papendrechters en Zwijndrechters. Mede om deze reden en de visie van de Werkgroep Dialect van circa vijftien jaar geleden, ligt het voor de hand om te spreken en te schrijven van Sliedrechters, een Sliedrechtse (v) en een Sliedrechter (m).

De hiervoor gestelde redenering over Sliedrechter of Sliedrechtenaar heb ik voorgelegd aan een bestuurslid van onze Historische Vereniging Sliedrecht, die dit verhaal heeft doorgestuurd aan een lid van de Werkgroep Dialect. De reactie hierop is als volgt.

As ie eefies Googled (misschien is het in ’t Slierechts wel goegele) en je zoek bij ANS (Algemene Nederlandse Spraakkunst) dan zel ie vinge dat ’t aalebaai kan en/of mag.
Wij, de echte Brijhappers, praote enkeld over Slierechters (m) en Slierechse (v), in de schrijftaol, veraal deur Wim Bos en consorten, wor geregeld Sliedrechtenaren gebezigd. Dà’s Taolgebruik wà nie van ons is, mor in naevolleging van aanderes, die ’t ok nie wisse, opgang gedaen en zôôdoende ik in onze woordeschat is terechtgekomme. Trouwes, Dordtenaere wiere deur ons toch aaltijd Dordteneze genoemd? Net as de Jordaoneze uit Amsterdam?
Mor ’n Moordrechter bleef ’n Moordrechter, die wier gêên Moordenaer genoemd. Taolspellechies zijn leuk, mor je mò wel bij de les blijve.

In aal onze boeksies (van de Waarekgroep Dialect) schrijve we Sliedrechters of Slierechse. Mor we zijn diëlectschrijvers/praoters.
As ie je aaige ’n mietjie meer dan rechtveruit denk te magge noeme, dan mag ie wat ons betreft ok gerust Sliedrechtenaere schrijve, mor Sliedrechtenaeres, dà gaot ons nou net weer eefies
te waaijd.

Huib Kraaijeveld en Remco van de Ven (aalebaaij uit de lege bordebuurt).

Bron: Het Kompas