07 – Hoe leerde men in de vorige eeuwen lezen?

We belandden in het voorgaande hoofdstuk aan het eind van de 19e eeuw. Tijd om eens te bladeren in de leerboekjes die de kinderen gebruikten in de vorige eeuwen en die eeuw. Uiteraard nemen we ook de draad weer op om het plaatselijke reilen en zeilen van het onderwijs rond de vorige eeuwwisseling toe te lichten.

School-0701De klankmethode
Als we eens in de schoolklas van vroeger konden kijken, zouden we zeker een aantal lezende kinderen aan het werk kunnen zien.
Het belangrijkste vak op de school van vroeger en die van nu was en is lezen.
In het begin van de negentiende eeuw kwam de klankmethode in zwang als vervangster van de spelmethode.

Ging de laatste er nog vanuit dat door het aaneenrijgen van alfabetische klanken; dus via “vee-aa-dee-ee-er” naar het woord vader moest gaan.

Bij de nieuwe methode ging men uit van de klanken.
Het woord haan ontstond door het aaneen smelten van de klanken (h) (aa) (n). Een omwenteling in het leesonderwijs. In betrekkelijk korte tijd leerden de kinderen lezen.

De man achter de methode was de Friese predikant-schoolopziener J. H. Nieuwold.
Naast het werken met klanken kwam bij hem ook het gebruik van beelden om de hoek kijken.

Een verdere uitwerking van de klankmethode kwam op naam van P. J. Prinsen die voor het eerst met losse letters ging werken. Met de spelmethode was het wel gebeurd. Anderen hebben op zijn methode verder geborduurd.
School-0702Rond de eeuwwisseling (1905) kwam de bij ieder nog wel bekende leesplank met de voorstellingen van”Aap, Noot en Mies” van Hoogeveen ten tonele. Rond de dertiger jaren kreeg Hoogeveen concurrentie.

Nieuwe ideeën grepen om zich heen. Het nieuwe heette deglobaalmethode, waarbij niet langer de splitsing van de woorden in klanken, maar de herkenning van het totale woord centraal staat.
De ontbinding in klanken volgde eerst in een later stadium.

Het kind kon al lezen voordat het letters kende. We zijn dan aangekomen bij de bekende boekjes van “An en Moe” die op hun beurt weer plaats moesten maken voor het bekende rijtje van “Boom, Roos, Vis”. Hierbij komt men enigszins terug van de globaalmethode door tegelijkertijd èn het totaalbeeld “boom” èn de klanken (b) (oo) (m) aan te leren. We praten bij deze ( voorlopig) laatste methode van de structuurmethode.

Boekjes
Veel boekjes hadden in de vorige eeuw een zedenkundige strekking. Naast de gebruikelijke leesboekjes kwamen er bij de invoering van de onderwijswet van 1857 ook leer-leesboekjes voor de nieuw ingevoerde vakken, zoals aardrijkskunde, geschiedenis en natuurkunde.
Pas na 1900 kwamen de meer op het kind gerichte boekjes van o.a. Ligthart en Scheepstra met illustraties van Jetses. Velen herinneren zich nog wel werkjes zoals “Nog bij Moeder”, met Ot en Sien in de hoofdrol.

Schrijven
Lang is de ganzenveer het schrijfgerei bij uitstek geweest. In het midden van de 19e eeuw was de stalen pen al in gebruik. Rond 1860 verschijnen al speciale schrijfmethoden, zodat meester niet meer eigengemaakte schrijfvoorbeelden moest maken.
Over de vorm van de letters (drukletters of Romeinse letters) en de wijze waarop ze geschreven dienden te worden (schuinschrift of blokschrift) was men het zeer oneens met elkaar. Trouwens, de geleerden hebben heden nog verschil in opvatting op dit punt.
Het schrijfmateriaal is wel veranderd, de kroontjespen is vervangen door de vulpen en de balpen. Van schoonschrijven werd overgestapt naar het aanleren van een handschrift waarbij snelheid naast fraaiheid een rol ging spelen.

Spelling
Pas in 1804 werd de spelling landelijk geregeld. De spelling van de Leidse professor Siegenbeek werd tot de officiële schrijfwijze verklaard. De onderwijzers wisten nu waar ze aan toe waren. Daarvoor bepaalde ieder voor zich wat hij goed dacht. In 1865 kwamen De Vries en Te Winkel met een nieuwe opzet voor de spelling. Wat moest men kiezen: Siegenbeek of De Vries en Te Winkel? Een nieuwe tijd van twijfels brak aan. Twijfels die trouwens ook nu weer heersen na de invoering van de nieuwe spelling. Intussen weet best iedereen dat het pannenkoek is maar beheersen we ook de andere wijzigingen al volkomen? Over de waarde van het juist spellen zijn de meningen vaak verdeeld geweest. Taalonderwijs mag niet louter spellingoefening zijn, maar een goed schriftelijk taalgebruik gaat niet zonder een goede spelling!

School-0703Rekenen
Wie kent niet de uitdrukking : “Dat is volgens Bartjens ….. .” Heeft u er dan ook bij stilgestaan dat met Bartjens de 17-e eeuwse Zwolse schoolmeester Willem Bartjens wordt bedoeld? Van de hand van deze man verscheen het bekende rekenboek “Cijfferinghe” dat twee eeuwen later, (1834) in een weliswaar bewerkte versie onder de naam Vernieuwde Rekenkunst, opnieuw werd uitgebracht en gebruikt werd in de Nederlandse scholen.
Bij Koninklijk Besluit was in 1817 bepaald dat voortaan in ons land gemeten en gewogen zou worden met maten en gewichten geënt op het metrieke stelsel. De meter kwam in de plaats van de el.De vernieuwde uitgave van Bartjens sloot aan op deze ontwikkeling wat nog niet zeggen wou dat de invoering van het nieuwe stelsel zonder slag of stoot plaatsvond. Inhoudsmaten geplaatst in de scholen werden hier en daar gebruikt als opbergplaats voor de meest uiteenlopende dingen die opgeborgen moesten worden. De meetstok met een lengte van een meter diende nog vaak als middel om te tuchtigen.

Vormleer
Een nieuw vak: “vormleer”, een soort eenvoudige wiskunde, dat bij de wet van 1857 werd ingevoerd was geen lang leven beschoren. Niemand die het jammer vond dat het vak in 1889 weer geschrapt werd.
Het rekenonderwijs was zeer gekunsteld, wars van de werkelijkheid. Sommen van reizigers, die in tegengestelde richting vertrokken van twee verschillende punten en elkaar op een bepaald punt moesten tegenkomen en van vollopende emmers door twee of meer op verschillend moment opengedraaide kranen waren aan de orde van de dag.
Het rekenonderwijs kenmerkte zich in later jaren meer als koopmansrekenen, waarbij door het maken van een oneindig aantal rijtjes sommen het een en ander werd ingeoefend.
In de jaren ’90 van de twintigste eeuw werd een ommezwaai gemaakt naar meer wiskundig rekenen dat meer het inzicht op rekengebied traint dan bepaalde trucjes bij de leerlingen inslijpt. Na Bartjens is heel wat gerekend, op velerlei manieren. Een feit is echter dat 1 + 1 nog altijd 2 is en dat de antwoorden van de tafels geen enkele wijziging hebben ondervonden of zullen ondergaan!

Terug naar de Sliedrechtse scholen rond de eeuwwisseling
Op 31 augustus 1898 werd op eendrachtige wijze door de schooljeugd het feest gevierd van de inhuldiging van Koningin Wilhelmina. Dankzij de getrouwe medewerking van schoolhoofden, onderwijzers en onderwijzeressen van alle scholen kon de uitvoering van een Kinderzangkoor der hoogste klassen van de openbare en bijzondere scholen (ruim 700 kinderen), onder leiding van de heer W. van der Schuijt, op de speelplaats van school 4 gegeven worden. Op de 1e september werd een schoolfeest gehouden voor alle schoolkinderen in hun eigen schoolgebouw, onder leiding van de hoofden van scholen en onderwijzend personeel, met medewerking van een aantal dames. Een feest waarop ieder met veel genoegen zou terugzien. In 1901 op 7 februari had eveneens een groot feest plaats ter gelegenheid van het huwelijk van Koningin Wilhelmina en Prins Hendrik.

Problemen bij de Maranathaschool
In juli 1897 is er voor het eerst sprake van het opheffen van school 1, de Maranathaschool, in Wijk A. Motief hiertoe was o.a. de ongeschiktheid van de verouderde school waarvan bij een stormvloed nog twee lokalen onder water hadden gestaan. De toenmalige schoolopziener Blokhuis wilde niet weten van afkeuring van het gebouw. Immers, het water liep er in en toch ook weer er uit ……… . Bovendien achtte hij de tijd nog niet rijp om schoolhoofd Groenevelt van school 2 met pensioen te sturen en voor hem de heer Disselkoen, hoofd van school 5, in zijn plaats te benoemen, waarmee ook de benoeming van de heer Janse als nieuw schoolhoofd van school 5 niet doorging. Hiermee was school 1 voorlopig gered.

School-0704In de kou
De verwarming van school 1 was ook zeer onvoldoende. In december 1899 zitten de leerlingen veelal in de kou. De duurte van de kolen en het beknibbelen op het loon van de kachelaanmaakster waren de redenen. In plaats van kolen werd kolengruis en kolenstof gestookt. Het loon van de aanmaakster was teruggebracht van f 1,00 met het nodige hout tot f 0,70 zonder hout per week. De vrouw diende een brandend spaantje en een houtje bij gebrek aan grove steenkool op het natte gruis te leggen waarmee de kachel aanwas gemaakt. De lokalen waren als gevolg van dit alles zo rond 9 uur met rook gevuld. Voor 11 à 12 uur lukte het niet de kachel goed door te laten branden, waardoor de leerlingen de eerste uren als verdoofd in de kou zaten.
De aanvangstemperatuur was 0 graden en deze liep ’s morgens op tot zo’n 10 graden.
Merkwaardigerwijze werd het boven aangehaalde eerst wel in het verslag van de Commissie van Toezicht opgenomen, maar kennelijk na beraadslagingen weer geschrapt. B & W bleven zodoende onwetend van de “koude” feiten …… , hetgeen eveneens gebeurde met de klacht van het hoofd van school 4 in wijk C. Wat niet kent, wat niet deert?
In 1901 is het aantal leerlingen van de Maranathaschool zo groot dat door de Commissie van Toezicht zelfs wordt aanbevolen de school met 2 lokalen uit te breiden.
Aan de school werd een onderwijzer extra toegekend maar van een aanbouw zou geen sprake kunnen zijn. Naar de mening van B & W was het beter een nieuwe school te stichten, gelegen tussen de scholen 2 en 3. Een voorstel waarmee men uiteraard zeer ingenomen was. Nog hetzelfde jaar wordt het besluit door de Raad genomen tot bouw van een nieuwe school ter hoogte van de Boslaan. Het besluit betekende tevens het einde van de school in het Maranathagebouw.

Leerplicht
Het zou nog tot 1874 duren eer de Kinderwet Van Houten werd aangenomen. Hierbij werd het verboden kinderen beneden de 12 jaar in dienst te nemen of te hebben. Helaas was dit niet van toepassing op huishoudelijke en persoonlijke diensten, waardoor het mogelijk bleef kinderen onder de 12 jaar in huis, fabriek of op het land te laten werken onder de hoede van vader of moeder. Een kwalijke maas in de wet!
Leerplicht kwam er pas in 1898. Er was veel tegenkanting tegen de wet. Het was de algemene verwachting dat de kamerleden met een stemmenverhouding van 50-50 het voorstel zouden verwerpen.
Een mol bracht echter redding, want tijdens een ochtendrit trapte het paard van de afgevaardigde baron Schimmelpenninck in een molshoop en wierp zijn ruiter ter aarde. Deze kan wegens een gebroken sleutelbeen niet ter zitting komen en als gevolg hiervan wordt de leerplichtwet van Goeman-Borgesius met 50 tegen 49 stemmen aangenomen. Ieder kind was nu verplicht 6 jaar naar school te gaan. Kinderen boven de 10 jaar konden ten hoogste 6 weken verlof krijgen om mee te helpen bij de land- en tuinbouw of de veehouderij. In 1921 wordt er een jaartje aan de leerplicht toegevoegd en in 1942 verplichtten de Nazi’s de kinderen tot 8 jaren leerplicht. In 1947 werd dit in onze wetgeving overgenomen. Het landbouwverlof komt in 1958 te vervallen.

Vroeg verlaten van de school
Een probleem is nog steeds het op te vroege leeftijd verlaten van de school. In 1898 komt van de schoolopziener een schrijven binnen, waarin de Commissie van Toezicht verzocht wordt er bij de werkgevers op aan te dringen “zich te beteugelen bij het aannemen van jonge werknemers”.
Het aantal kinderen dat te vroeg de school verliet was inderdaad hoog.

Onderstaand staatje – rond 1899 – geeft dit duidelijk aan:
School verlaten voor:         -de 12-jarigen leeftijd         -de volbrachte schooltijd

School 1 in Wijk A            30 %                            61 %

School 2 in Wijk A            29 %                            42 %

School 3 in Wijk B            0 %                             0 %

School 4 in Wijk C            42 %                            72 %

School 5 in Wijk D            44 %                            72 %

Op een aantal van rond de 1100 leerlingen is duidelijk sprake van een zorgwekkende toestand. Besloten werd een circulaire (500 stuks) te verspreiden in de gemeente waarin het probleem werd uiteengezet.
De invoering van de leerplicht in 1898 zou aan deze problemen een eind maken, hoewel de hoofden van de scholen 4 en 5 rapporteerden dat een negental leerlingen ondanks de leerplicht de school links lieten liggen. De invoering van de leerplichtwet betekende voor de scholen automatisch meer leerlingen, waardoor situaties met klassengrootten rond de 60 à 70 leerlingen een nieuw obstakel vormden.
Het ruimtegebrek werd problematisch. In 1902 zouden in totaal 100 leerlingen de scholen verlaten, terwijl er 230 op het punt stonden om toegelaten te worden.
Oplossingen werden bedacht om leegstaande lokalen van school 2 in gebruik te nemen, een klasse van school 1 naar school 2 over te brengen, een nieuwe wijkindeling aan te bevelen.
Er circuleerden zelfs geruchten dat kinderen moesten blijven zitten daar het qua plaatsruimte beter uitkwam.

Overlijden van het hoofd van school 4
Op 10 april 1900 overlijdt het hoofd van school 4 in wijk C, de heer Van der Schuijt. Deze gebeurtenis veroorzaakt een diepe schok binnen de plaatselijke onderwijswereld.
Het zou tevens een herplaatsing van een tweetal schoolhoofden ten gevolge hebben. Tot hoofd van school 4 werd benoemd de heer Disselkoen, voorheen hoofd van school 5. De heer Janse, hoofd van school 1 in wijk A, werd het nieuwe schoolhoofd te Baanhoek.
Duidelijk had Janse hoge verwachtingen van de aan te treffen situatie. Dit viel echter tegen. De leerlingen waren weliswaar geciviliseerder dan aan het boveneinde, maar in de verstandelijke ontwikkeling was hij zeer teleurgesteld……… . Een nieuwe naam is die van de heer T. Hoekstra uit ’s Gravenzande, benoemd tot hoofd van school 1 in de plaats van de heer Janse.
Een noodlottig sterfgeval overkwam de heer ’t Hoen die op 1 juli 1902 40 jaar verbonden was aan ’t onderwijs. Bij het schaatsenrijden in de winter van 1902 verongelukte de genoemde onderwijzer helaas.

De scholen krijgen nummers
Nu er zoveel scholen waren werd het nuttig deze op de één of andere manier aan te duiden. Een naamgeving was in die tijd nog niet gebruikelijk. Alleen in de volksmond werden namen gebruikt, waarbij de scholen vernoemd werden naar het hoofd der school. Een aardige gedachte natuurlijk, maar … een overplaatsing van een schoolhoofd van de ene naar een andere school kon voor veel verwarring zorgen. Van gemeentewege werd voor nummers gekozen. Hierbij ging men in eerste instantie nog uit van een nummergeving, waarbij gekeken werd naar het jaartal waarin de school geopend werd. De school onder de kerk was oorspronkelijk school I, de school aan de Tolsteeg heette school II.
Later werd de “Maranathaschool’ in Wijk A getooid met het nummer 1, de “Groeneveldeschool” heette school 2, de school van de heer Frahm was school 3, de school bij de kerk school 4 en de school op Baanhoek school 5.

De Commissie treedt geheel af
Het aantal schoolgaande kinderen op het boveneind van de gemeente was intussen zo groot dat het gemeentebestuur besloot een nieuwe school te laten bouwen ter hoogte van de Boslaan. Een besluit dat door de Commissie van Toezicht bestaande uit de heren: Dr. P. Langeveld (voorzitter), Y. L. de Jong (secretaris), B.W. de Jong en I.J. van den Berg met gejuich werd begroet.
De heer Langeveld herdacht op 15 januari 1902 het feit dat hij 25 jaar geleden plaats nam in hierboven genoemde commissie.
Ruim een jaar later neemt de heer Langeveld het besluit te bedanken voor het lidmaatschap van de Commissie. Hij is van mening dat B & W en/of de Raad van de gemeente Sliedrecht de laatste tijd herhaaldelijk het advies der Commissie naast zich neerlegt en een negeren van een advies rond het Herhalingsonderwijs voor Meisjes was de druppel die de emmer deed overlopen. De overige commissieleden verklaarden zich solidair en traden allen af, welk besluit per 2 april 1903 aan de Raad werd meegedeeld.

Een nieuwe Commissie
Op 17 september 1903 kwam een nieuw benoemde Commissie voor het eerst bijeen. Benoemd waren de heren: A. Prins de Baat, D. Kroon en Th. Ph. van Papenrecht. Met veel wilskracht, lust en liefde ving men de taak aan, hoewel de leden geheel onkundig waren met de materie en zelf spraken van “katten in een vreemd pakhuis.” Later zou de Commissie aangevuld worden met de heren J. Prins van Wijngaarden en A. A. Hofman.
Het eerste verzoek kwam van de afdeling Sliedrecht van de Bond van Ned. Onderwijzers om een geregelde pauze in te stellen tijdens de schooltijden. Het tweede verzoek kwam van dezelfde groep, waarbij inzage werd gevraagd in het jaarverslag van de schoolhoofden. Hieromtrent zou tevens de mening moeten worden gevraagd van de onderwijzers. Mochten de hoofden van scholen weigeren dan zou het volgens commissielied Kroon aan de leerkrachten gevraagd kunnen worden zelf met een jaarverslag te komen. Het derde verzoek, eveneens van de kant van de onderwijzers, hield in een vraag om de klassen kleiner te maken en alle niet in gebruik zijnde lokalen ter beschikking te stellen. Er zou dan met 28 leerkrachten gewerkt kunnen gaan worden en daar er reeds 27 leerkrachten in de gemeente Sliedrecht werkzaam waren, diende slechts één persoon nieuw te worden aangesteld. Hierdoor zou dan mede aan een grief van de onderwijzers; het ambulantisme* van de hoofden een eind komen.
De commissie had duidelijk behoefte aan informatie. Een abonnement op een tweetal onderwijsvakbladen, t.w. “De Bode” en ” ’t Nieuwe Schoolblad” werd genomen, zodat men met de visie van de beide partijen, de schoolhoofden en onderwijzend personeel, zou kennis maken.

*( vrijgesteld zijn van lesgeven)