10 – De verdere geschiedenis der Heerlijkheden

Eerder hebben we uiteengezet hoe het dorp Sliedrecht bestond uit drie heerlijkheden: Naaldwijk, Lockhorst en Niemandsvriend.

De eerste twee grensden ongeveer bij het kerkgebouw (thans hoek Stationsweg) aan elkaar. Lockhorst grensde aan Papendrecht, terwijl Niemandsvriend geheel omsloten werd door Lockhorst.

Aan het hoofd van elk der heerlijkheden stond een heer die feitelijk het gehele bestuur in zijn heerlijkheid in handen had. Hij benoemde een schout die het dorp in zijn naam bestuurde. De heer was een man van gezag die door allen gevreesd werd. De heer benoemde de predikant, de schoolmeester, de chirurgijn enz. enz. en had zodoende een overwegende invloed op het kerkelijk en maatschappelijk leven.

In het algemeen kan men zeggen dat Sliedrecht het met zijn heren niet zo slecht getroffen heeft, al was het ook niet altijd pais en vree. Op het platteland was men in het algemeen steeds zeer Oranjegezind geweest. Zo ook in Sliedrecht. Het was een ramp wanneer er op een dorp een heer was met andere gevoelens. Vooral later in de 18e eeuw. In Sliedrecht waren in de 17e eeuw de geslachten Van Blyenburgh en Van der Burch eigenaren van de heerlijkheden. Juist deze families waren zeer Oranjegezind. Leden van deze geslachten fungeerden als trouwe helpers van Willem III in Engeland en tijdens zijn veldtochten in België. In de 18e eeuw was het de familie Collot d’Escury die het dorp in de oude geest bestuurde en hier de eendracht wist te bewaren in tegenstelling met andere dorpen waar door de onderlinge ruzies grote schade veroorzaakt werd.

Naaldwijk
Geschiedenis-1001De heerlijkheid Naaldwijk begon aan de grensscheiding met Giessendam en liep tot het Kerkweer. Ze was 620 morgen groot en werd in de 17e eeuw en later gehouden voor “allodiaal” goed. Men dacht toen dat het land nooit door de graaf in leen gegeven was. Eerder in ons verhaal lieten we echter weten dat het een leen was van de heren Van Voorne. Het behoorde in 1432 nog aan Aelbrecht van Naaldwijk. Later kwam het – waarschijnlijk doordat de heer de spade op de dijk stak, omdat het dijksonderhoud hem te zwaar viel- aan de “Gemene Ingelanden” van de Alblasserwaard.

Te Dordrecht, in de St. Jorisdoelen, werd het land geveild uit naam van de “Gemene Ingelanden” en gekocht door Jhr. Adriaan van Blyenburgh, schout van Dordrecht, ridder van de Orde van St. Michel en waardijn van de Munt van Holland, gesproten uit het geslacht van die naam, dat in de vrijwording van ons land in 1572 zulk een belangrijke rol heeft gespeeld.
Hij werd opgevolgd door Mr. Jacob van Blyenburgh Adriaensz (1630-1633), die dezelfde titels en ambten als zijn vader had. Zijn opvolger, broer Adriaen, was een dapper man die zich in de vele oorlogen van Prins Willem III tegen Lodewijk XIV herhaaldelijk onderscheiden heeft. In 1674 nam hij deel aan een slag waarbij Prins Willem III verslagen werd. Van Blyenburgh wist echter door het vormen van een wagenburcht het verlies van de pakkage en van de krijgskas te voorkomen.
Uit zijn huwelijk met Levina de Vries werden niet minder dan 16 kinderen geboren. In haar testament had zij aanvankelijk haar zoon Adriaan tot opvolger benoemd. Echter al haar kinderen -op een na- kwamen voor haar te overlijden, zodat zij in een van haar latere testamenten klaagde dat van al haar kinderen haar niet anders overgebleven was dan haar dochter Charlotte Elisabeth, die gehuwd was met Mr. Johan van der Burch. Bovendien wilde het ongeluk dat zij voortdurend in onmin leefde net die schoonzoon. Deze maakte schulden en dronk en zoals men het toen uitdrukte: “Een wittebroodskind was, dat men het best naar Oost of West kon schikken (sturen)”. Uit haar vele testamenten, er zijn er minstens vijftien bekend, blijkt het ongenoegen dat deze schoonzoon haar bezorgde. Na haar dood heeft zij aan hem en haar dochter niets anders nagelaten dan het vruchtgebruik, ook wat betreft de heerlijkheid Naaldwijk. De gehele erfenis moest onverdeeld blijven tot na het overlijden van Mr. Johan van der Burch, wat op 14 Maart 1732 op het huis Blyenburgh in Sliedrecht geschiedde. Na zijn dood werd zijn erfenis niet aanvaard wegens de grote schulden, vooral aan wijnhandelaars.
Zijn dochter, Charlotte Elisabeth van der Burch bracht Naaldwijk door huwelijk aan Simon Petrus, baron Collot d’Escury, die de drie heerlijkheden van Sliedrecht verenigde.

Oversliedrecht
Geschiedenis-1002De heerlijkheid Oversliedrecht strekte zich uit van de kerk westwaarts tot aan Papendrecht toe en omsloot ook de heerlijkheid Niemandsvriend, waarover later.
Oversliedrecht was in 1394 door het huwelijk van Agnes van de Merwede met Adam van Lockhorst in de familie Lockhorst gekomen en daarin gebleven tot 1631.

Via het huwelijk van Geertruyd van Lockhorst met Jhr. Nicolaas Schagen van Matenesse, kwam de heerlijkheid in 1675 -na verkoop- in handen van Johan Teding van Berkhout. Deze was lid van de Vroedschap van Amsterdam en een gewaardeerd medewerker van Prins Willem II, die hij ook naar Engeland volgde. Het leven aldaar schijnt echter voor de Hollandse dienaren van de Prins veel te kostbaar geweest te zijn en zodoende ging de heer Teding van Berkhout onder zware schulden gebukt. Dit noodzaakte hem zijn heerlijkheid Oversliedrecht in 1693 weer te verkopen.
Koper was Adriaen Dingeman van der Burch, vroedschapslid te Dordrecht, en zijn opvolger was Mr. Johan van der Burch, Heer van Kurrihil in Engeland, die in 1758 te Zaltbommel overleed. De boedel werd slechts onder recht van boedelbeschrijving aanvaard. Bij de verkoping van de eigendommen kocht Simon Petrus Collot d’Escury op 3 januari 1759 Oversliedrecht en verenigde zo Naaldwijk en Oversliedrecht.

Handjeklap
Een contract van correspondentie is een overeenkomst waarbij onderscheiden regeringsleden overeenkomen door het uitbrengen van hun stemmen te bewerken, dat hun bloedverwanten of vrienden in de regeringsbetrekkingen gekozen werden. Het gevolg hiervan was dat de zo zeer gevreesde en noodlottige familieregering ontstond, waaraan eerst de revolutie van 1795 een eind maakte.
Tot heden toe vond men dergelijke contracten van correspondentie alleen in de steden. Bij mijn onderzoek naar de geschiedenis van Sliedrecht was ik (de heer Lips) zo gelukkig de hand te kunnen leggen op een dergelijk stuk betreffende de geschiedenis van de drie heerlijkheden in ons dorp.
Op 12 december 1744 verschenen voor de notaris Pieter van Well te Dordrecht, Heer Simon Petrus Collot d’Escury, Heer van Naaldwijk in Slijdregt en Mr. Johan van der Burch, Heer van Niemandsvriend, Schepen in Wetten en Oud-Raad van Dordrecht.
Zij kwamen overeen, dat wanneer de drie Heren van Sliedrecht hun stem moesten brengen, hetzij op de rekening van de Alblasserwaard, hetzij bij de verkiezingen van Hoogdijkheemraden van de Alblasserwaard, zij hun stemmen op een persoon zouden uitbrengen. Bij verschil van mening besliste het lot.
Het doel was meer profijt te trekken. Immers allengs was bij de verkiezingen het bederf van de stemmenkoperij ingeslopen. Het voordeel blijkt ook duidelijk. Zonder blikken of blozen staat er dat men de revenuen, van het aanstellen van Hoogdijkheemraden komende, elk voor de helft zou genieten.
Wat nog erger was, men wilde met deze acte bereiken dat de stem van de heer van Oversliedrecht waardeloos werd en deze dus ook geen revenuen kon trekken. Alleen maakte men er de bepaling bij dat dit contract niet zou gelden zolang de toenmalige heer van Oversliedrecht, Mr. Johan van der Burch van Courrihil nog leefde. Tenslotte heeft het contract niemand schade gedaan. Zoals wij reeds lazen, kocht S. P. Collot d’Escury zelf in 1759 de heerlijkheid.

Niemandsvriend
Geschiedenis-1003Niemandsvriend was altijd het minst belangrijke van de drie heerlijkheden en het werd geheel door Oversliedrecht omsloten. Bovendien was het nog in twee helften verdeeld. Het gebeurde zelfs eenmaal dat er een eigenaar van een vierde gedeelte was.
De ene helft was allodiaal of gewoon particulier bezit, terwijl het andere gedeelte weer een leen was van het bekende huis Nijenrode in Utrecht.
Bovendien trachtten de twee grotere heerlijkheden Niemandsvriend nog van de weinige rechten te beroven. Zo had het in de 17e eeuw nog met Oversliedrecht evenveel stemmen als Naaldwijk bij de verkiezing van kerkelijke ambten, maar in de 18e eeuw verklaarden de andere heren, dat Niemandsvriend over de Kerk niets te vertellen had. De inwoners dienden wel de godsdienst in de kerk waar te nemen.
Eigenaars waren in de 17e eeuw de Heren Van der Burch, welk geslacht eindigde in de 18e eeuw met Mr. Johan van der Burch die in 1771, op zijn buitenplaats Weizigt aan den Spuiweg te Dordrecht, overleed.
Daarna werden nog genoemd diens halfzuster Sophia Adriana Houeff en haar man Mr. Hendrik Onderwater, totdat tenslotte ook Niemandsvriend aan het geslacht Collot d’Escury kwam.
Na 1795 verloren de heerlijkheden hun belang. Daarvoor kwam de burgerlijke gemeente in de plaats. Eerst gekozen door de koning en later door de kiesgerechtige inwoners zelf. Onder het nieuwe en meer democratische bestuur zou ons dorp eerst tot volle ontplooiing komen. De heerlijkheden kwamen in de 19e eeuw tenslotte aan het geslacht van Bijlandt.