13 – Regententijd

Geschiedenis-1301
Het pachtersoproer
Het volk komt in opstand tegen de heffingen van de belastingen.

De verarming die in 1672 was begonnen, zette zich ook in de 18e eeuw voort. Vooral de steden werden er door getroffen, terwijl men op het platteland naast kwade ook nog goede jaren telde.
In 1733 gingen de Staten van Holland er toe over om een groot gedeelte van de belasting, die door de steden opgebracht werd, op het platteland te verhalen. In dat jaar werd namelijk de verponding, onze tegenwoordige grondbelasting, opnieuw geschat en het gevolg was, dat de dorpen nu het leeuwenaandeel moesten dragen. De boerderijen die vroeger van belasting waren vrijgesteld, werden alle aangeslagen. De heersende regentenaristocratie zorgde er wel voor zelf niet al te zwaar belast te worden.

Koopsom
Daarbij kwam nog dat op het platteland een bestuursapparaat gehandhaafd werd dat verre boven het normale en boven de draagkracht van de plattelandsbevolking uitging. Als we de klachten uit die tijd mogen geloven, dan was het in de Alblasserwaard hiermee nog erger gesteld dan elders. Men had eenvoudig de hoge salarissen uit de Gouden Eeuw onverminderd gehandhaafd. De regenten trokken daar groot voordeel van. Niet dat ze zelf die betrekkingen wilden bekleden……. Wanneer er echter een postje openviel, waren er zoveel liefhebbers, dat de regent die de “toerbeurt” van het vergeven had, een aanzienlijk bedrag als koopsom kon bedingen. Hoe hoger het salaris was, des te hoger de koopsom. Daarom was van de zijde van de regenten nooit verandering te verwachten. Tegen deze grieven konden de plattelanders alleen de hulp van Oranje inroepen. Zelf hadden ze geen stem bij de Staten van Holland.

Krijgsdienst
Een ander bezwaar van de plattelanders was de krijgsdienst. In de 80-jarige oorlog had men huis en haard met mannenmoed verdedigd en vriend en vijand verbaasd doen staan. Een ding wilde men echter niet: buiten het eigen dorp dienen. In 1672 was dat al eens misgelopen en burgemeester Hallinog uit Dordrecht zag zijn huis en buitenhuis geplunderd en verwoest. De plattelandsbevolking schreef die voor hen hatelijke bepaling altijd toe aan de vijanden van de Prins van Oranje, al ging het bevel daartoe van de Prins zelf uit. Men kon nu eenmaal een hatelijke maatregel niet toeschrijven aan de persoon, die men liefhad.
Echte soldaten waren de Nederlanders nooit en de krijgsdienst was veracht. In 1650 klaagde een militair dat zijn familie hem niet wilde kennen omdat hij soldaat was. In 1672 sprak een vreemd soldaat het vrij uit dat er geen kerel in Holland was, die voor zijn vaderland wou opkomen.
In 1672 was het nog tot een tijdelijk herstel van de wachten langs de Merwede gekomen, maar daarna was alles verwaarloosd. In 1747 besloten de Staten van Holland om de mannen van het platteland onder de wapenen te brengen Ze moesten leren met de wapens om te gaan, te exerceren. Dit alles in het belang van de defensie van het Vaderland als de noodzaak dit zou eisen. Door de spoedige vrede van Aken in het voorjaar van 1748 kwam er niet veel van terecht.

Keezen en Oranjeklanten
In deze tijd beginnen zich grote onenigheden onder de bevolking te vertonen, die als de twisten van Patriotten en Prinsgezinden of ook wel als die van Keezen en Oranjeklanten, bekend zijn. Het lagere volk en de boeren op het platteland waren Oranjegezind. Die Oranjegezindheid ontaardde ook wel eens in het zich onttrekken aan onaangename lasten van overheidswege opgelegd. Was men het met een bepaling niet eens, dan maakte men oproer en greep dan naar het Oranjevaandel.

Prins Willem V
Naast de Oranjeklanten had men de oude Regentenpartij die antistadhouderlijk was en geen veranderingen wenste. Het was toch altijd zo goed onder hun bewind gegaan. Hoofdzaak was echter hun eigen belang. In opkomst was ook een nieuwe partij die de nieuwe denkbeelden voorstond en waarvan de aanhang grotendeels uit het ontwikkelde deel van de burgerij bestond. Jammer genoeg ging deze groep, toen Willem V niet de juiste man voor zijn tijd bleek te zijn, tot de antistadhouderlijke partij over. Zeer verderfelijk was ook het heulen van de Patriotten met de Fransen. Het heeft het einde van de republiek verhaast. Eigen belang en baatzucht zijn de fouten die door alle partijen en door alle standen in de Republiek gemaakt zijn. De straf was de jarenlange verdrukking onder het Franse juk.

Geschiedenis-1302
Van der Cappellen, één van de leiders van de Patriotten,
met zijn gezin.

Patriotten
De Patriotten brachten de nieuwe inzichten op maatschappelijk en geestelijk gebied naar voren en werden zoals alle brengers van nieuwe ideeën verafschuwd en verafgood. Toch waren hun ideeën, ontdaan van alle bombast, bestemd om te zegevieren.
Een der leerstellingen van deze groep was, dat het vaderland door de eigen burgers verdedigd moest worden i.p.v. door vreemde huurlingen. Bij deze maatregel, die tegenwoordig vanzelf zou spreken, ontmoetten zij geweldige tegenstand, niet in het minst op het platteland waar men gedeeltelijk terecht, maar ten dele ook uit lafhartigheid, voorgaf bevreesd te zijn, dat die corpsen tegen Oranje gebruikt zouden worden.

Oproer in Sliedrecht
Sliedrecht geleid door zijn Oranjegezinde heer S. P. Collot d’Escury was Oranjegezind, evenals Alblasserdam, Giessendam, Hoornaar, enzovoort. In Papendrecht hadden de Patriotten het bestuur in handen. Of een dorp Oranjegezind was, kon men constateren uit het feit of dat dorp een adres stuurde aan de Staten van Holland tot herstel van de Prins als bevelhebber van het Haagse garnizoen. De Patriottische dorpen en steden zonden een adres tot hulpverlening aan de steden Hattem en Elburg, die door de troepen van de Prins belegerd werden.
In 1784 werd door de Staten van Holland besloten dat alle volwassen mannen in Holland zouden deelnemen aan een loting “voor de derde man”, d.w.z. een derde deel van hen zou moeten dienen.
Toen men op de 24 januari 1785 te Sliedrecht in de kerk tot een loting zou overgaan, ontstond er een geweldig geschreeuw. Men riep dat men niet voor de Staten wilden exerceren, maar wel voor de Prins.
Zij eisten een Oranjevaandel van den schout. Men sloeg op koperen bekkens en riep: “Vivat Oranje en de Prins boven”. De menigte nam al meer en meer toe en men was al bezig met andere dorpen te onderhandelen over een gemeenschappelijke aanval op de Patriotten. Toen evenwel de Patriotten in Papendrecht zich bewapenden en er het gerucht rondging dat de Dordtse Vrijcorpsen bijeengeroepen waren ging men spoedig uiteen. Kort daarop volgde een geruststellende publicatie van de Staten van 27 januari 1785 waarin beloofd werd dat geen tocht of wacht buiten het dorp gedaan behoefde te worden. Op 19 augustus volgde een amnestie voor allen die aan het oproer schuldig waren. Toen de Patriotten meer en meer de overhand kregen, werden tegen de Oranjegezinde dorpen allerlei onaangename maatregelen getroffen. Sliedrecht kreeg als garnizoen twee afdelingen huzaren van den Rijngraaf van Salm, die vele baldadigheden bedreven en op kosten van de burgerij van Sliedrecht ingekwartierd werden.

De Franse tijd
Al feller en feller werd de betreurenswaardige partijstrijd en het kwam zelfs zo ver dat men zich tegen elkaar wapende. Voor het tot een treffen kwam, werden de boeren in de Alblasserwaard van Giessendam tot Dordrecht op onverwachte wijze op 11 september 1787 van hun wapens beroofd door de Patriottische vrijcorpsen. Spoedig kwam er toen een einde aan de verdrukking van ons dorp Toen Prinses Wilhelmina, de vrouw van Willem V, zwaar beledigd werd door de Patriotten, riep zij haar broer, de koning van Pruisen te hulp. Op 18 september 1787 kwamen de Pruisische troepen hier aan. Het Pruisische corps onder Winsingrode kwam langs de Waaldijken tot Gorinchem, waar de Patriotten nog enige weerstand boden, maar dat op 17 september aan de Pruisen overging. Op 18 september trokken ze langs de dorpen Hardinxveld, Giessendam, Sliedrecht en Papendrecht om Dordrecht te gaan bezetten.
Hadden de Oranjeklanten in 1787 de vijand binnen het land geroepen, in 1793 en 1795 deden de Patriotten hetzelfde door het inroepen van de Franse hulp.
Evenwel werd in 1793 de verdediging van Nederland beter georganiseerd dan in 1787. Op het Hollands Diep lag een aantal kanonneerboten, terwijl de killen en gaten in den Biesbosch door kanonnen bestreken werden. Zo vormde de dijk van Gorinchem tot Dordrecht a.h.w. de tweede verdedigingslinie. In Sliedrecht bevond zich batterij nr. 11, genaamd de Jonge Prins, benedendijks over het zgn. Vissersgaatje, gemonteerd met twee ijzeren twaalfponders en batterij nr. 12 genaamd de Stadhouder over het zgn. Venusgaatje, eveneens gemonteerd met twee ijzeren twaalfponders. Voorts werden er twee korte drieponders te Sliedrecht in reserve gehouden.
In 1795 kwamen de Fransen terug en men hoort niet veel van de aangelegde batterijen, doordat de Fransen allerwegen over het ijs het land binnentrekken. Zoo kwam dan het einde van de trotse Republiek, een einde verhaast door zelfzucht en eigenbaat bij alle groepen der bevolking.

Geschiedenis-1303Een fluwelen revolutie
In 1795 vonden grote veranderingen plaats in ons dorp. Al het oude werd met een pennenstreek afgeschaft. Grote schrik heerste er bij vele bewoners voor de komst van de Fransen. Velen verlieten het dorp. Ze sloten hun woningen en vestigden zich elders, bevreesd als zij waren voor de wraak van de tegenpartij. Tenslotte is dat erg medegevallen. De Fransen, die al niet meer de echte revolutionairen van 1787 waren, hebben belet dat de Hollanders tot uitspattingen overgingen en zo werd het in 1795 een fluwelen revolutie, waarbij niemand een haar gekrenkt werd. Sliedrecht kreeg garnizoen van de 164-e halve brigade Franse scherpschutters onder Holbee, welke troepenmacht bij de burgers werd ingekwartierd. Ter vermijding van botsingen en ongelukken werden voor enige dagen alle jacht-, bout-, en schietgeweren ingenomen.

Wij zijn thans zover in de geschiedenis gekomen, dat wij de gebeurtenissen van 1795 op behoorlijke afstand zien en ze dus naar hun waarde kunnen beoordelen. Voor Sliedrecht was het jaar 1795 een jaar van grote verbeteringen. Elke verandering kon alleen maar een verbetering zijn in een bestuur waar zoveel misbruiken heersten.

Hoofdplaats
Allereerst werd Sliedrecht nu een gemeente in plaats van de drie heerlijkheden (Naaldwijk, Niemandsvriend en Lockhorst). Er kwam een bestuur van schout en 7 schepenen, terwijl door de stemgerechtigde burgers een Municipaliteit of Gemeenteraad verkozen werd. De heer van de heerlijkheid werd van alle invloed op het bestuur uitgesloten. In later tijd werd ook het gedeelte van de gemeente over de Merwede met Sliedrecht verenigd, wat in de 19e eeuw tot bloei van het dorp heeft bijgedragen.
Sliedrecht werd in 1795 de hoofdplaats van het District nr. 48, Lek en Merwede, een positie die het krachtens belangrijkheid en inwoneraantal (2495) dan ook toekwam.
Ook het polder- en kerkbestuur werd anders geregeld en naar de geest van de tijd werd aan de burgerij hier ook de invloed verzekerd die het toekwam.
In het algemeen kan men zeggen, dat Sliedrecht in 1795 de voorwaarden bekwam, waarop de groei en bloei van de gemeente in de 19e eeuw gegrondvest is.

Natuurlijk waren er ook schaduwzijden. Het begon al met inkwartiering, rekwisitie van paarden, vee en graan. De burgerij moest nu zonder morren in de gewapende burgerwacht dienst doen, zelfs een plaats in het leger vinden, iets waar men op het platteland nimmer aan gewild heeft.
Toch kon men nu in Sliedrecht veel meer doen dan vroeger. Niettegenstaande een groot bedrag aan oorlogskosten van 1793 (3 à 4000 gulden) kon men in 1807 overgaan tot het bouwen van een nieuw schoolgebouw, waartoe door twintig van de rijkste ingezetenen elk een bedrag van f 200,= werd voorgeschoten.

Na 1808 wordt het stil in Sliedrecht. De nieuwe stand van zaken, in 1795 met zoveel animo begroet, bleek ook zijn schaduwzijden te hebben en onder de druk van het Franse bestuur werd de toestand op economisch gebied steeds slechter. Na 1808 werd er in Sliedrecht niet veel meer aan bestuurszaken gedaan. Het lopende werd afgedaan door Gerard van Hattem, eerst als schout en secretaris en later als maire, en na het vertrek van de Fransen als burgemeester. Het is te begrijpen, dat men in Sliedrecht, evenals elders, hartgrondig naar een verandering in de toestand begon te verlangen.