Kerken naast (uit) de Nederlands Hervormde kerk.
In de 19e eeuw hebben er in kerkelijk Nederland nogal wat veranderingen plaats gevonden. Het gaat niet om de mooiste bladzijde uit de kerkgeschiedenis. Wel moet gesteld worden dat ondanks de scheidingen en scheuringen in de kerk de weg van het geloof is open gebleven. Daarmee is duidelijk dat de kerk, hoe jammerlijk verscheurd, meer is dan een menselijke instelling.
Na het plotselinge vertrek van ds. J.R. Dijkstra wordt op 16 februari 1890 een nieuwe predikant bevestigd, ds. G.W.H. Esselink komende uit Broek op Langedijk.
Als aanhangsel in de kerkenraadsnotulen wordt vermeld:
“Dat ds. Esselink in den morgen uren alhier is bevestigd op zondag den 16e Februarij door zijn Eerw. zwager ds. J. Breukelaar te Leens naar aanleiding van Jesaja 52 : 7.
= Hoe liefelijk zijn op de bergen de voeten desgenen, die het goede boodschapt, die den vrede doet hooren. =
En des avonds verbond onze leeraar zich plechtig aan de gemeente met de woorden uit
2 Tessalonicensen 3 : 1 = Voorts, broeders, bidt voor ons, opdat het woord des Heeren zijne loop hebbe, en verheerlijkt worde ook bij u; =
Een grote scharen zoowel s’morgens als s’avonds was daarbij tegenwoordig. Ook de burgemeester, J.A. Van Haaften en de heren wethouders Seret en Kalis waren hierbij aanwezig. Dat de Heere zegene verder door hem en ons alle te zamen tot de roem zijns grote naams en tot zaligheid veler ontsterfelijke zielen, is onze harte wensch”.
Op 8 Juli 1890 verzoekt een commissie van de Jongelingsvereniging of zij op de kerkenraad mochten komen. Ze spreken over de toestand van het kerkorgel. Volgens hen is die zo slecht dat er elk ogenblik iets kan opdoen, zodat het orgel niet meer te gebruiken is. ( er staat niet wat er kan gebeuren).
Deze commissie willen gelden gaan inzamelen voor reparatie of een nieuw orgel. De kerkenraad stemt in. De predikant zal vanaf de kansel de gemeente bekend maken dat genoemde commissie zal rondgaan om gelden in te zamelen. Een zuster uit de gemeente biedt fl.1000,00 ter leen aan tegen 4% rente per jaar en een jaarlijkse aflossing van fl.100,00.
In het verslag van de kerkenraad van 6 oktober 1890 staat: De kerkenraad heeft met algemene stemmen besloten een orgel te kopen bij den Heer Bijlaart te Dordrecht voor een bedrag van fl. 1925,00 en hem ook daarvoor het oude orgel af te staan. Dit is alles wat er over het orgel in de notulen vermeld staat.
In de “Zondagsbode” voor Sliedrecht en omstreken staat bij de predikbeurten vermeld dat er woensdagavond 11 maart 1891 om half zeven er een bijeenkomst is t.g.v. de inwijding van het nieuwe orgel. Sprekers zijn ds. Esselink en ds. Egelberts uit Giessendam.
Volgens overlevering zou het orgel afkomstig zijn uit een kapel van een oud klooster en dateren uit de 17e eeuw. Diezelfde overlevering verhaalt dat in de strenge winter van 1890-91 dit orgel over de dichtgevroren rivier van Dordrecht naar Sliedrecht is vervoerd.
In 1931 is dit orgel mee verhuisd naar de nieuwe kerk aan de Oranjestraat. Het is later wel wat uitgebreid, maar het geheel is volgens deskundige een instrument waar we erg zuinig op moeten zijn.
Het jaar 1892 is in de vaderlandse kerkgeschiedenis een bijzonder jaar. De kerken, ontstaan uit de Doleantie (1886) en de kerk ontstaan uit de Afscheiding (1834) gaan samen onder een nieuwe naam de Gereformeerde kerk in Nederland.
Op 11 juli 1892 besluit de kerkenraad van de Chr. Geref. Gem. te Sliedrecht dit besluit te volgen, zodat vanaf die datum wordt gesproken over de Gereformeerde kerk te Sliedrecht. Plaatselijk had dit geen gevolgen omdat er in ons dorp geen Doleantie heeft plaats gevonden.
Zeer streng zijn de winters van 1890-91 en 1892-93. Met het oog op de felle koude wordt de diakenen verzocht een buitengewone uitdeling te doen aan de armen der gemeente.
Wie deden er in 1894 belijdenis? Na onderzoek door de kerkenraad worden toegelaten: J.van Bergeijk, B.J.v.d.Vlies, P. Veldhuizen, G. Elzenaar, T. Baars, P.v.d.Graaf, Jannetje de Leege, Mijntje J. Bruigom, Jannigje J. Kramp, Johanna A. Hartog, Grietje de Jong, Wilhelmina Wildeman, Adriana C. Hofman, Pietje v.d.Graaf, Pietje Visser, Grietje Bons, Wilhelmijntje v. Zon, Cornelia Kraaijeveld en Barbera de Haan.
In de notulen worden de jonge dochters met hun voornaam genoemd, maar de jongelingen niet! Maar ja, emancipatie was toen nog niet aan de orde.
Zuinigheid met energie was ook toen al aan de orde. De kerkenraad geeft de koster opdracht de gaslampen in de kerk pas open te draaien als de voorlezer op zijn plaats staat.
Een opmerkelijk soort ‘zuinigheid’ lezen we in november 1894. Er was een grote gift ontvangen Tweehonderd gulden met een bijzondere bepaling. “Voor nieuwe lampen in de kerk. Mochten echter de onkosten minder zijn dan genoemde gift, dan moet het overschot terug betaald worden”.
Er werd goed nagegaan of ieder wel trouw de kerkdiensten (toen zei men Godsdienstoefeningen) bezocht. Trouwens het gehele leven van de gemeenteleden werd in de gaten gehouden. De ouderlingen bezochten de mensen en rapporteerden. Zij werden dan vermaand en als er geen verbetering was, kwamen ze onder censuur of werden geschrapt als lid. Op een zondag in juni 1893 werden een aantal namen van de kansel afgekondigd met het verzoek aan de gemeente om voor hen te bidden in het vertrouwen dat de Heere hen van hunne dwaling zal terugbrengen.
Maar ook de armen werden niet vergeten in de vorm van b.v. “mondbehoeften en brandstof”.
Een ander gegeven b.v. “De wed. v.H. komt in de vergadering met dankbetuiging voor de ondersteuning tijdens haar weduwenstaat, maar zij verzoekt om nog deze week haar ondersteuning te mogen ontvangen dewijl ze nog niet hertrouwd was en dus nog zonder verdiensten was”!
Naast goede berichten over de gemeente, was er ook een aantal leden die ds. Esselink verweten niet de volle raad Gods te verkondigen. Zij missen het bevindelijk karakter en gaan nu naar de Chr. Geref. Kerk te Baanhoek. Zij worden ambtelijk bezocht, doch verschillende volharden in hun dwaling. Br. K. wordt door de ouderlingen vermaand wegens te weinig kerkbezoek, hij geeft een bijzondere reactie = niets tegen den Leeraar te hebben, maar tegen de kerkeraad , die zoo licht zijn als een veer en daarom zulke lichte predikanten beroepen. Hij wil niet naar Van Drunen (Chr.Geref), omdat die te overgeestelijk is….. maar hoort hem liever als ds. Esselink !! =
Een gift voor de Armen van br. de J. ( fl.15,00). Uit dankbaarheid daarvan werd aan elke bedeelde fl.1,25 wordt uitgekeerd
Er werd gesproken dat op den Dag des Heeren voor het aangaan der kerk, zoveel gebruik of liever misbruik gemaakt wordt van het staan praten over allerlei zaken voor het kerkgebouw .
Het op den dijk ‘guns’ en weder loopen van jongens en meisjes met gelach en gegil, ook bij het uitgaan der kerk, dit tot aanstoot van veele leden der gemeente en zelfs voor de wereld. Tot genoegen van de kerkeraad zal de predikant vanaf den kansel op deze misstand wijzen.
Tussendoor wil ik de lezers waarschuwen dat men een vertekend beeld kan krijgen.
Het gevaar bij het lezen van oude notulen is dat er veel narigheid is. Maar er is niets nieuws onder de zon. Problemen komen eerder op de agenda dan zaken die goed verlopen. Dat is nu zo en was vroeger niet anders.
In 1893 heeft ds. Esselink bedankt voor een beroep dat door de kerk van Dinteloord op hem was uitgebracht. De kerkenraadsleden waren daar zo mee ingenomen dat hem 8 keurige stoelen werden geschonken, waarvoor “den Leeraar zijn hartelijke dank betuigd”.
Maar predikanten zijn voor(bij) gangers, ook ds. Esselink vertrekt.
Tijdens zijn Sliedrechtse periode is ds. Esselink vele malen beroepen geweest, ook naar Zierikzee. In februari 1896 krijgt hij opnieuw een beroep en neemt deze roeping aan, op 26 april neemt hij afscheid.