16 – Groei in veel opzichten

Burgemeester Gerardus van Hattem werd opgevolgd door zijn zoon Jan Adrianus als burgemeester van Sliedrecht. Deze werd geboren op 20 maart 1811 te Sliedrecht. Hij was het zesde kind in het gezin. Jan Adrianus trouwde niet. In 1840 was hij al benoemd tot burgemeester van de gemeente Wijngaarden. Op 11 januari 1844 werd hij dit te Sliedrecht.

Geschiedenis-1601
Het witte Maranathagebouw dat ooit als school diende.

Onderwijszaken
Een van de eerste zaken waarmee de nieuwe burgervader te maken kreeg was de vestiging van een derde school. Die zou komen in het gebouw dat nu bekend is onder de voormalige naam Maranatha. In 1844 besloot de gemeenteraad het gebouw van de voormalige wolspinnerij van Marinus Verschoor aan te kopen. Dit gebouw, nu nog voor een gedeelte aanwezig, diende ooit ook als synagoge.
In maart 1845 vond de aanbesteding voor de verbouw plaats en al in augustus van dat jaar zouden de eerste lessen gegeven kunnen worden. Het zou echter enige tijd langer duren dan gepland eer de kinderen in het gebouw naar school konden gaan.
Er ontstond een probleem tussen het Rijk en de gemeente Sliedrecht over de benoeming van de onderwijzer aan de school. Aan sollicitanten was er geen gebrek. Een dertiental personen stond in de rij om aan de slag te gaan. Sliedrecht had een voorkeur voor de heer Teunis Dorland, op dat moment ondermeester aan de school bij de kerk. Het raadsbesluit de heer Dorland te benoemen werd door hogere instanties geschorst.

Geschiedenis-1602
Het kantongerecht, links op de voorgrond.

Wat speelde op dat moment namelijk?
In 1840 was het Kantongerecht in Sliedrecht gevestigd. Vanuit de regering werd er op aangedrongen ook een gevangenis aan het gebouw te verbinden. De Sliedrechtse raad wenste hieraan niet mee te werken. Zo ontstond een probleem. Geen nor, geen onderwijzer. Aan deze strijd kwam pas op 3 februari 1848 een eind.
Aan de school werd benoemd Marie Jozef Michael Dullburg Schlieff. De opening van de school vond op 3 april 1848 plaats.
Maria Jozeph Michael Dullburg Schlieff, hoofdonderwijzer.
Hij was gehuwd met Bastiana van de Sijde. Uit dit huwelijk zijn twee kinderen geboren.
Uiteindelijk kwam er tevens een nor onder het Kantongerecht, evenals onder het 5 jaar later gebouwde Raadhuis in de Kerkbuurt. Beide gebouwen zijn thans in gebruik van het Sliedrechts Museum. Sliedrecht was zodoende drie scholen rijk, welke te vinden waren aan het benedeneind (Tolsteeg), het midden (bij de kerk) en aan het boveneind (Maranathagebouw).

Geschiedenis-1603
Het gebouw van de Frahmeschool
in de 21e eeuw.

De vierde school werd in 1860 aan de oostkant van de Kerkbuurt gebouwd. De opening hiervan vond plaats op 2 januari 1861. Schoolhoofd werd de heer E. D. C. Frahm.

Genealogie van Elias Detlev Gerhard Frahm, hoofdonderwijzer, geboren te Aorde Pruissen Duitsland op 15 juli 1833. Hij was gehuwd met Lutgera Begemann, geboren te Stevensweert op 18 juli 1835, overleden te Sliedrecht op 11 maart 1883, dochter van Christoph George Sigismund Begemann en Emilie de Wit.
Uit dit huwelijk zijn acht kinderen geboren.

Naar Sliedrechts gebruik in die tijd kreeg de school in de volksmond al gauw naar de naam van het schoolhoofd, de “Frahmeschool”. Naast het lager onderwijs werd aan deze school ook meer uitgebreid lager onderwijs (M.U.L.O.) gegeven. De school was slechts toegankelijk voor kinderen waar schoolgeld voor werd betaald… ! Jaren later heeft het gebouw, dat er nu nog staat, gediend als ambachtsschool.
De oude school bij de kerk werd vervangen door een school aan de overzijde van de dijk. Een gedeelte van dit gebouw, bekend onder de naam C12, was later o.a. gymnastieklokaal en is nu in gebruik bij muziekvereniging Crescendo.
In 1868 stichtte men de eerste bewaarschool. Het was een initiatief van de broederschap der Vrijmetselaren.

Ouderwets
Langzamerhand was de school bij de kerk te ouderwets en veel te klein geworden, waarop de gemeente ging denken over de bouw van een nieuwe school (1870). Men ging over tot aankoop van een stuk grond schuin tegenover de kerk. In 1874 was de school gereed. Ook meester Van der Hoeven verhuisde mee naar de nieuwe onderwijzerswoning.

Cornelis Johannis van der Hoeven, hoofdonderwijzer, geboren te Schiedam op 7 december 1821, overleden te Rotterdam op 24 november 1881. Hij was gehuwd met Christina Nederhouw, geboren te Rijswijk op 1 november 1823, overleden te Vlissingen op 11 september 1911.
Uit dit huwelijk zijn 11 kinderen geboren.

Voor het eerst (1874) in de geschiedenis van het Sliedrechtse onderwijs werd er aan de schoolkinderen geen les meer gegeven in de onmiddellijke nabijheid van de kerk. Een gymnastieklokaal en de bibliotheek van het Nut namen de plaats in van de oorspronkelijke bewoners.

Aannemers
Het aantal aannemers groeide in de periode van Jan Adrianus. Zij hadden veel rijshout nodig. De grienden langs de rivier de Merwede en die van de Biesbosch waren de belangrijkste producenten. Het hakken van het griendhout was een zwaar karwei. Veel griendwerkers vonden later werk als vlechter van zinkstukken. Hiervoor moest men huis en haard vaak voor langere tijd verlaten. Dit was men echter wel gewend. Bij het werken in de grienden was men ook de gehele week van huis…
Bij de aannemers uit deze tijd treffen we de namen Bos, Van Haaften, Van Hattem, Kalis, Schram, Seret, Prins, Visser, Volker en Van de Wetering aan.

Klepschouw en stoombaggermolen
De werken werden zowel in eigen land als in het buitenland uitgevoerd. Vaak werd samengewerkt met arbeiders uit andere plaatsen bij de aanleg van vaarten en sloten. Hierbij werd gebruik gemaakt van de baggerbeugel en de schouw. Werkzaamheden vonden onder andere plaats bij de Nieuwe Merwede en de Haarlemmermeer.
Het was een hard leven. Een uitvinding van Adriaan Volker was de klepschouw. Hij wist hiermee de concurrenten voor te blijven wat betreft het lossen van de grond.

Genealogie van Adriaan Volker. Aannemer, geboren te Sliedrecht op 14 juli 1827, overleden aldaar op 29 november 1903, begraven aldaar op 3 december 1903, zoon van Leendert Tijszn Volker en Lena Cornelisdr Schram.
Hij is getrouwd te Sliedrecht op 12 juli 1855 met Aagje Boer, Winkelierster, geboren te Sliedrecht op 7 juni 1824, overleden aldaar op 26 oktober 1866.
Uit dit huwelijk zijn vier kinderen geboren.
Hij is hertrouwd te Sliedrecht op 1 februari 1872 met Willemeijntje van Wijngaarden, geboren te Sliedrecht op 29 september 1825, overleden aldaar op 23 februari 1910, begraven aldaar op 26 februari 1910, dochter van IJsbrand van Wijngaarden (griendbaas) en Jannigje de Baat.

Werken waar Volker in de beginjaren bij betrokken was, waren de aanleg van kribben en strekdammen in de rivier de Merwede. Het onderhoud van het Voorns Kanaal werd uitgevoerd met een handbaggermolen. Bij de onderhoudswerkzaamheden van het Kanaal door Zuid-Beveland werd in 1864 gebruik gemaakt van een stoombaggermolen. In 1866 werd gewerkt aan de peilers van de spoorbrug over het Hollands Diep. In latere tijden waren het Noordzeekanaal en de Nieuwe Waterweg grote klussen die aangepakt werden.

Baggerdorp
Langzamerhand concentreerde de Sliedrechtse aannemerij zich in een paar bedrijven. Het benodigde kapitaal om de werken aan te pakken was hiertoe de noodzaak. Sliedrecht werd bekend in binnen- en buitenland als hèt baggerdorp. In het baggerwerk was goed te verdienen, maar de offers die men moest brengen waren ook groot. Lange dagen maken! Lange tijd van huis! Zelden thuis bij moeder de vrouw…!

Geschiedenis-1604Fop Smitboten
Naar de baggerwerken ging men aanvankelijk met de postkoets. Later, sinds 1844 met de raderboten van Fop Smit. Er was een dienst Gorcum – Dordrecht – Rotterdam. Op- en afstappen in Sliedrecht was mogelijk. Er waren sinds 1869 twee aanlegsteigers.
Een die bekend staat als het Middenveer. Recht tegenover de verbouwde pand van de Sociëteit. De andere was op Baanhoek, het benedenveer. Later zou er nog een steiger bijkomen op het boveneind, het bovenveer. Ongeveer ter hoogte van de huidige plaats van de Synagoge. Weer later kwam er nog een bij aan het eind van de Merwestraat.
Niet alleen de baggeraars, maar ook allerlei venters en schooljongens maakten gebruik van de raderboten. Het was er altijd een drukte van belang. Gesjouwd werd er met dozen, kisten en koffers.

Bevolking en kerk
Jan Adrianus zag zijn dorp groeien. Ook in economisch opzicht waren de tijden niet slecht te noemen. De kerk werd te klein. Geld voor een uitbreiding was er niet. Er waren zelfs plannen een tweede kerk te bouwen. De Ambachtsvrouwe zou hiervoor de grond cadeau moeten doen… .
De plannen werden niet uitgevoerd. Men vreesde een tweedeling in de kerk. Men besloot toch tot uitbreiding van de bestaande kerk. In 1849 werd de uitbreiding aan de noordzijde hiervan aanbesteed. P. de Landgraaf klaarde de klus voor f 8.800,= .
Bovenmeester De Groot van de school bij de kerk ging met pensioen. Hij werd op 1 januari 1847 vervangen door meester Van der Hoeven. Deze werd ook aangesteld als koster, voorzanger, voorlezer en klokkenluider. In 1852 verviel het baantje van voorzanger.

Hoe dit zo kwam?
In 1852 was er voor de aanschaf van een kerkorgel voldoende geld in kas. De bouw werd opgedragen aan de firma C.F.A. Nabers en Zonen te Deventer. De kosten: f 6.750,- . Na veel gepraat over en weer kwam het instrument op de nieuwe noordgalerij te staan. Het orgel had de taak van voorzanger overbodig gemaakt!
Trouwens in deze tijd werd de kerk verblijd met enkele giften. We noemen: een zilveren doopvont, een kanselbijbel en engelen die op het genoemde orgel werden geplaatst.
In 1853 had de dominee de oude pastorie verlaten. Het huis verkeerde nog in een redelijke staat. Besloten werd het te verbouwen tot rusthuis. In de volksmond genoemd “Het Oude Mannen- en Vrouwenhuis”.
Twee jaar later, in 1855, kwam er een volledige scheiding tussen kerk en gemeente. De gemeente kreeg het beheer over de kerktoren, de dorpsschool en de onderwijzerswoning. De kerk ging hiermee, zij het wel enigszins gedwongen, akkoord. De onderhoudskosten van genoemde gebouwen waren te hoog geworden.
Op 13 februari 1863 brak er brand uit in de pastorie van de Nederlands Hervormde Kerk. Dominee van der Lee kon ternauwernood aan de vlammen ontsnappen. Alles verbrandde…

Geschiedenis-1605
Interieur Gereformeerde Kerk Kerkbuurt

Afscheiding in de kerk
De afscheiding begon in 1834 in het Groningse Ulrum. Een aantal mensen had de
Nederlands Hervormde Kerk verlaten. Enige tijd later vond ook in Sliedrecht een afscheiding plaats.
In eerste instantie werden kerkdiensten gehouden in Giessendam. Ruim 40 personen uit Sliedrecht woonden geregeld de diensten bij. Het duurde tot 1853 eer er in Sliedrecht een zelfstandige gemeente der Afgescheidenen kwam. In de Piet Rijsdijkstoep werd een kerkje gebouwd. Hier werden de diensten gehouden.
Dominee Chr. Steketee werd de eerste predikant. Hij bleef niet lang in Sliedrecht. Al in 1859 vertrok hij naar elders.

In het najaar van 1869 sprak men van de Christelijk Gereformeerde Gemeente. De eerdere naam, Christelijk Afgescheiden Gemeente, verdween hiermee.
Op zondag 23 november 1873 werd een nieuw kerkgebouw aan de oostzijde van de Kerkbuurt ingewijd. Het gebouw in de Piet Rijsdijkstoep was al snel te klein gebleken.

Gemeentelijke zaken
Al snel na de komst van burgemeester Jan Adrianus van Hattem werd het ambt van burgemeester en notaris gescheiden. In 1846 werd N. F. van Steenbergen tot notaris benoemd. Van Hattem, die wel gemeentesecretaris bleef, kon zich vanaf dit moment meer bezig houden met het besturen van het dorp.
De nieuwe gemeentewet van 1851 betekende ook voor Sliedrecht: verkiezingen en een gekozen gemeenteraad. Gekozen werden: Kornelis Bos, Arie Dekker, Kors Hartog, Jan van Haaften, Giel Hoogendoorn, Arie Prins, Adriaan Prins en Jan Roskam. Pieter Visser en Kornelis Schram waren de eerste gekozen wethouders. De burgemeester maakte eveneens deel uit van de raad.

Nieuw raadhuis
Jan Adrianus was als burgemeester begonnen in een raadhuis dat niet meer was dan een aangepast woonhuis. Het stond in Wijk C, nu Molendijk. Het gemeentebestuur bestond toen nog uit acht personen. De raad was in 1851 dus uitgebreid met drie personen. Dit zal zeker ook te maken hebben gehad met de groei van de gemeente. In Sliedrecht woonden toen bijna 5600 personen. Een groter raadhuis werd een grote wens. Het kostte 9.000 gulden en het werd gebouwd door aannemer A. van der Lind. In 1853 werd het gebouw in gebruik genomen. Nu doet het gebouw dienst als Sliedrechts Museum.
De burgemeester-secretaris had de steun van één klerk en een wat jonger hulpje. De raadzaal werd ook gebruikt als trouwzaal en secretarie.
De burgemeester had een kamer voor zichzelf, net als de in later tijd aangestelde gemeentebode. Gewerkt werd er de eerste tijd bij kaarslicht. Rond 1855 werden de kaarsen vervangen door gasverlichting. Het duurde nog tot 1860 eer de kerk zover was dat de gaslampen hun intrede deden.

Geschiedenis-1606
Huis van burgemeester Van Hattem.

De burgemeester woonde in het huis van zijn ouders naast de kerk. Later was deze woning pastorie. In het onderhuis van het raadhuis waren ook enige tijd het secretarie en het politiebureau ondergebracht. Het laatste verhuisde later naar een pand dichtbij het raadhuis. Het onderhuis werd hierna bewoond door de gemeentebode. Onder de vloer van het woonhuis was ook nog een nor met tralies voor de ramen te vinden.

Burgemeester Jan Adrianus van Hattem was geliefd bij de bevolking. Men kende veel waarde toe aan zijn oordeel bij conflicten. Zijn 25 jarig ambtsjubileum in 1869 ging niet ongemerkt voorbij.

Burgemeester J. A. van Hattem vernieuwde het pand. Tijdens de verbouw woonde hij tijdelijk in het nieuw gebouwde raadhuis in de Kerkbuurt. Het pand is in 1904 afgebroken.

Te krap
Al gauw werd duidelijk dat het raadhuis te krap gebouwd was. De raadzaal diende ook als trouwzaal. Bij een huwelijk diende de ambtenaren hun werk neer te leggen tot het huwelijk voltrokken was. Ook gemeenteontvanger moest uitwijken. Hij verliet het gebouw en vestigde zich elders in de gemeente.
Hij was naast gemeenteontvanger ook brievengaarder. Zijn werkplaats was in die tijd tegelijkertijd postkantoor. Het eerste in Sliedrecht. Het hulppostkantoortje was er in Sliedrecht al vanaf 1850. In 1867 werd ons dorp op het Nederlandse telegraafnet aangesloten.

Probleem
Een probleem hierbij was de inkwartiering van het telegraafkantoor op de bovenverdieping van de Frahmeschool in de Kerkbuurt. In de school heerste blijkbaar een enorme rust, want de vloeren dienden belegd te worden met matten om geluidsoverlast te voorkomen. De telegrafist werd te kennen gegeven zo weinig mogelijk bewegingen te maken die het onderwijs in de school stoorden…

Postkantoor
De telegrafist op zijn beurt sloeg onmiddellijk terug. Bij de schoolcommissie komt zijn brief aan, waarin hij klaagt over de verregaande ongeregeldheden, welke plaats vinden op de school in wijk B. Na onderzoek bleek dat een school en een telegraafkantoor niet binnen één gebouw konden functioneren. De gemeenteraad werd geadviseerd uit te kijken naar een andere ruimte voor het telegraafkantoor. Op 1 oktober 1872 werd het hulppost- en telegraafkantoor een volledig post- en telegraafkantoor.

Ziekten
Omstreeks 1870 werd ons dorp intussen bewoond door 7000 personen. Tien jaar later waren dit er al bijna 8900. Ons dorp kende in die tijd een sterke immigratie van mensen die zich in Sliedrecht vestigden in verband met de baggerij. Deze groei vond plaats ondanks het nog zeer hoge sterftecijfer. De slechte hygiënische omstandigheden, zoals het ontbreken van leidingwater, waren de oorzaak van veel sterfgevallen. Longontsteking, tering, pokken en cholera waren gevreesde ziekten.
Dokter Jan Giltay en zijn collega Jan Luyt stonden vaak machteloos. In de jaren 1871-1872 heerste de pokkenepidemie in Nederland voor het laatst.

Geschiedenis-1607
De brug wordt getest

Spoorweg
In 1881 vond de aanbesteding plaats van de aanleg van de aarden spoorbaan tussen Baanhoek in Sliedrecht en Gorinchem. Het werk werd gegund voor het enorme bedrag van f 2.450.000,- . Het vele zand, opgezogen uit de rivieren, werd met zandtreintjes voorzien van kipkarren aangevoerd. De veenbodem zorgde voor problemen.
Vooral bij de oprit naar de Baanhoekspoorbrug was dit het geval. Verzakkingen en oppersingen waren aan de orde van de dag. Het werk viel zwaar tegen. De aannemers Bolier uit Scherpenisse en Seret uit Sliedrecht zorgden voor de bouw van de landhoofden en de pijlers voor de spoorbrug. De stalen brug werd gemaakt door de firma Kloos & Zonen te Alblasserdam.

Zwaar
Op latere leeftijd begon de burgemeestersbaan en het gemeentesecretariaat Jan Adrianus te zwaar te worden. Op zijn verzoek kreeg hij ontslag als gemeentesecretaris. De heer Bekker werd de eerste secretaris nieuwe stijl.

De brand in de pastorie in 1863 was kennelijk toch nog ergens goed voor geweest. Bij de toegesnelde burgemeester had die een diepe indruk achtergelaten. Hij is er jaren mee bezig geweest, maar het uiteindelijke resultaat was de oprichting in 1881 van de vrijwillige brandweer in Sliedrecht. Geen luxe, als men zich Sliedrecht in die tijd voor zich kan halen met de vele houten schuren en de rieten daken.
De eerste oppperbrandmeester was Kornelis van Wijngaarden, een plaatselijke aannemer. Negen brandmeesters en achttien spuitgasten stonden hem bij. Men had drie handspuiten tot zijn beschikking. In elk van de drie wijken was er een ondergebracht. De eisen voor de bewoners werden aangescherpt. Preventief werden jaarlijks de schoorstenen aan een onderzoek onderworpen.
De oprichting van het korps was het laatste wapenfeit van burgemeester Van Hattem.

Afscheid
In 1884 nam hij afscheid van de gemeente Sliedrecht. In 1887 overleed hij. Velen toonden door hun aanwezigheid bij de begrafenis hun waardering voor Jan Adrianus van Hattem.