16 – Kerkgeschiedenis

Kerken naast (uit) de Nederlands Hervormde kerk.

In de 19e eeuw hebben er in kerkelijk Nederland nogal wat veranderingen plaats gevonden. Het gaat niet om de mooiste bladzijde uit de kerkgeschiedenis. Wel moet gesteld worden dat ondanks de scheidingen en scheuringen in de kerk de weg van het geloof is open gebleven. Daarmee is duidelijk dat de kerk, hoe jammerlijk verscheurd, meer is dan een menselijke instelling.

Eerder schreef ik over de beginjaren van de Chr. Geref. Kerk (Bethel) in de Kerkbuurt, daar ga ik in nu mee verder.

Op woensdagavond 7 november 1894 is het nieuwe kerkgebouw in Wijk C, thans Kerkbuurt West ter hoogte van het huidige nummer 121. De predikant was ds. J.van Drunen die sinds 28 februari 1894 verbonden was aan deze gemeente.

Tijdens de eerste periode was er geen orgel ter begeleiding van de gemeentezang. Johannis van Rijsbergen was de voorzanger. Hij leidde de zang van de gemeente in met een zogenaamde stemvork. Hij moet ook een geweldige stem gehad hebben, want alles ging immers zonder geluidversterking. Eind 1903 was er voor het eerst sprake van een orgel. Besloten werd een “orgelfonds” op te richten. Op donderdag 2 november 1905 werd het eerste kerkorgel in gebruik genomen. Dit orgel is geleverd door de orgelfabrikant P. C. Bik uit Leiden. De zoon van ds. Van Drunen, Johan, was de eerste organist. Het orgel was versierd met prachtig houtsnijwerk en bladgoud op de frontpijpen.
Kerk-1601

In 1907 ontstond er een conflict situatie rond de begeleiding van de gemeentezang. Het orgelspel verwekte zodanige ergernis, dat besloten werd het orgel tijdelijk niet te gebruiken. Voorzanger Van Rijsbergen kwam weer in functie tot begin 1908. Daarna werd het orgel bespeeld door C. A. de Zwart. (Bent u dan ook zo nieuwsgierig wat de reden van dit ‘conflict’ was..? Speelde Johan te hard, of te vlug of te ‘onstichtelijk’ ..?) Johan was onderwijzer op de Gereformeerdeschool.

Ds. van Drunen heeft veel voor de gemeente over gehad. In deze jaren waren de financiën niet al te breed en er moesten nogal wat rekeningen betaald worden. “Hoe komen we aan geld?”, was meerdere malen de vraag in de kerkenraad. Verschillende malen wordt melding gedaan dat de dominee geen ‘salaris’ wilde aannemen, voordat de openstaande rekeningen waren betaald. Ook het preekgeld van andere gemeenten, waar hij was voorgegaan, stond hij aan zijn eigen gemeente af!

Op de jaarlijkse mansledenvergadering in 1898 waren slechts 18 leden aanwezig. Br. C. Klein deed zijn beklag: “De gemeente bloeit niet meer, gaat zelfs achteruit! Ook uit de collecteopbrengst bleek dat het kerkbezoek terug liep. Alle aanwezigen beloofden in hun omgeving hier wat aan te doen.
“Hier dient het ambt aller gelovigen te functioneren”, werd opgemerkt.

Kerk-1602Op 8 december1900 was er weer een manslidmaten vergadering. Ds. Van Drunen zei in zijn openingswoord dat er licht en schaduw in zijn ambtelijk werk waren. Maar de Heere had hem in de tijdkring die weer achter lag hem wonderlijk voorzien.
Het verhuren van zitplaatsen was in die tijd een bron van inkomsten, maar vele kerkgangers deden dat niet. Dit was geen onwil, maar het gevolg van geldgebrek. Evenwel had de kerk geld nodig, dus werd dringend verzocht toch zitplaatsen te huren. De kosten bedroegen f 3,00 per jaar. Ook was er nog een financieel tekort van f 75,00. Tijdens de vergadering werd gecollecteerd en een bedrag van f32,50 was de opbrengst. Ds. Van Drunen was zeer verblijd en merkte op dat hij in geen jaren zo liefderijk en bevredigend met de broeders vergaderd had.

Aan het eind van het jaar 1905 kwam het collecteren op de begraafplaats aan de orde. Het was vanouds de gewoonte dat na afloop van de begrafenis een collecte werd gehouden. De opbrengst was bestemd voor de diaconie van de Ned. Herv. Kerk. Dit vond de kerkenraad niet billijk, er werden toch ook leden van onze gemeente begraven? Er waren ook behoeftigen in onze gemeente.
De kerkenraad besloot via antirevolutionaire gemeenteraadsleden te proberen dit te veranderen. Er kwam evenwel een afwijkende beslissing van het gemeentebestuur. Men besloot voortaan zelf een collecte te houden, maar dan in het sterfhuis.

In 1908 werd het openbaar dat er sprake was van een verstoorde verhouding tussen kerkenraad, gemeente en de predikant. De precieze oorzaak is niet terug te vinden in de kerkelijke verslaggeving. Op 29 april 1908 is ds. Van Drunen door de classis Dordrecht geschorst. Door tussenkomst van een synodale commissie hebben ds. Van Drunen en de gehele kerkenraad op 19 augustus 1908 schuld beleden in het midden der gemeente. Helaas bleek dat de moeilijkheden hierdoor niet waren opgelost. De classis stelt ds. Van Drunen voor een eervolle losmaking van de gemeente te overwegen. Ds. Van Drunen stemde daarmee in. Ook werd door de classis het verzoek van de kerkenraad zelf om eervolle ontslagneming ingewilligd. Een christelijke daad in het belang van het behoud van de gemeente! Op 16 mei 1909 heeft ds. Van Drunen afscheid gepreekt en heeft de kerkenraad voor het laatst gefunctioneerd.

De classis Dordrecht en met name de ouderlingen van Dordrecht, Oud-Beijerland en ‘s Gravendeel fungeerde als kerkenraad van Sliedrecht. Vier dagen heeft deze bijzondere situatie geduurd, want op Hemelvaartsdag, 20 mei 1909, zijn er verkiezingen gehouden en is een nieuwe kerkenraad gekozen. Op dezelfde dag zijn deze broeders in hun ambt bevestigd.

Zo kwam er een einde aan de periode ‘Van Drunen’. Van 28 februari 1894 tot 16 mei 1909 was hij werkzaam in Sliedrecht.
In het herdenkingsboek “Zijn wond’ren een gedachtenis” uitgegeven in 1994 staat:
“Over de periode van zijn ambtsbediening moet gezegd worden dat hij zich voor het welzijn van de gemeente volledig heeft ingezet!”

In een vorige periodiek heb ik geschreven dat in de verslaggeving altijd uitgebreid wordt ingegaan op de problemen. Er zijn natuurlijk ook goede tijden geweest tijdens de ambtsperiode. Er is niet nieuws onder de zon, ook vandaag bestaat het nieuws in krant en T.V. grotendeels uit zaken die verkeerd gaan… . Maar, er gebeuren zoveel positieve dingen die de krant en T.V. niet halen.