18 – Kerkgeschiedenis

Kerken naast (uit) de Nederlands Hervormde kerk.

In de 19e eeuw hebben er in kerkelijk Nederland nogal wat veranderingen plaats gevonden. Het gaat niet om de mooiste bladzijde uit de kerkgeschiedenis. Wel moet gesteld worden dat ondanks de scheidingen en scheuringen in de kerk de weg van het geloof is open gebleven. Daarmee is wel duidelijk dat de kerk, hoe jammerlijk verscheurd meer is dan een menselijke instelling.
Kerk-1801-merbakerk

We gaan weer verder met de geschiedenis van kerken naast de Ned. Herv. Kerk.
Deze keer over de Gereformeerde kerk (nu de kerk hoek Middeldiepstraat/Oranjestraat) die bijeen kwam in wijk B. (Koekjesfabriek Merba). De laatste keer dat ik daarover schreef was in de periodiek van december 2007 (nummer 47).

Op zondagavond 26 april 1896 nam ds. G.W.H. Esselink afscheid wegens zijn vertrek naar Zierikzee. De laatste preek als predikant van Sliedrecht was uit 1 Petrus 5 : 10-11.
“De God nu aller genade, die ons geroepen heeft tot zijne eeuwige heerlijkheid in Christus Jezus, nadat wij een weinig tijds zullen geleden hebben, Dezelve volmake, bevestige, versterke en fundeere ulieden. Hem zij de heerlijkheid en kracht in alle eeuwigheid. Amen.”

De zoektocht naar een nieuwe predikant was al in april begonnen. Zondag 16 april ging voor in de kerkdiensten ds. J. v. d. Berg uit Rhoon. Verschillende kerkenraadsleden en gemeenteleden waren zeer ingenomen met de prediking van deze predikant.
Twee weken na het verterk van ds. Esselink stelt de kerkenraad de gemeente het volgende tweetal voor: ds. J. v. d. Berg te Rhoon en ds. W. Bosch te Vrijhoeve-Grevelduin. Door de manslidmatenvergadering werd met meerderheid van stemmen besloten ds. v. d. Berg te beroepen. Op 28 mei 1896 werd bekend dat ds. J. v. d. Berg uit Rhoon het beroep had aangenomen.
Zondag 2 augustus 1896 is ds. J. v. d. Berg bevestigd als nieuwe predikant, hij is dan 27 jaar. Zijn eerste preek was gebasseerd op Efeze 6: 19-20b: “en voor mij, opdat mij het woord gegeven worde in de opening mijns mond met vrijmoedigheid, om de verborgenheid des Evangelisch bekend te maken, waarover ik een gezant ben in een keten.”

In veel kerkgebouwen zijn galerijen (balcons). Deze hebben door alle jaren heen een aantrekkingskracht op de jeugd, zo ook in Sliedrecht. In 1896 wordt het genoemd een “steen des aanstoots”.
In de notulen van 3 augustus 1896 lezen we: Om redenen dat er klachten inkomen van jongens die zich op de galerij plaatsen en daar stoornis onder de kerkdienst verwekken, wordt besloten jongens beneden de 14 jaar de toegang te weren.

Zitplaatsenverhuur was een gebruikelijke vorm voor inkomsten voor de kerk, de opbrengst in 1896 was fl.652,70. Daarom heen gebeurden zaken die nu niet meer gebeuren.
Zo lezen we in de notulen van 6 september 1896 “wordt gesproken over de zitplaats in de kerk van A.B. die klaagt over te weinig zitplaats in zijne bank, daar dien K. zijn kind mede brengt, waardoor de plaatsruimte te veel wordt ingenomen. Besloten wordt ene commissie te benoemen om met A.B. daarover te spreken.” De “oplossing” lezen we in de notulen van 5 oktober. De commissie meldt: “dat op kosten van A.B. in die bank afscheidingen zijn gemaakt, die de vijf plaatsen gelijkmatig verdelen en waardoor A.B. is tevreden gesteld.”

De grote voorjaarsschoonmaak is en was in Sliedrecht beroemd. Dit gold ook voor de broeders kerkenraadsleden. In de vergadering van 5 april 1897 lezen we: “Ten gevolge van den schoonmaaktijd wordt besloten de weken tusschen Pasen en Pinksteren geen catechisatie te houden voor de jonge dochters.”

Om een beeld te krijgen over het leven in de gemeente valt op dat de onderlinge band sterk was. Diakonaal werd ondersteuning gegeven, maar ook bijgehouden of er geen misbruik van werd gemaakt. In de wintermaanden was er extra aandacht voor de armen. Naast geldelijke steun was de ondersteuning in natura gebruikelijk.
Ook was er toezicht vanuit de kerkenraad op het dagelijks leven van de gemeenteleden. b.v. kerkgang, dronkenschap, zedelijk gedrag, zondagsviering. Dit waren steeds terugkomende zaken in de kerkenraadsvergaderingen.

Om toegelaten te worden als belijdend lid was er een strenge “voorselectie”. Men moest voor de kerkenraad verschijnen, waar men gevraagd werd naar kennis der leer en geloof. Het was niet ongebruikelijk dat men werd terug gestuurd met de boodschap: “Ga nog maar een poosje naar de catechisatie!”

Aan ouders, die hun kinderen naar de Christelijke school stuurden en het schoolgeld niet konden betalen, werd door de diaconie ondersteuning gegeven.

In februari 1898 zijn er klachten over het ziekenbezoek van de predikant. Hij antwoordt dat er in deze tijd zoveel influenzalijders zijn dat het niet doenbaar is hun alle te bezoeken.

Men was soms zeer direct in uitspraken. Op 4 februari 1898 wordt gesproken over H.R. van wie vernomen was dat hij bij de Chr. Geref. Kerk is aangesloten en daar ook zijn kind heeft laten dopen. De reden was dat ds. v. d. Berg is als een wolf in de schaapskooi Christi!!

In 1898 wordt Koningin Wilhelmina ingehuldigd. Br. v. d. Wiel zal de vlag hijsen. Ds. v. d. Berg zal op die dag een feestrede houden. Het hek op de dijk zal met oranje vlaggen versierd worden.

Er zijn gemeenteleden die niet te spreken zijn over ds. v. d. Berg. Hij preekt wel Gereformeerd . . . maar niet ‘bevindelijk’ genoeg. Ook over het bezoekwerk zijn klachten.
Een predikant in die dagen was in het zwart gekleed, droeg een hoge hoed en maakte gebruik van een wandelstok. Of ds. v. d Berg geen wandelstok had, wordt niet vermeld, maar wel dat hij er één kreeg.
Bij het overhandigen van dit “versiesel” merkt een ouderling op: “Omtrent de herderstaf, is het ons aller hoop en verwachting dat die u steeds aan u herderlijk werk zal herinneren”
Deze uitspraak had denk ik, een dubbele bodem.

Rond de eeuwwisseling ging het wereldgebeuren niet ongemerkt voorbij. Boerenoorlog in Zuid-Afrika, Paul Kruger, vluchtelingen . . . het was wereldnieuws. In de “Merwebode” van 28 september 1900 lezen we over Kaapse vluchtelingen die daarover kwamen vertellen.
“Het kerkgebouw van de Gereformeerde kerk was te klein om de saamgestroomde menigte te bevatten, ongeveer 800 zijn aanwezig. Vele honderden moeten teleurgesteld huiswaarts keren.”
De bannelingen doen hun droevig verslag. Men kan een speld horen vallen tijdens hun toespraak. Aan het einde van deze bijzondere avond werd een collecte gehouden voor een weeshuis. De opbrengst was fl.92,50.

In 1901 was het interieur van de kerk aan een algehele opknapbeurt toe. Muren moesten gewit worden, kerkbanken gevernist en de preekstoel en de voorkant van de galerij wit geverfd worden met gouden biesjes. Of het een wedijveren met de plaatselijk Ned. Hervormde kerk was weet ik niet. Daar was ook de preekstoel wit met gouden biesjes. Bij de openbare aanbesteding bleek schilder Nederveen de laagste inschrijver, fl.333,00.
Het werd hem gegund onder voorwaarde dat er geen kinderen onder de 13 jaar mee zouden schilderen!
In juli en augustus staat alles op zijn kop. Wat een schrik om te constateren dat na verloop van tijd blijkt, dat de vernis op de banken blijft kleven!! De schilder wordt op het matje (moest voor de kerkenraad verschijnen) geroepen.

De waardering over de werkzaamheden van ds. v .d . Berg zijn divers. Als hij dan in oktober 1902 een beroep aanneemt naar Terneuzen, wordt dat zonder enig tegenwoord aanvaard.
Ds. v.d. Berg sprak op de vergadering van 1 december, waar hij voor het laatst aanwezig was, zijn verwondering erover uit dat niemand in de kerkenraad had gevraagd om te blijven. De houding van de kerkenraad was voor hem onverklaarbaar. Bij zijn afscheid van de gemeente zal hij de kerkenraad niet expres aanspreken, maar wel de houding van de kerkenraad aan de gemeente bekend maken.
Zo vertrok ds J. v. d. Berg op 7 december 1902 naar Terneuzen.