Geen categorie
Line-Crossers
Bron: Ab v Gool, zoon van ex-crosser Bertus v Gool
Op een dinsdagavond in februari zouden wederom een groep Nederlandse jongens de stoute schoenen aantrekken om van het bezette gebied uit zichzelf te gaan bevrijden. Een van hen, een lange, donkere jongeman had pas op het laatste moment besloten om mee te gaan, zodat er met haast het een en ander klaar gemaakt moest worden.
Het vetrek was voor hem vastgesteld om kwart voor zes. Gelukkig werd dit wegens het weer uitgesteld tot de volgende dag. Nu was er tijd om alles klaar te maken en goed te regelen en om niet te vergeten verloofde en moeder gerust te stellen, die begrijpelijkerwijze tegen het plan waren. Maar na lang wikken en wegen was ook deze hindernis uit de weg. De volgende avond, woensdagavond, stonden op de plaats van inscheping 5 jonge mannen en een van het ander geslacht te wachten op het grote moment, het moment waar allen zo naar verlangden en toch ook weer tegen op zagen. Wat zou er met hun gebeuren, zouden ze werkelijk het bevrijde gebied bereiken of zouden ze in handen vallen van hunne vijanden, waar ze juist voor wilden vluchten? Lang tijd om hierover te denken was er niet, want de schipper gaf het bevel “Aan Boord”! Na een kort afscheid waren allen in de boot en werd hun een plaats aangewezen met de opmerking dat zachtjes praten een eerste vereiste was en roken absoluut verboden. De boot werd los gegooid, laatste handdrukken en daar ging het. Het avontuur tegemoet.
Langzaam zakte de boot de rivier af, tot de ingang van de Biesbosch breikt werd. Een laatste blik op het zo gevaarlijke en toch vertrouwde Sliedrecht; toen de sluis door en daar zaten ze nu, van alle kanten omringd door riet en nog eens riet.
Inmiddels hadden 3 andere boten zich bij hen gevoegd, zodat het konvooi nu uit 4 boten bestond met elk 6 á 7 man aan boord; alle vastberaden en besloten om de vrijheid op te zoeken. Na een afgesproken plaats bereikt te hebben, werd hier gewacht. Er werd beraadslaagd en er werden bevelen uitgedeeld door de commandant aan de diverse schippers en na maansondergang klonk het bevel tot vertrek. Een voor een vertrokken de boten. Daar ging het de Nieuwe Merwede op, de stroom zou de boten spoedig meeslepen. Maar oh, wat een golven en wat een witte koppen. Dat zou nog erger worden verderop met zo een storm. Totdat opeens een luid commando klonk: “Alle boten terug, onverantwoordelijk”. Wat is dit nou, gaat het niet, moeten ze nu weer naar hun dorp terug? Weer in gevangenschap? Inderdaad, ze moesten allen weer naar de plaats van samenkomst terug. Daar werd de verdere nacht doorgebracht tot ‘s morgens 6 uur.
De 4 boten verspreiden zich, elk naar hun plaats van inscheping.
De lange jongeman uit boot nr.3 was bijna radeloos, wat nu te doen, weer terug gaan naar zijn moeder en verloofde betekende dezelfde scenes als de vorige dag, Hij wist, dat hij dan nog op groter tegenstand zou stuiten bij een nieuwe poging.
Dan maar niet terug naar huis. Een zijner vrienden, de schipper van de boot, die de situatie begreep, nodige hem uit die dag bij hem te blijven, hetgeen natuurlijk met vreugde aangenomen werd.
Zijn donkere ogen begonnen weer te glinsteren na de teleurstelling van de afgelopen nacht. ‘s Morgens in alle vroegte klopten zij aan de deur van de woning van den schipper. Daar moest natuurlijk het een en ander verteld worden, totdat er eindelijk besloten werd om nog een paar uurtjes te gaan slapen. De dag passeerde verder zonder bijzonderheden. ‘s Avond werd er weer afscheid genomen, maar toch niet zo als die vorige avond. Het was net of de stemming anders was.
De afvaart begon in de mist, dus niet erg hoopvol, maar het kon immers heel goed na een paar uur opklaren. Weer kwam boor nr.3 op de afgesproken tijd bij het rendez-vous aan. Hier was echter niets te zien van de andere boten. Zouden ze niet komen wegens de mist? Na een uurtje wachten werd er echter riemengeplas gehoord en inderdaad, daar waren ze. Een boot ontbrak er nog. Terug gekrabbeld, angst gekregen? Maar neen, na een half uurtje kwam ook de laatste boot aan. Deze had in de zware, dikke mist de ingang van de Biesbosch niet dadelijk kunnen vinden. Deze vertraging was niet erg, want zolang de mist bleef, kon er toch niets van doorvaren komen, tenminste wat de Nieuwe Merwede betrof. Er werd weer naar de ingang van deze rivier geroeid, Na hier enkele uren gelegen te hebben, steeds maar in de mist, die door de warmste kleren heentrekt, werd er gevraagd, of er nu gevaren zou worden of niet. Ja, wat te doen, bij zo een mist, zonder kompas. Boot nr.3 had geen schipper, die met zijn ogen dicht de weg wist te vinden, zodat dat onverantwoordelijk was. De andere boten wilden wel gaan. Dus wat te doen? Boot nr.3 besloot terug te gaan en verder even af te wachten, dus werden de riemen uitgelegd. Na honderd meter teruggevaren te zijn, leek de mist opeens dunner. “Draaien”, luidde het bevel van de schipper. Maar oh, waar even tevoren de boten lagen was nu niets meer te zien. Ze waren vertrokken!!
Zou boot nr.3 ook nog gaan? De mist was dunner maar niet weg. Ook deze tocht mislukte voor de mannen van deze boot weer. En maar goed ook, want na 5 minuten was de mist weer even dik als tevoren. Verstijfd van de mist en stijf van al de kleren, die hij droeg, lag de donkere jongeman op het stro in de boot, voorzover liggen mogelijk was met zoveel personen in een roeiboot. Al die kleren, ja, hij droeg 2 kostuums over elkaar, een overall, winterjas, 8 stel ondergoed, 2 overhemden enz. Dat was en eerste een vereiste voor de kou ten tweede mocht er zo weinig bagage meegenomen worden, zodat alles zoveel mogelijk aan het lichaam aangetrokken moest worden.
‘s Morgens, dus vrijdagochtend, keerde de boot voor de 2e maal naar Sliedrecht terug. Nu werd de moed langzamerhand een beetje opgegeven, vooral omdat boot nr.3 alleen achtergebleven was. Het plan werd geopperd om een ervaren schipper te pakken zien te krijgen dan ‘s avond een 3e poging te wagen. Weer mocht de jongeman bij zijn vriend de dag doorbrengen.
Toen daar opnieuw het hele verhaal gedaan moest worden, kwam ook de vraag naar een ervaren schipper voor de dag. En daar was uitkomst, want de vader van den huidige schipper was bereid om deze functie over te nemen. Een man van 63 jaar, daar konden de jongens zich wel op verlaten. Goed bekend met het water. Nu was er niets meer wat de reis tegen kon houden, indien het weer het maar enigszins toeliet.
Geslapen werd er die dag verder niet. Nu was er weer hoop, vanavond moet het gelukken. En inderdaad ‘s avond was het helder weer, zelfs te helder, moed houden maar. Om 10 uur lag de boot weer bij de Nieuwe Merwede en waarachtig het mooie weer had er toe bijgedragen dat er nog meer boten klaar lagen. Nu werd de lust om te vertrekken zo groot dat ze niet eens konden wachten, tot de maan onder was. Zou het nu werkelijk doorgaan? Er hing een lichte nevel laag over het water, sterren aan de hemel, de maan ging langzaam onder en omstreeks half elf dreef boot nr.3 stroomaf naar de bevrijding. Nu werd het uitkijken en stil zijn. De mist werd wel dikker, maar de sterren bleven. Nabij de Kop van het Land, het gevaarlijke punt, was de schipper even in de war en geraakte te dicht onder de wal. Dit mocht niet, de boot moest midden op de rivier blijven. Vlak achter boot nr.3 kwamen er nog 2 andere boten, zodat er te veel boten bij elkaar waren. En op het zelfde moment klinkt het onheilspellende “Halt, Halt Halt” van den Duitsen post over het water. Vanzelfsprekend dekten allen in de boot, behalve de schipper die dapper “Fullspeed” doorroeide. Dit was dan ook juist op tijd want daar vielen de schoten al, maar de kogels floten vrolijk over de boot heen. Ondanks het verbod “Spreken Verboden” begon een der vrouwelijke reizigers te roepen en te jammeren. De lange jongeman die een der jongedames naast zich in de boot had liggen, haalde reeds de zakdoek voor de dag om daarmede de mond te snoeren, maar gelukkig, het was niet meer nodig. De stroom nam de boot snel mee en er vielen geen schoten meer. De mist had de boot gered en zou de Brabant-Vaarders nog een de reddende hand bieden.
Voordat er enkele minuten verstreken waren na de schietpartij, klonk opeens het gezoem van een motor over het water. De mannen van boot nr.3 keken naar links en daar passeerde op ongeveer 20 a 25 meter afstand de motor-patrouilleboot van de Moffen. Zij voelden zich reeds in het Duitse Concentratiekamp, het geluk was echter met hun. Twee der andere boten echter moeten minder gelukkig geweest zijn volgens andere Brabant-Vaarders, die achter de patrouilleboot 2 roeiboten gekoppeld gezien hadden Wat zou er met deze jongens gebeuren? Zij zullen geen Engels eten en Engelse sigaretten krijgen, misschien de kogel, de galg of in het gunstigste geval naar Duitsland.
Zo voer boot nr.3 in de steeds dikker wordende mist verder, totdat de schipper besloot even in het riet aan de kant te wachten en rustig uit te zoeken, waar ze op dat moment precies waren. Er waren namelijk enkele meningsverschillen hierover ontstaan, die in gebarentaal geuit werden. Na hier enige tijd gelegen te hebben en zich door middel van enkele sterren, die nog heel flauw te zien waren, georiënteerd te hebben, werd er besloten weer verder te gaan.
Het gekwaak van de eenden was reeds te horen en dat was het teken dat het einddoel in het zicht was, want nabij de eendenkooien moest men op zijn qui vive zijn, wat de juiste richting zou zijn om de zuidelijke wal op te zoeken. Inmiddels werd ook het ruisen als van een waterval gehoord, hetgeen betekende, dat de Moerdijk nabij was. Doordat deze opgeblazen is, en gedeeltelijk in het water ligt, maakt het met kracht tegen het ijzerwerk stromende water een dergelijk geluid. Zo werd dan de Zuidwal bereikt of was het juist de andere wal? De wal waar de Duitsers zaten of de wal der bevrijding. Afwachten, niet aan land gaan, wegens het gevaar voor landmijnen en er werd gewacht tot op een gegeven ogenblik riemengeplas gehoord werd.
Wat zou dit nu weer zijn? Vijanden of …… Vrienden.
Het antwoord kwam al heel gauw. Er werd geroepen: “Zijn jullie Hollanders” en het antwoord over het water was een uitbundig “Ja,ja, ja hier Hollanders” . Toen was ook voor de jongens van boot nr.3 het ogenblik gekomen aan het roepen te gaan en het tafereel wat in de boot plaats had is niet in woorden vast te leggen. De Brabant-Vaarders vlogen elkaar haast om de hals.
Ze hadden vrije bodem bereikt. Het laatste restje Vermouth dat een der mannen als hartversterking voor de zenuwen had meegenomen, werd nu in de boot op de goeie afloop opgedronken.
Daarna weer eens geroepen, maar het antwoord kwam nog van ver weg en luidde, dat ze maar naar de haven moesten komen.
Waar was echter die haven, ze mochten de wal nu nier meer loslaten, want zaten ze weer eenmaal uit de wal, dan konden ze wel eens juist bij de verkeerde wal terechtkomen dus dan maar wachten tot het iets lichter werd. Na zo een poosje gewacht te hebben en af en toe eens geroepen te hebben, bemerkte men opeens dat de boot gevaar zou kunnen lopen door het vallende water op de stenen vast te komen zitten. Dit mocht in elk geval niet gebeuren. Dan maar verder varen en de haven proberen te bereiken. Door steeds met een riem de wal aan te stoten, bleef de boot dicht onder de wal. Het antwoord op het roepen kwam al maar dichterbij, totdat op een gegeven moment het antwoord precies zuidelijk uit het land kwam en men tegelijkertijd geen stenen meer voelde. Dus dat moest de haven zijn en inderdaad het was zo. Na enkele ogenbikken stootte de boot tegen de steiger en vielen de jongens in de armen van enkele Hollandse soldaten en 2 Tommies. De Hollanders lieren de eer over aan de Tommies om hun eerst de hand te drukken.
De bagage werd onder uitbundige drukte ontscheept en zo stonden ze dan nu werklijk op Neerlands bevrijde bodem.
Okay!! Het woord, dat haast een stopwoord zou worden, klonk echt zo gezellig, toen alles klaar was.
Wat een vreemde gewaarwording. Jongens in het burger met een geweer net Landwachters, maar met een heel andere mentaliteit. Ze hielpen mee om de bagage te dragen, toen de jongens te voet naar de kazerne moesten. Hier was de verrassing nog groter, want wat hun daar allemaal te wachten stond, na alle meegemaakte spanning, koude en ontroering. Eten om van te watertanden en ze kregen het, zoveel ze maar wilden. En natuurlijk niet te vergeten, de eerste Engelse sigaretten en chocolade.
Er kwamen die nacht 41 Brabant-Vaarders veilig aan.
De verdere nacht tot ‘s morgens 9 uur werd doorgebracht met praten en eten, eten en nog eens eten.
Na even gefouilleerd te zijn, ging het te voet naar de Engelse kazerne, waar eveneens de bagage onderzocht werd. Vandaar werden ze door de gemoedelijke en beleefde Tommies in Jeeps geladen en ging het in sneltreinvaart naar Made, waar weer dampend eten te wachten stond. Na een kort verhoor ging het verder naar Breda in auto’s. Daar stonden diverse verhoren te wachten, totdat ’s avonds Tilburg bereikt werd.
De Kromhout-Kazerne. Hier had voor hun de naam Brabant-Vaarders afgedaan en waren ze “Line-Crossers”. Jongens, die door de linie gekomen waren en nu getest moesten worden of ze politiek betrouwbaar waren. Daar waren bekenden, die de vorige avond de tocht gewaagd hadden en ook goed overgekomen waren. Nu waren ze opgesloten in een kamp. Maar hoe? Goed eten en heel goeie behandeling, alleen ze mochten niet naar buiten en niet naar boven, want daar zaten de verdachten, collaborateurs enz. Zo was het dus zaterdagavond.
De volgende dag, zondag, kwamen de verhoren en dat was niet mis. De lange jongeman kreeg een verhoor van 2 uur lang. De tijd gaat dan echter zeer snel, want de doos met sigaretten staat steeds open voor het gebruik en voor de dames is er chocolade. Maandag weer zo’n dag, totdat ‘s avonds om 5 uur de namen afgeroepen werden die mochten vertrekken naar Civil-Affairs. Enkelen moesten blijven als verdachten. Weer kwamen de militaire wagens voor en nu ging het de werkelijke vrijheid tegemoet.
Ze kwamen aan bij een schoenenfabriek in Tilburg en hier werden ze door de soldaten overgeleverd aan burgerlijke autoriteiten, aan de evacuatie-dienst. Oh, wat een verrassing, daar diverse bekende gezichten te zien, waarvan sommige zelfs in uniform. Het was daar een heel gezellige boel, piano-muziek en ‘s avonds filmvoorstelling. Het zou hier wel om uit te houden zijn.
Toen de bagage weg gebracht moest worden in een aparte zaal, hoorde de donkere jongen opeens zijn naam noemen en liep hij een heel goeie bekende tegen het lijf uit de Betuwe.
Thuis had hij en zijn familie zich al zo dikwijls afgevraagd, waar zouden ze toch zitten en nu een van hun hier. Toeval, Nederland is maar klein.
Hier waren ze met vele Line-Crossers gezellig bij elkaar. Kregen ze gratis eten en onderdak en alle inlichtingen, die ze nodig hadden om ieder zijn weg verder te kunnen laten gaan. De bediening bestond er uit meisjes, die dit mooie werk geheel belangeloos en uit liefdadigheid deden. Een woord van dank voor hen is hier werkelijk op zijn plaats.
Dit was het huis van gaan en komen, er kwamen nieuwe en er gingen er weg. Velen namen dienst als Oorlog-Vrijwilliger, anderen vonden werk. De lange, donkere jongen had de bedoeling naar Walcheren te gaan om deel te gaan nemen in de Droogmaking hiervan. Nadat hij ongeveer een week in de schoenenfabriek geweest was vertrok hij. Men kan daar toch niet altijd op een ander leven en verder niets doen. Hij was nu in Bevrijd-Nederland en wilde daarvoor gaan werken. Mocht dit echter niet gelukken, dan zou er altijd nog wel plaats in het leger zijn. Hij had hierover reeds inlichtingen ingewonnen.
‘s Maandags vertrok hij gepakt en gezakt, nieuwe avonturen tegemoet gaande, naar Walcheren.
Hij had zijn doel bereikt en had nu slechts te wachten op de bevrijding van het overige deel van Holland.
Zou hij lang moeten wachten?
Einde