17 – Eind van de 19e eeuw

Sliedrecht aan het eind van de 19e eeuw
Met schout Gerardus van Hattem kreeg Sliedrecht zijn eerste burgemeester. Zoon Jan Adrianus volgde hem op. Nu komen we toe aan de periode van Burgemeester Jan Adrianus van Haaften.

Nadat burgemeester Jan Adrianus van Hattem, zoals we in de vorige verhaal konden lezen, zijn ambt had neergelegd, nam wethouder Jacob Kalis zijn taken waar. Hij werd hierbij geholpen door wethouder Hendrik Seret.
De opvolger van Van Hattem was Jan Adrianus van Haaften, geboren in Sliedrecht op 21 april 1849. Hij werd in 1884 benoemd tot de nieuwe burgemeester van Sliedrecht.

Gezinsstaat van Jan Adrianus van Haaften.

Jan Adrianus van Haaften, geboren te Sliedrecht op 21 april 1849, zoon van Jan Wouterszn van Haaften en Adriaantje Jansdr Kivit.

Hij is getrouwd te Sliedrecht op 21 mei 1874 met Janna Cornelia Schram de Jong, geboren te Sliedrecht op 19 juli 1848, dochter van Hendrik Schram de Jong en Teuntje van Wijngaarden.

Uit dit huwelijk:
1 Adriana, geboren te Sliedrecht op 9 maart 1875.
2 Jan, geboren te Sliedrecht op 19 april 1876.

Geschiedenis-1701
Oude opname van de Stationsweg

Spoorweg en spoorbrug
De aanleg van de spoorbaan had langer geduurd dan waar men vanuit was gegaan. De oorzaak hiervan waren de vele grondverzakkingen van de slappe veenbodem.
In 1885 werd een proefrit gemaakt over de nieuwe spoorbrug te Baanhoek. Dit gebeurde met een rij locomotieven. De rit was geslaagd en op dinsdag 14 juli 1885 kon de spoorlijn officieel geopend worden!
De opening werd op feestelijke wijze gevierd. Veel vlaggen waren uitgestoken. De feestelijkheden, opgeluisterd door het muziekcorps van het Regiment Jagers, speelden zich af in de buurt van het nieuwe station en op de Stationsweg.
Ministers en andere autoriteiten arriveerden met de trein. Zij werden begroet door burgemeester van Haaften. Het volksfeest duurde tot ver in de middag. Typisch voor die tijd mochten alleen de jongens aan de spelen, zoals zaklopen en mastklimmen deelnemen.
De bijna 1000 meter lange Stationsweg was in de eerste jaren staatseigendom. Het was oorspronkelijk een onbestrate grindweg. Op de nieuwe begraafplaats aan de Stationsweg, aangelegd in 1885, werd in 1887 burgemeester J.A. van Hattem begraven.
’s Avonds ging het feest verder in de theetuin van H. v. d. Vlies. Te genieten viel o.a. van een concert en een vuurwerk.
De trein zou een geduchte concurrent worden voor de boten van de firma Fop Smit. Met de trein was men immers eerder in Dordrecht en Rotterdam. Met de postwagen was het al helemaal snel gedaan.

Gezondheidszorg
Met de gezondheidszorg was het nog steeds slecht gesteld. Het drinkwater werd uit de nog redelijk schone Merwede gehaald. De fecaliën kwamen meestal rechtstreeks in de sloten of de rivier. Slechts een enkele woning had een beerput. Geen wonder dat voor besmettelijke ziekten gevreesd werd. De kindersterfte was groot. Een ziekenhuis kende Sliedrecht niet.

Wel was er ergens op het huidige Baanhoek een huisje waar men aan ernstige ziekten lijdende personen isoleerde. In 1886 werd deze woning vervangen door een ´pesthuisje´ dat te vinden was bij de nieuwe begraafplaats aan de Stationsweg. Men noemde het ook wel ´het lijkenhuis`, omdat er overleden drenkelingen werden ondergebracht. Een echt ziekenhuis zou er pas in de beginjaren van de 20e eeuw komen.

Geschiedenis-1702Waterleiding in het dorp
Pas in 1886 begon men met de aanleg van een waterleiding. Centrale plaats vormde de watertoren op het terrein van de Zaai. Op de waterleidingbuizen in de dijk werden ook brandkranen aangesloten. Onder grote belangstelling werd, onder leiding van brandweercommandant Jacob Luyt, op 7 februari 1887 proef gespoten.

Niet langer was men aangewezen op sloot- en rivierwater. De slangen en spuiten werden opgeslagen, in over de gemeente verspreide, gebouwtjes. De brandweerlieden controleerden, uit vrees voor brandgevaar, in 1887 ook de schoorstenen.

Gemeenteraad
In Sliedrecht werd het nieuws gebracht door twee nieuwsbladen. ´Het Nieuwsblad voor Sliedrecht en omstreken`, opgericht in 1869, uitgegeven bij de firma Luyt, was een liberaal getinte krant. Vanaf 1887 verscheen het rechtse blad ´De Merwebode`, opgericht door Aart van Wijngaarden.

Nieuws werd o.a. gepubliceerd over de raadsvergaderingen. De gemeenteraad van 1887 bestond uit de heren: (vrouwenkiesrecht bestond nog niet, laat staan dat vrouwen verkiesbaar waren) Prins Azn., Joh. A. Bakhuizen, W. M. v. Haaften, M. C. de Jong, W. M. Schram, Corn. Roskam, Jacob Kalis, Hendrik Bos, Arie Vermaes, Hendrik Seret, Jan C. van Hattum, G.A. van Hattem en Leendert Volker Azn. Men kon spreken van een kleine liberale (linkse) meerderheid.

De raadsleden hadden meer vrijmoedigheid dan hun voorgangers mede dankzij een uitbreiding van het kiesrecht. De mannen moesten enige opleiding hebben en tot de betere stand behoren.

Onderwijs
Naast de openbare scholen kwam er een gereformeerde school. In 1889 werd deze achter de toenmalige gereformeerde kerk bij de Zoutstoep geopend. De eerste steen werd gelegd door een zoontje van dominee J. R. Dijkstra. Het gebouw telde drie leslokalen. Er waren 126 leerlingen. De heer J. Bokhout was het eerste schoolhoofd.

In 1891 werd er een tweede bewaarschool in ons dorp gesticht door het departement Sliedrecht van de Mij. tot Nut van het Algemeen. De aanneemsom bedroeg f 4.248,00. Het schooltje stond waar nu de vrijzinnige kerk staat. De voormalige kleuterschool aan de Oranjestraat kan als de opvolger beschouwd worden.

De eerste school van de Vereniging voor Christelijk Onderwijs werd in 1893 gebouwd en in april 1894 in gebruik genomen. Hij stond op de plaats waar scheepswerf Boer aan de Rivierdijk gevestigd was. Nu is daar het appartementencomplex `Merweburgh`.

Kleindiep, Middeldiep en Groote Diep
In het centrum van Sliedrecht lag voor de dijk een grote uiterwaard. Deze gronden buitendijks werden doorstroomd door verschillende geulen en zijgeulen.

De Merwede werd ook wel ´Het Groote Diep` genoemd. Dwars door de grienden stroomde het Middeldiep en langs de dijk kronkelde het Kleindiep. Aan het boveneind was het Kleindiep een zijarm van het Middeldiep. Aan het benedeneind stroomde het ter hoogte van het ´Plaatje van Volker` weer uit in de Merwede.

Geschiedenis-1703
Middeldiep
Geschiedenis-1704
Kleindiep

 

Er waren drie griendplaten: de Huibert de Baatplaat tussen het Groote Diep en het Middeldiep Ten noorden daarvan de Kerkeplaat en de kleine Molenplaat. Deze werden van elkaar gescheiden door het Molengat, dichtbij de toenmalige korenmolen ‘de Kievit’. Alle drie de platen liepen bij hoog water onder. Houten duikers onder kaden zorgden ervoor dat het regenwater naar de Merwede kon weglopen. De platen waren schaars met slechts een paar houten schuren bebouwd. De bekendste was de opslagruimte van een zalmvisser op de Huibert de Baatplaat. Zalmvissen op de rivier loonde in die jaren nog. Gras en griendhout vormden de begroeiing. Bij hoog water kwam het water tot aan de Merwededijk. Huizen gebouwd aan de buitenkant van deze dijk kregen dan vaak het water binnen. Dikwijls kon men dit voorkomen door te ´kisten`. Hierbij werden houten kistplanken voor de deuren en ramen geplaatst.

Voor het vervoer waren de geulen heel belangrijk. Het gemeentestuur vond het noodzakelijk dat de wateren van het Middeldiep, het Kleindiep en andere plaatsen waar schepen kwamen, zoals bij het Zaaigat, goed op diepte werden gehouden. Het onderhoudsbaggerwerk gebeurde met de handbeugel. De bagger werd in de rivier De Merwede gelost. Dit alles gebeurde op kosten van de gemeente.

Desondanks kwam er toch steeds meer modder op de bodem van de geulen te liggen. Dit was zorgelijk voor de hoepelmakerijen die aan het Kleine Diep en de daarbijbehorende gantels lagen. De vaarweg werd steeds ondieper en de hoepmakersschuren waren steeds moeizamer te bereiken. In 1882 werd de hulp van de regering ingeroepen om bij te dragen in de onderhoudskosten. Het verzoek werd ingewilligd en de vaarweg naar de schuren werd goed op diepte gehouden.

Het Kleindiep en Middeldiep hadden nog een andere functie. Het vervoer gebeurde doorgaans met handkar en per paard en wagen. Over het water ging het met aken. Deze waren afgeladen met allerlei materialen. Dit waren o.a. spaanders, bestemd voor de ovens van de vele bakkers die Sliedrecht telde. Hooi (van en voor de boeren), huisraad bij een verhuizing, enz. Zelfs werd de roeiboot wel gebruikt om bij elkaar op visite te gaan.

Belangrijke plaats
In 1883 stond de gemeente een stukje grond naast het raadhuis gratis af ’tot stichting van een nieuw gebouw voor het kantongerecht alhier. Het zou voor rijksrekening gebouwd worden’. Het raadslid Van Hattum betoogde ‘dat nu wij de grond gratis hebben afgestaan, schade door den bouw aan het raadhuis ontstaan voor rekening van het Rijk diende te komen’.

Omstreeks 1889 was mr. Jan Carel Tack kantonrechter. Hij woonde te Papendrecht. Notaris P. C. Bos te Papendrecht daarentegen woonde in Sliedrecht waar hij geboren was. Toen kon men dus al van ´forensen`spreken. Het bracht wel een onnodig gerij van koetsen en koetsjes met zich mee.

Niet alleen uit het kantongerecht blijkt dat Sliedrecht in die jaren een belangrijke plaats was. Als een der weinige dorpen van allure had men nu ook een eigen apotheek van de firma J.H. Hamacher en J.C. Keur. Tot ver in de omtrek werden pillen en poeders rondgebracht per rijtuig. Dit gebeurde ook op de in gebruik rakende fiets en vaak ook nog lopend.

Zondagsrust
Aan het handhaven van de zondagsrust werd streng de hand gehouden. De post werd echter wel op zondag bezorgd. Wel werd op 2 juli 1887 bekend gemaakt dat er gelegenheid bestond om de dienst der posterijen op zondag te verlichten. De mensen konden hun naam op het postkantoor opgeven als ze op zondag geen post wensten te ontvangen. De ambtenaren en bestellers zouden hierdoor minder hoeven te werken op zondag, de dag die door God Heilig is genoemd.

Armoede
In de winter kwam het werk op verschillende plaatsen vaak stil te liggen. Losse werklui op boerderijen, in de grienden, en op het baggerwerk leden dan armoede.

Gelukkig kon men in de hoepmakerij soms wat bijverdienen. Het hoger personeel op de baggerwerktuigen had geen reden tot klagen. Zij konden zelfs sparen voor de oude dag of een woninkje. De prijs hiervoor was dat ze vaak vele maanden buiten Sliedrecht vertoefden. Als je Sliedrecht vergelijkt met andere plaatsen in Nederland, kwam ons dorp er niet slecht af.

Geschiedenis-1705Groei
De bevolking groeide. Langs de dijk, binnendijks, was praktisch alles volgebouwd. Aan de buitenkant werd op vele plaatsen eveneens gebouwd. Om ruimte te scheppen kwamen er steeds meer stoepen met voornamelijk arbeiderswoningen bij. Denk maar eens aan De Bossche Stoep, de Piet Rijsdijkstoep, de Korverstoep, het Orleans, de Kikkersteeg, de Leeuwenkuil, de Poelenstoep, de Salonstoep en de vele andere stoepen.

Ook buitendijks kende men enkele steegjes: De Pepersteeg, vlak nabij waar later de Oosterbrug zou komen, de Kwitantiesteeg (bij het ziekenhuis), de Molensteeg en de Kroonstoep (eigendom van de familie Kroon) bij korenmolen de Kievit.

In de kleine stoepwoningen woonden doorgaans zeer grote gezinnen. Vader en moeder sliepen beneden in de bedstede, waar ook het jongste kind een plaatsje in de krib had. De andere kinderen sliepen gezamenlijk op de zolder. Buiten was de plee. Meerdere gezinnen maakten hiervan gebruik. Het regen- en afwaswater liep gewoon in de sloten langs de stoepen. Binnen de huisjes was geen aanrecht. De ‘vaat’ werd afgewassen op de ‘vatenbank’, die buitenshuis of in het aflaat stond.

De voordeur bleef meestal gesloten. Over een smal paadje ging men naar de achterdeur, waar de klompen in het ‘klompenhok’ achterbleven. Op kousenvoeten – nog vaak een typisch Sliedrechtse gewoonte – ging men naar binnen. De stoepen stonden door zijsteegjes soms met elkaar in verbinding. Meestal had men wel een tuintje, waar als de portemonnee het toeliet, kippen en konijnen werden gehouden. Op maandag hing overal het wasgoed buiten te drogen. De kousen werden gedroogd op de ‘kousenmik'(stokken in een plank gestoken.)

Geschiedenis-1706Boschlaan
Graaf van Bylandt, ambachtsheer van Sliedrecht, eigenaar van ‘Het Bosch’, en het gemeentebestuur tekenden in 1888 een overeenkomst. In ‘Het Bosch’ werd voor het publiek een Boschlaan als wandelweg opengesteld. Deze liep vanaf de dijk tot aan de Tiendweg.

Vanaf juni 1888 werd de 1150 meter lange Boschlaan vaak op zondag en mooie zomerdagen als wandelweg gebruikt. Reizigers konden via De Boschlaan de trein bereiken. Vanaf de Tiendweg maakten ze vervolgens gebruik van het zogenaamde Wandelwegje naar het station. Een belangrijke vooruitgang. De tiendweg was eerder slechts te bereiken via de Tolsteeg, de Stationsweg en de Zwijnskade. Het mooiste gedeelte van de Boschlaan was de zogenaamde ‘krom’, waar later de eerste Sliedrechtse banken geplaatst zijn. Velen hebben daaraan nog prachtige herinneringen!!!

Feest
Op 12 mei 1889 was koning Willem III veertig jaar vorst over ons land. Ook in Sliedrecht werd dit feit gevierd. Burgemeester van Haaften hield voor de raad een feestrede.

Per telegraaf werden de wensen aan de koning overgebracht. Op veel plaatsen gingen de vlaggen uit.

De eigenlijke viering vond plaats op 15 mei. De schoolkinderen werden op getrakteerd. Op de openbare scholen kreeg men bolussen en koekjes. De kinderen van de gereformeerde school smulden van de krentenkoeken en chocolade. ‘s Middags was er voor de schoolkinderen een goochelvoorstelling. Die werd gegeven in de goederenloods bij het station. Voor de ouderen werden lichtbeelden vertoond.

Geschiedenis-1707Problemen rond burgemeester
In het gemeentehuis kreeg burgemeester van Haaften ruzie met de pers tijdens de raadsvergadering. De krantenschrijvers vonden dat ze hun zijn werk niet goed konden doen. Staande voor de balie in de raadszaal was het moeilijk aantekeningen te maken. Een drietal raadsleden vroeg een spoedvergadering aan. Tijdens het debat bemoeide het Sliedrechtse publiek zich met de discussie. Door de grote opkomst van de toehoorders werden de verslaggevers in het nauw gedreven.

Burgemeester Van Haaften kon nu niets anders dan de pers binnen de balie te laten komen. Een eenmaal gegeven voorrecht terugdraaien is moeilijk en daarom bleef het voortaan zo: de pers mocht voortaan altijd binnen de balie. Gescheiden van het publiek.

Al spoedig hierna kwam de burgemeester in een moeilijke situatie. Hem werden allerlei zaken, terecht of ten onrechte, aangewreven waardoor zijn de positie van burgemeester onhoudbaar werd. In 1895 trad hij af. Jacob Kalis werd, zoals eerder, weer loco-burgemeester, totdat een opvolger nog datzelfde jaar zijn intrede deed. Het werd S. E. Ypey. Voor het eerst een niet uit Sliedrecht zelf voortgekomen burgemeester.