Het kasteel Crayenstein volgens Henk ’t Jong

Enkele opmerkingen naar aanleiding van een bijschrift over kasteel Crayenstein.

Kasteel Crayenstein 01
Uit: C. Baardman, Leo J. Leeuwis, M.A. Timmermans, Langs Merwede en Giessen (Den Haag 1961)

Op de zuidelijke oever van de Merwede lag tussen de heerlijkheid van die naam en het dorp Houweningen het dorp Sliedrecht (Sclidreth, Slydrecht). Dat bestond uit drie aparte ambachtsheerlijkheden die elk hun eigen heer hadden. Van west naar oost waren dat Crayenstein, Langambacht en Kortambacht. In het eerste stond sinds ca 1250 het door Zeger van Riede gebouwde huis Crayenstein. De heerlijkheid was dus naar het kasteel genoemd. Van Riede was een edelman uit een oude familie die al in de 12e eeuw in de omgeving van de graaf van Holland en de heren van Voorne wordt genoemd. Hun oorspronkelijke bezit lag in wat later de Riederwaard zou worden en ze waren daar heren van Ri(e)derkerk, Barendrecht en Pendrecht. Er zijn aanwijzingen dat zij ook heer waren van het oostelijk van Dordrecht gelegen bezit Merwede. De heren van die naam komen pas ca 1240 voor en voeren een duidelijk van de Van Riedes afgeleid wapen. Het zit erin dat de Van de Merwedes een jongere tak van de Van Riedes waren. Die familie bezat dus ook Crayestein, dat pas zo ging heten nadah het kasteel werd gebouwd, want een ‘stein’ of ‘steen’ was de middeleeuwse benaming van wat wij een kasteel noemen. Dat woord werd toen nog niet voor een versterkt stenen huis gebruikt. Zeger was ook heer van het oostelijke ambacht van Oversliedrecht, dat later Naaldwijk werd genoemd. In die hoedanigheid was hij ook betrokken bij het stichten van het waterschap van de Alblasserwaard in 1277.
Kasteel Crayenstein 02
De Elisabethsvloeden van 1421 en 1424 hebben gaten geslagen bij Werkendam en Broek (ongeveer tussen Moerdijk en Zevenbergen) waardoor de Grote Waard langzaam onderstroomde. Na de tweede vloed was er geen initiatief meer om de dijken te dichten, hoewel dat na de eerste keer nog wel geprobeerd was. De dorpen in dit gebied werden dan ook langzamerhand verlaten. Stenen gebouwen werden voor zover mogelijk afgebroken en de stenen werden elders hergebruikt. De houten en lemen huizen en boerderijen vervielen langzamerhand. Er zullen weinig mensen zijn verdronken, want de overstroming kreeg pas langzaam greep op het gebied. De bevolking, die natuurlijk alles achter moest laten behalve wat ze in een bootje konden laden, verspreidde zich over de omgeving. Velen waren verarmd en moesten door liefdadigheid geholpen worden. Anderen vestigden zich tussen de boeren aan de noordkant van de Merwede of in de Langstraat. Tussen de wat hogere stukken oeverwal of donken ontstonden op den duur kreken en moerasgebied.

De dijk langs de Merwede bleef er echter nog lang liggen, al ontstonden er soms wel gaten in waar kreken in uitkwamen. De kasteelplaatsen van de huizen te Merweden en Crayenstein lagen hoger en de kastelen bleven gewoon staan. Merwede werd echter verlaten door de heer, ook omdat de familie uitstierf. Het kasteel werd door Dordtenaren dankbaar als steengroeve gebruikt. Crayenstein bleef waar het stond en was soms ook bewoond door de heren. Tot het land eromheen niet langer meer bruikbaar was en de laatste ambachtsheer, Splinter van Hargen, het huis in 1563-64 af liet breken. De stenen verkocht hij aan de inwoners van Sliedrecht aan de overkant. Misschien zitten er nog fundamenten onder de oever of in de rivier, maar die zijn nooit opgegraven. In 1592 was het dus al bijna 30 jaar verdwenen en zeker niet langzaam in het moeras gezakt.
Kasteel Crayenstein 03Op dezelfde plek werd trouwens ten tijde van de opstand (dus na 1568) een redoute gebouwd, een klein vierkant fortje, dat er een flinke tijd heeft gelegen. Misschien is het fortje wel opgericht op de fundamenten van het kasteel. De naam werd op den duur verbasterd tot ronduit en tot de Derde Merwehaven werd aangelegd heette de polder hier de Ronduit en kwam de Ronduitsloot er uit in de rivier.

Kasteel Crayenstein 04
De tekening boven het bijschrift.

Of de getekende afbeelding uit 1537 dateert is onwaarschijnlijk; hij ziet er eerder 17e of 18e eeuws uit. Waarschijnlijk is het daarom een fantasietekening. Lips schreef in zijn Geschiedenis van Sliedrecht dat het kasteel nog is afgebeeld op een kaart van het gebied uit 1537 die door ene Cornelis Schilder gemaakt zou zijn, dus hij bedoelt hier niet dit aanzicht mee. De schrijver van het bijschrift heeft die verwijzing dus verkeerd begrepen.

Kasteel Crayenstein 05
De gekopieerde kaart uit 1537 van Cornelis Schilder (12.9.1591) – Hingman 1890A.

Deze kaart, een kopie uit 1591, berust nog steeds bij het Nationaal Archief en erop is heel goed te zien dat het kasteel geen ruïne is. Op een kaart van het ambacht Crayenstein zoals dat er in 1543 uitzag is verder heel duidelijk te zien dat het kasteel op het uiterste oosteinde van het nog tamelijk goed herkenbare ambacht lag. Het nog steeds niet vervallen gebouw, met een flinke toren, werd aan drie zijden omgeven door water. Geen wonder dat Van Hargen er niet helemaal rustig woonde, als hij dat al deed, want hij was ook nog heer van Oisterwijk.

Kasteel Crayenstein 06
Kaart van de ambachten Merwede en Crayenstein, 1543 (Hingman 1978) uit W. van Wijk, Historische atlas van de Biesbosch (Zwolle 2012) 38-39.

Overigens is uit deze kaart ook op te maken waar het kasteel precies lag; pal ten zuiden van de kerktoren van Wijngaarden. Als je nu een loodlijn van die toren naar het zuiden trekt kom je uit op de oever boven de Derde Merwedehaven, ongeveer tegenover het Kerkerak in Sliedrecht. Volgens kaarten uit de 17e eeuw lag het kasteel waarschijnlijk schuin tegenover de molen in het vroegere wijk C, waar de huidige Molendijk naar genoemd is, iets naar het westen.

Hoeveel dorpen er tijdens en na de Elisabethsvloeden zijn ‘verdronken’ is bijna niet te reconstrueren. Het hangt er maar vanaf wat je als een dorp beschouwt. Er kunnen, net als Sliedrecht, meer dorpen geweest zijn die uit meer ambachten hebben bestaan. Daar is echter nooit onderzoek naar gedaan. Tegenwoordig wordt uitgegaan van rond de 15 kerkdorpen of parochies, waarbij die soms in enkele ambachten onderverdeeld kunnen zijn. Meer dan 30 kunnen het er bijna niet geweest zijn, misschien inderdaad maar 23, maar nader onderzoek zal dat uit moeten wijzen .

Waarom Arnoud van Crayenstein als een belangrijk heer wordt aangeduid is me echter een raadsel. Er is bijzonder weinig van hem bekend, behalve dat hij tussen ongeveer 1315 en 1339 ambachtsheer was na de dood van zijn oudere broer Zeger. Hij was een jongere zoon van Sophia van Riede, vrouwe van Crayenstein en Herbaren van Drongelen en was dus eigenlijk een Van Drongelen. Hij ging zich echter Van Crayenstein noemen en wijzigde de achtergrond van zijn vaderlijk wapen met het zilveren rad van blauw in zwart. Hij had een zoon Herbaren, die vroeg stierf, en een dochter Sophia, die met Dirk van Teilingen trouwde, waarna het ambacht in die familie kwam. Dat is het.

Het bijschrift laat dus nogal wat fouten, aannames en een verkeerd begrepen beschrijving zien en de vraag blijft waarom Arnoud van Crayenstein zo belangrijk werd gevonden.

Henk ’t Jong MA
Dordrecht , 1.11.2014