Medeklinkers

HIJ VONG HIJ VONG POEJER NOG ‘T LEKKERSTE

In de vorige artikelen hebben we de klinkers behandeld. Denk bijv. aan: paerd, grôôt, maaid, troi, lêêg, durp, brocht, deuze, bietjie, kaaind, en nog vele andere.

Nu zijn de medeklinkers aan de beurt.
We zullen het hier eerst hebben over de -nd – die in het Sliedrechts -ng- geworden is.

Voorbeelden hiervan:
· Binge – bong – gebonge (Ned. Binden, bond, gebonden.)
· Vinge – vong – gevonge (Ned. Vinden, vond, gevonden.)
· Winge – wong – gewonge (Ned. Winden, wond, gewonden.)

Dit verschijnsel is geen overblijfsel van oudere taalvormen, want binden is in het Oud-Germaans binda en vinden is daar vinda.
Die verandering van -nd- tot -ng- komt in veel zuidelijke dialecten voor. In Zeeland is het dialectwoord voor hand hangd en ander is angder. Ook het Nederlandse tenger, dat aan
het Franse tendre ontleend is, heeft deze verandering ondergaan.
Die verandering is, dat de -nd- die met je tongpunt tegen je boventanden gevormd wordt, zich verplaatst naar achter in je mond, tegen je huig. Dit is in de taalwetenschap een bekend verschijnsel en heet velarisatie.

Andere voorbeelden hiervan zijn:
Hij sting of hij stong (hij stond), fongst (ziekenfonds) en mangels. (amandelen)

Nu de -d- die in het Sliedrechts een – j – geworden is.
Voorbeelden: bôôjem, braeje, bloeje, broeje, geleeje, glij-je, poejer, tevreeje, bieje, hoeje, hoi-je, kroi-jenier, langdraejig, steeje, zoi-je, dôôje.
Het betreft hier steeds een medeklinker die tussen twee klinkers staat. Ook hier is het verdwijnen van de -d- een latere verandering. In het Oud-Germaans, maar ook in het huidige Engels en Duits hebben deze woorden nog allemaal een -d- of -t-.
Denk bijv. aan het Engelse bottom, brediing en gliding, of aan het Duitse boden, braten, blüten, gleiten, süden en städte.
Het lijkt alsof men bij ons niet de moeite neemt die -d- uit te spreken en dan komt er vanzelf een -j-achtige klank voor de -d- in de plaats.
Overigens is dit een verschijnsel dat in grote delen van Nederland voor komt.
Een mooi voorbeeld hiervan is ook Sliedrecht dat vroeger uitgesproken werd als Sliejerecht, wat later weer vervlakt werd tot Slierecht.

Toch waren we niet consequent in het weglaten van de -d- tussen twee klinkers. Vergelijk de volgende woorden maar eens:
· moeder poejer
· vaoder kwaojer
· ieder biejer
· jode verbôôje
___________________________________________________

De -d- is in het Sliedrechts soms een -w- geworden. Dat is het geval na een -ou-.
Voorbeelden:
· houwe
· ouwe
· gouwe
· kouwe
· verkouwe
Soms is die -d- met een volgende klinker helemaal verdwenen.
Voorbeelden: nijg (nijdig), daolijk (dadelijk), schoer (schouder), teng (tijding).

Soms is in het Sliedrechts de lettergreep -de- op het eind van een woord een -i- geworden, zoals in aaremoei (armoede), kaoi (kade), laoi (lade), slaoi (sla, salade).
In het Standaard Nederlands is deze slotlettergreep meestal in z’n geheel weggevallen. Vergelijk maar eens de oudere vormen heide, slede en zijde met de huidige vormen hei, slee en zij.
______________________________________________________

FETERS IN DE ETELAOZIE.

Hieronder niet een verhaal over oude Germaanse klanken die in het Sliedrechts zijn blijven bestaan, maar iets over klankveranderingen die in de loop van de tijd in ons dialect zijn ontstaan.
Het Nederlands heeft een aanzienlijke hoeveelheid Franse leenwoorden en ook het Sliedrechts is daar ruim in gesorteerd. Bij de uitspraak van die Franse leenwoorden doet zich in ons dialect een bepaald verschijnsel voor. Hier volgen de vier gevallen:

A. De slotlettergreep –ge- is in het Sliedrechts -zie geworden. Voorbeelden: etaozie
(etage); etelaozie (etalage); fabriekaozie (fabricage); foeraozie (fourage); messaozie (massage); slijtaozie (slijtage); en vietraozie (vitrage).
Het Franse horloge is in het Sliedrechts geworden tot allozie of lozie.

B. De slotlettergreep –tie- is in het Sliedrechts tot -sie geworden. Voorbeelden:
ginneraosie (generatie); obliegaosie (obligatie); pliesie (politie); prestaosie (prestatie); relaosie (relatie); sietuaosie (situatie); en staosiegeld (statiegeld).

C. De slotlettergreep –ille- is in het Sliedrechts -lie geworden. Voorbeelden: emallie (emaille); medallie (medaille); patroelie (patrouille); en portefulie (portefeuille);
Dit is een geval van uitspraakaanpassing. De oudere Franse uitspraak van deze woorden was met -lje, dus bijv. emalje.
Deze combinatie -lje was in Holland onbekend en werd vervangen door -lie.
Zo ook bijv. het Nederlandse familie van het Franse famille.

D. De Franse -ch- wordt in het Sliedrechts een -s-, omdat deze klank beter paste bij
de klankkleur van het taalgebruik van onze voorouders. Voorbeelden: mesien (machine); saggerijn (chagrin); en seklaod (chocolade).

Een ander verschijnsel is, dat de oorspronkelijke -v- in het Sliedrechts een -f- werd. Dit verschijnsel komt voor in de woorden: feter (veter); fiegelansie (gezicht, uit Fr. vigelance); fiezelemie (aangezicht, uit Fr. visionie); filt (vilt); fiooltjie (viooltje); fiolet (violet); en furt! (vort!, voort!).

-Wr- wordt in het Sliedrechts vaak -vr- of soms zelfs -fr-. Bijv: vrat (wrat); vreef (wreef); vrêêke (wreken); vringe (wringen); vrijve (wrijven); en vroete (wroeten).

Het woord taarf (tarwe) hoort ook in deze groep thuis, maar nu is de combinatie rw achteraan het woord.

Tot slot nog een oud Germaans taalverschijnsel dat in het Nederlands is veranderd, maar in het Sliedrechts in sommige woorden is blijven bestaan. In oude Sliedrechtse teksten komt men tegen de woorden gekoft (gekocht) en zoft (zacht).

Ook kennen wij nog de dialectwoorden doft en dogt (bankje in roeiboot). In het Nederlands is die -ft veranderd tot -cht. Net als in het Sliedrechts is dit ook niet gebeurd in het Engels en het Duits. Vergelijk de Nederlandse woorden zacht, achter en lucht maar met het Engelse soft, after en het Duitse luft. Eenzelfde verschijnsel zien we ook in gekauft en sanft.