32 – De Albert Schweitzerschool

De Albert Schweitzerschool aan de P.C. Hooftlaan

School-3101De Merwestreek meldt:
Kennelijk met groot plezier zijn de kinderen, die zijn aangewezen het nieuwe schoolgebouw aan de P.C.Hooftlaan te  bevolken in feestelijke optocht naar hun nieuwe home getrokken. Vol trots voeren zij zelfvervaardigde ‘mammoetschoolattributen’ met zich mee en de spandoeken laten geen enkele twijfel bestaan aan het doel van hun vreugdevolle opmars, die een alleszins geslaagde finale betekent van een lofwaardig origineel initiatief van hun leiders. Lief en teer klinken hun stemmetjes in de hal en met vertederde aandacht luisteren de gasten van het gemeentebestuur.

School-3102Nadat het speciaal voor dit doel geschreven lied ten einde is, verricht de heer Koekkoek, inspecteur bij het L.O. de symbolische openingshandeling door een gordijn weg te trekken waarna het door de Gorkumse beeldhouwer Jan van Munster ontworpen Schraffito, voorstellend de Vier Heemskinderen, gezeten op een paard, zichtbaar wordt. (Zie achter de leerlingen).

Dit alles geschiedt nadat burgemeester Van Hofwegen een groot aantal gasten uit de onderwijswereld, raadsleden, architect en aannemers eerder in de raadzaal heeft verwelkomd. Bijzonder verblijd is hij dat inspecteur Koekkoek  bereid is gevonden de openingsceremonie te verrichten. In auto’s is het gezelschap naar de nieuwe school gereden. Iedereen is vol lof over het gebouw, een sieraad voor de gemeente.
School-3103
Mooie woorden
Weer terug in het raadhuis biedt de heer G. Kila, voorzitter van de afdeling Sliedrecht van de Nederlandse Onderwijzers Vereniging, gelukwensen aan. De heer Hans, hoofd van de Prins Bernhardschool vergelijkt de school met een ‘mooie werkplaats’. Verder voeren nog het woord de heer P. v. d. Blom als voorzitter van de afdeling Sliedrecht van Volks Onderwijs, de heer M. Geelhoed namens de Centrale Ouderraad en de heer Jac. Hus namens het ‘Architectenbureau Hus en Oskam’ en aannemer M. Stout. Ds. Verweijs biedt namens de Vereniging van Chr. Onderwijs gelukwensen aan. Tenslotte spreekt het nieuwe hoofd der school, de heer C. Verweij.

Onderstaande kanttekeningen komen uit een afscheidsboek dat het scheidende schoolhoofd Cor Verweij krijgt aangeboden:

School-3104
Klas van Corrie Unk
School-3105
Klas van Wim Harmsen                             

 

 

 

 

 

 

 

 

Het jaar 1962 is voor schoolhoofd Cor Verweij en de leerkrachten Corrie Unk en Wim Harmsen een bijzonder jaar. Als bekend is wanneer de nieuwe openbare Albert Schweitzerschool van start zal gaan, breken er drukke tijden aan. Enthousiast gaanb ze van start met het uitzoeken van nieuwe leermiddelen. De opening is gepland in het schooljaar in 1962-1963. Op 3 september 1962 gaat de school van start met de leerjaren 1, 2 en 3. Voorlopig wordt onderdak gevonden in de Jan Ligthartschool. Door vertraging in de bouw wordt het nieuwe schoolgebouw  uiteindelijk 8 januari 1963 geopend.

Bij de inrichting komt heel wat kijken. Veel tijd wordt door het personeel gestoken in de keuze van de leermethoden. Hoofdonderwijzer Verweij legt nogal wat bezoeken af bij inspecteur Koekkoek ter goedkeurig van de gekozen boeken. Helaas gebruikt deze nogal eens het rode potlood om het een en ander te schrappen. Intussen lopen vertegenwoordigers de schooldeur plat. Het meubilair wordt zelfs een nachtmerrie en blijft zo tot vele maanden na de opening van de school.

Op maandag 7 januari, een dag voor de opening, moet de school nog grotendeels worden ingericht. Pas tegen 4 uur ’s middags arriveren de tafels, stoelen en schoolborden.

Op hetzelfde moment worden de boeken geleverd. Met hulp van collega-schoolhoofd Dik Hansum en zijn echtgenote Lidy wordt de gigantische klus geklaard. De opening was apart, zo niet een primeur. De hele kerstvakantie is het personeel en een aantal oudercommissieleden druk bezig.

Uiteindelijk is alles voor elkaar gekomen en kan men met voldoening terugkijken op wat bereikt is.

Al in het eerste schooljaar wordt een toneelstuk tijdens de ouderavond opgevoerd. Legendarisch is wel de opvoering ‘De sloffen Aboe Kasim’. Elk jaar op 5 december brengt de Sint een bezoek aan de school. Zijn stoel staat al klaar en de van tevoren gemaakte op- en aanmerkingen zitten in zijn boek geplakt. De kinderen zijn onder de indruk en soms krijgt er iemand zelfs een standje! Na zijn bezoek aan de school stapt de Sint in zijn volkswagentje met open dak op weg naar de volgende school.
School-3106

De schoolreizen zijn elk jaar een hoogtepunt in het schoolleven. In de loop der jaren zijn een aantal vaste routes opgebouwd:

Siedrecht-Efteling-Drunense duinen-Sliedrecht.

2.  Sliedrecht-Amersfoortse dierentuin-Spakenburg varen op het IJsselmeer-Sliedrecht

3.  Sliedrecht-Rhenen dierentuin-Arnhem-Sliedrecht

De indeling van de dag was bijna altijd hetzelfde. ’s Morgens om 8.30 uur in de bus – er waren altijd kinderen, die om 7.30 al klaar stonden – en meteen een flink stuk rijden. Dan een bezoek aan een speeltuin, waar wat gedronken wordt. Daarna wordt ergens gespeeld. Het fijnste was dat in de Drunense duinen. Heerkijk voetballen of verstoppertje spelen. Leuk is het varen met de botters op het IJsselmeer. De schoolreis dagen geven een herinnering aan een fijne, prettige en gezellige dag.

Het grootste evenement is ieder jaar de 3-daagse school, onder andere naar ‘De Bosbeek’ te Lunteren. Hier zijn ook de Henri Dunantschool en de Plesmanschool aanwezig.

Hoogtepunten zijn wel: Het spannende verhaal bij de lampions, de vlaggenroof en het eten van griesmeelpap.

De boekenmarkt op school wordt door de ouders goed bezocht. Door de reclameactie heeft de school steeds een goede verkoop. Van de opbrengst wordt o.a. een marktkraam gekocht.

In het derde jaar van het bestaan begint de Albert Schweitzerschool aan de sportwedstrijden mee te doen. Het resultaat is nihil. In het vierde jaar wordt met gemak de finale van het schoolvoebaltoernooi gehaald.

In de finale tegen de Gereformeerde school wordt voor het eerst de beker gewonnen. Later is er zelfs een jaar dat alle prijzen die er op sportgebied te winnen zijn in de prijzenkast van de school terechtkomen: de schoolvoetbalbeker, de eerste prijs van het pupillentournooi, de hardloopbeker en de korfbalbeker. Afscheidnemende zesdeklassers bieden een prachtige bekerkast aan, waarin alle bekers en medailles een mooi plekje krijgen.

De laatste werkdag van het schooljaar 1966-1967 krijgt Cor Verweij een bericht uit Lochem. Hij vertrekt naar deze plaats. Met gemengde gevoelens ‘verwerken’ de personeelsleden dit. Blij voor hem, bedrukt door het feit dat ze hem zullen moeten missen.

School-3107
Cor Verweij en burgemeester Van Hofwegen met enkele leerlingen en ‘klaarovertjes’
in de buurt van de Albert Schweitzerschool.

Dit verhaal over de Albert Schweitzerschool sluiten we af met de personeelslijst over de beschreven periode.

Cor Verweij, hoofd der school van 01-01-1963 tot 001-10-1967
Corrie Unk van 01-01-1963 tot 17-08-1964
Wim Harmsen van 01-01-1963 tot 01-07-1966
E. Treffers den Boer van 16-09-1963 tot 01-10-1968
Eddie van Bergen van 16-09-1964 tot 01-08-1968
Korrie van Genderen van 08-06-1965 tot 01-08-1966
Henk Bos van 15-08-1966 tot 01-03-1969
Truus van den Langenberg 15-09-1966 tot 1967
M.v.d. Anker 1967

31 – School 4 – Jan Ligthartschool – deel 2

 

School-3101
Jan Ligthartschool

De wind niet mee
In de vorige aflevering merkten we al dat de school qua groei over het hoogtepunt heen was. Dit zal in de komende jaren steeds meer merkbaar worden. Is er in 1961 al sprake van het al dan niet kunnen handhaven van de 10e leerkracht, drie jaar later telt de school nog slechts 7 leerkrachten.

School-3102
Dr. Albert Schweitzerschool

Hiervoor zijn wel een paar redenen aan te geven. In de eerste plaats veroudert een buurt, neemt het aantal gezinnen met jonge kinderen af. Een feit waarmee elke school te maken heeft. Daarnaast is er de planologische blunder om op geringe afstand een nieuwe openbare school, de Dr. Albert Schweitzerschool, te bouwen. Achteraf is dit natuurlijk eenvoudig vast te stellen, maar in de jaren ’60 houdt men kennelijk rekening met een sterke uitbreiding van Sliedrecht en een toename van het aantal schoolgaande kinderen.
De leerkrachten kunnen de aandacht nog volledig richten op de kinderen in hun klas die hun door het hoofd der school, de heer Kila, is toebedeeld. De schoolvergaderingen vinden 3x per jaar plaats. In december, april en tegen de zomervakantie zit men na schooltijd 1 à 2 uur om de tafel.

 

Aan het eind van het kalenderjaar wordt een tussenbalans opgemaakt. Zwakkere leerlingen, afwijkend gedrag en verzoeken om leermiddelen zijn de meest opvallende bespreekpunten. In april komen zaken als de viering van Koninginnedag, het schoolvoetbal in de paasvakantie, de N.O.T. ( Nederlandse Onderwijs Tentoonstelling), de rapportbesprekingen met de ouders, de schoolreizen en ouderavonden aan de orde.

De derde vergadering in het schooljaar wordt gewijd aan de klassenindeling voor het volgende schooljaar. Wellicht zal er in de ‘wandelgangen’ nog wel het een en ander besproken zijn, maar daar is niets van terug te vinden. De vergadercultuur laat voorlopig nog wel even op zich wachten.

Beroering
Heeft men tot nu toe in alle rust kunnen werken, in 1962 ontstaat beroering. De komst van de nieuwe school aan de P.C. Hooftlaan, de Dr. Albert Schweit-zerschool, betekent een versnelde daling van het leerlingenaantal voor de Jan Ligthartschool.

School-3103
Ouderavond op de Jan Ligthartschool

Nieuwe school
De heer Verweij, de heer Harmsen en juffrouw Unk starten na de kerstvakantie in 1963 op de nieuwe school en met hen gaat een deel van de jongere kinderen mee. Over de verdeling van de leerlingen is men het verre van eens! De onderlinge verstandhouding is sterk verstoord. De heren Kila en Verweij puzzelen, maar komen niet tot een oplossing. Pas vier jaar later zal Dr. Albert Schweitzerschool een aantal leerlingen overhevelen naar de school aan de Thorbeckelaan.
School-3104

Namen van personeelsleden
Bij het begin van het schooljaar 1963/1964 telt de Jan Ligthartschool nog 8 leerkrachten, maar de 8e hangt aan een zijden draadje. Op de ‘loonlijst’ staan dan: juf Den Oude, mevrouw Van der Kooy, de heren Den Bakker, De Bruijn, Teeuw, Groeneveld, schoolhoofd Kila en invaller Kriekaard. De laatstgenoemde moet midden in het schooljaar vertrekken en men gaat verder met 7 leerkrachten. April 1964 worden mevrouw Smit en  de heer J. Buijs door voorzitter Kila verwelkomd. Kennelijk is juf Den Oude dan vertrokken. Zij wordt niet meer op de personeelslijst van juni 1964 vermeld.

I.Q. – test
De school laat de leerlingen deelnemen aan een I.Q.- test. De heer Teeuw heeft hier kritiek op. Hij spreekt van een momentopname waarbij de factor ijver niet meetelt. Ook het zuiver schrijven behoort niet tot de meting, Bovendien zit men met de moeilijkheid hoe men de uitslag aan de ouders zal meedelen. “Moet men het I.Q bekend maken, of verdient het aanbeveling alleen te vermelden of een kind voor een nader te tak van onderwijs in aanmerking komt?” Waarbij natuurlijk de vraag komt, of men de ouders inzage in de test kan weigeren. Deze hebben nota bene zelf de kosten voor de test betaald! Helaas vinden we in de notulen geen antwoord op de vragen terug!

Op verzoek van de heer De Bruijn en met enthousiaste bijval van de heer Buijs wordt besloten dat er voortaan ’s middags thee zal worden gedronken in de klas. Mevrouw Smit zal hiervoor zorgen. Minder vrolijk is men als de heer Kila in december 1964 meedeelt dat de Jan Ligthartschool het volgend cursusjaar weer een leerkracht minder zal tellen. De vertrekkende leerkracht kan overgeplaatst worden naar de Henri Dunantschool. Onderling moet men maar uitmaken wie zich vrijwillig wil aanmelden. Uiteindelijk zal de heer Den Bakker vertrekken.

School-3105Schoolreizen
Voor de schoolreizen blijven diergaarde Blijdorp, Amsterdam, Harderwijk en het Openluchtmuseum geliefde reisdoelen. Met de Dr. Albert Schweitzerschool zijn met betrekking tot overplaatsing van leerlingen naar de Jan Ligthartschool geen vorderingen gemaakt. Voor het nieuwe leerjaar zijn slechts 26 leerlingen ingeschreven. Een versterking van het leerlingenaantal zit er, ondanks de nieuwbouw aan de Vogelenzang, niet in. Hier komen voornamelijk oudere mensen te wonen. In juli 1965 twee komen lokalen van het gebouw aan de Dr. De Visserstraat leeg te staan. Mevrouw Smit zien we niet terug bij het onderwijsteam. Voor haar in de plaats lezen we mevrouw De Looff-Passenier. Ook financieel is het geen vetpot. De heer Teeuw krijgt nul op het rekest als hij te horen krijgt dat er nog met het oude materiaal verder gedaan moet worden. Geen geld om nieuwe boeken e.d. aan te schaffen! Zelfs de aanschaf van een platenspeler gaat het budget te boven! Wel komt er, op verzoek van mevrouw Van der Kooy, een kastje waarin de sportprijzen kunnen worden opgeborgen. De klacht rond vernielingen aan het schoolgebouw neemt toe. De haken van de buitendeuren zijn voor de zoveelste maal kapot gemaakt…

De heer T. de Bruijn wordt in 1966 benoemd tot hoofd van de Boerhaaveschool. De nieuwe notulist wordt de heer Buijs. Nieuwkomer is juf Nieuwpoort. Hierbij wordt echter vermeld dat dit wellicht van korte duur zal zijn daar zij in januari 1967 in verband met het dalende leerlingenaantal naar de Dr. Albert Schweitzerschool zal worden overgeplaatst. Een leerlingenaangifte van 30 kan niet voorkomen dat de school over het geheel genomen 19 leerlingen te kort zal komen om de 6e leerkracht te handhaven. Juf De Looff vertrekt en de heer P. Brakman meldt zich na de kerstvakantie in 1967. Gelukkig kan schoolhoofd Kila een optimistisch geluid laten horen. Hij meldt dat er alsnog leerlingen van de Dr. Albert Scweitzerschool zijn overgeplaatst naar de Jan Ligthartschool. Hierdoor blijft juf Nieuwpoort behouden voor de school.

In 1968 weer een nieuwe leerkracht, de heer Homan, die direct tot notulist wordt gebombardeerd. Hij is gekomen in de plaats van de heer Buijs. Deze is benoemd tot hoofd van de Dr. Albert Plesmanschool. Kritiek is er vanuit de laagste klasse op de methode ‘Ik Reken’. Verder is er vraag naar een klassenbibliotheek voor de zaakvakken. Schoolhoofd Kila erkent dit en verwijst verder naar de Openbare Bibliotheek waarvan veel leerlingen lid zijn. In 1969 valt het woord ‘Speelleerklas’. Veel valt er echter niet over te zeggen daar de ambtelijke molens weer eens langzaam werken. Juni 1970 wordt juf Treffers verwelkomd. Zij vervangt tijdelijk de zieke mevr. Van der Kooy. Vanuit de 6e klas gaan 8 leerlingen naar de MAVO, 3 leerlingen naar de lagere technische school en 5 naar de vakschool voor meisjes.

Tijdens de rondvraag komt nog de drang naar vernieuwing van de leerstof naar voren. De heer Kila  antwoordt hierop dat de heer Lissenburg, zijn opvolger, hiervoor de aangewezen persoon is.

School-3106
Afscheidsfoto van het vertrek van de heer Kila van de Jan Ligthartschool in 1970.
Hier in gezelschap van personeel en oudercommissieleden.
Zittend, geheel links, zijn opvolger: de heer B. Lissenburg

 

30 – School 4 – Jan Ligthartschool

School-3001In de Merwestreek van vrijdag 10 juli 1953 wordt melding gemaakt van het feit dat Sliedrecht twee scholen rijker is geworden. Woensdag 8 juli wordt door burgemeester Winkler de opening verricht van het nieuwe gebouw aan de Thorbeckelaan.

Een dag later wordt de school door de jeugd ingenomen. Kennelijk is men zeer tevreden over het bereikte resultaat. “Het moet een genoegen zijn in deze omgeving les te kunnen geven, maar ook om het te ontvangen,” is één van de gehoorde opmerkingen.

Burgemeester Winkler verwelkomt tijdens de opening vele genodigden onder wie de inspecteur van het lager onderwijs in de inspectie Gorinchem, de heer Koekoek. Tevens is aanwezig het bestuur van de vereniging voor Christelijk Onderwijs, immers een gedeelte van het gebouw zal voorlopig bestemd zijn voor de Prinses Ireneschool van genoemde vereniging.

Dank wordt gebracht aan degenen die aan de totstandkoming van het gebouw bij hun arbeid hun beste krachten hebben gegeven. Het door de architecten Groeneveld en De Kluiver ontworpen gebouw wordt door de eerste burger van Sliedrecht zelfs het mooiste in de gehele inspectie Gorinchem genoemd. De aannemer is de firma A. Brandwijk.

School-3002
G.Kila (schoolhoofd)

Namens de ‘medebewoners’ wordt het woord gevoerd door ds. Verweijs, voorzitter van het schoolbestuur. Vele sprekers volgen hierna, o.a. inspecteur Koekoek, de heer Koppelaar namens de Sliedrechtse Onderwijzers Vereniging, de heer T. Rietveld die namens het personeel van de ULO-school een zeer waardevolle oude versie van de Winkler Prins Encyclopedie aanbiedt. (Helaas zullen de boekwerken jaren later bij een inbraak gestolen worden.)

Verdere sprekers zijn J. Boer (Centrale Ouderraad), G. Klootwijk (Collega-Hoofd), J. A. Bakker (Volksonderwijs), de heer Visser (Oudercommissie) en de heer De Landgraaf ( Oud-Wethouder). Een woord van dank wordt gesproken door de beide schoolhoofden; de heren Kila (school 4) en Van Dijk (Prinses Ireneschool).

Over het bouwwerk werd gemeld dat het een dominerend geheel zou blijven voor de omgeving. De dakconstructie werd geroemd voor haar isolerende functie. Door de watersnoodramp van februari 1953 had een ernstige stagnatie plaatsgevonden. De muren hadden op bepaalde plaatsen zoveel water tot zich getrokken dat men de nadelige gevolgen hiervan ondervond. Een feit waarmee het gebouw in latere tijden steeds zou blijven tobben. Het sauswerk dat bij de opening nog tot later datum werd opgeschort, zou op bepaalde plaatsen los blijven laten.

De school werd gebouwd als een zogenaamde hallenschool en telde acht lokalen, waarvan vier stuks op de parterre en vier op de verdieping. Om de school te betreden waren twee hoofdentrees aangebracht.

Via de vestibules kwam men in een grote hal welke een oppervlakte had van 7 x 16 meter. Om deze hal waren vier leslokalen, de garderobes, de kamer van het hoofd der school en de toiletten gegroepeerd. Deze laatste waren in één ruimte ondergebracht, gescheiden in een jongens- en meisjesafdeling. De bovenverdieping had een gelijke indeling.

De leslokalen, waarvan de vloeren met linoleum waren bedekt, waren ruim 7,5 x 7,5 m. Geroemd werd de voortreffelijke lichtinval in de lokalen. De hallen lagen op het noorden en konden prima gebruikt worden voor filmvoorstellingen en ouderbijkomsten.

Tenslotte vermelden we dat de ruime speelplaats (800 vierkante meter!) die in blokpatroon was betegeld, de aangebrachte fietsenstallingen naast de hoofdingangen en de op het zuiden gelegen fraaie schooltuin.

School-3003
Hal benedenverdieping

Van de beginjaren van school 4 (1953-1957) hebben we helaas weinig kunnen terugvinden. Enige tijd heeft de school een V.G.L.O.- afdeling gekend, zeg maar de 7e en 8e klas. Als we oude personeelsfoto’s bekijken zien we daar de snelle groei van het leerlingenaantal op terug. Schoolhoofd Kila met twee onderwijzeressen en op een latere foto zien we een aantal van 10 leerkrachten.
School-3004De groei gaat duidelijk ten koste van andere scholen. De trek naar de ‘Nieuwe Uitbreiding’ is in de jaren ’50-’60 groot! De school groeit uit haar jasje. Intussen heeft de Prinses Ireneschool een eigen gebouw. School 4 maakt dan gebruik van twee noodlokalen. Dit zijn lokalen in de beneden- en bovenhal. Ruimte voor het houden van een ouderavond is er in de school al niet meer. Uitgeweken wordt naar een zaal boven café Schalk in de Kerkbuurt!
School-3005
Notulenboek

Het oudst teruggevonden notulenboek begint op 18 november 1958.

In het eerste verslag vinden we de namen terug van de leerkrachten: Kila, Teeuw, Poletiek, Fopma, Van der Kooy, Hulst, Verwey, Van der Blom, Den Braven en notulist Ouwerkerk.

Gesprekspunt is o.a. de aanpak van het vak handenarbeid. Men wil wel werken zoals het leerplan dat aangeeft, maar de financiën laten dat niet toe. Schoolhoofd Kila maakt het personeel duidelijk dat hij de verantwoordelijkheid op zich neemt voor het niet werken volgens het leerplan wat betreft het vak handenarbeid.

In het leerplan vinden we ten aanzien van handenarbeid het volgende:

Het aantal lesuren varieert van 1 uur per week (klas 1) oplopend tot 3 uur per week in klas 6. Speciale technieken in de hoogste klas zijn o.a. linoleumsnijden, poppenkastpoppen maken, kartonarbeid, houtarbeid en raffiawerk.

School-3006De vergaderziekte heeft duidelijk nog niet toegeslagen. Met twee tot drie bijeenkomsten per jaar heeft men het wel gehad. Hoofdzakelijk leerlingbesprekingen en klasseverdelingenonder het personeel vullen de agenda. Verder noteren we afspraken aangaande sinterklaasvieringen, de kerst- en de ouderavonden.

In 1959 geeft de heer Kila aan dat de school nog steeds groeiende is. Er staan 388 leerlingen ingeschreven. Op een drietal na het benodigde aantal om een 11e leerkracht te kunnen verwelkomen. Het grootste aantal leerlingen trouwens dat de school ooit zal tellen!

Vermeldenswaardig is de discussie over al dan niet aanschaffen van een nieuwe projectielantaarn. Bij het oude toestel branden de kostbare lampen dikwijls door. De oudercommissie zal bij moeten springen. Uit het schoolfonds – bijdrage via de portemonnee van de ouders – zal een gedeeltelijke bijdrage gevraagd kunnen worden!

Geen uitbreiding
Cursus 1959-1960 telt de school toch 10 in plaats van de gewenste 11 leerkrachten, alle pogingen bij B & W en de inspecteur voor het lager onderwijs ten spijt. Mevrouw Hulst vinden we niet terug in de klassenverdeling. Wel een nieuwelinge, mevrouw Poletiek.

School-3007Voortgezet Lager Onderwijs
In 1960 komt er een einde aan de V.G.L.O.-afdeling van school 4. Deze vorm van onderwijs zal voortaan alleen nog kunnen bestaan als zelfstandige school! Het is een ministeriële beschikking waar niet aan te tornen valt. Merkwaardigerwijs geldt het besluit niet voor het bijzonder onderwijs. Voor school 4 heeft dit een aantal consequenties. De handhaving van de 10e leerkracht komt in gevaar. Het schoolhoofd zal vanaf nu les gaan geven aan de leerlingen van een lagere school klas, i.p.v. zoals gebruikelijk aan de V.G.L.O.-groep. De heer Den Braven vertrekt en wordt opgevolgd door de heer Harmsen. Voor juf Fopma komt mevrouw De Gruyter in de plaats.

In 1961 komt er meer ruimte vrij binnen het schoolgebouw. De noodlokalen in de hallen verdwijnen en twee klassen krijgen voortaan les in het gebouw dat tot nu toe dienst deed als ‘Baggerschool’. Dit is op de ruimte tussen de Talmastraat en de Dr.

De Visserstraat. Nieuweling T. de Bruin en ‘oudgediende’ Ouwerkerk genieten de eer aan de ‘overkant’ te mogen werken. Verder zijn nieuw de juffen Den Ouden en Unk.

We missen in de personeelslijst de heer Van der Blom. Hij is benoemd tot hoofd van school 2. De ruimte in de hallen wordt in de kerstvakantie benut voor tentoonstellingen van de ‘Stichting Sliedrechts Museum’ en het ‘Bouwfonds Ned. Gemeenten’.

 

29 – Schoolhoofd Hakkenes

 

Een interview – afgenomen in 1949 – met schoolhoofd Hakkenes.

Bewerkt en van foto’s voorzien door Bas Lissenburg.

Eerder informeerden we u in deel 24 over de periode ‘Van Neutegem’ aan de Gereformeerde School. Nu richten we de schijnwerper op de periode  van zijn opvolger,  de heer Hakkenes. De jaren (1922-1940) zijn terug te vinden in deel 18 van deze serie. We maken een overzicht tot en met het jaar 1955. De heer Hakkenes bereikt in dat jaar de pensioengerechtigde leeftijd. De informatie ontlenen we aan het ‘Gedenkboekje’ uitgegeven bij het 60 jarig bestaan van de school in 1949 en aan het boekje ‘Meer dan het gewone’, geschreven door Jan van Leeuwen ter gelegenheid van het 100 jarig bestaan van de Gereformeerde School.

School-2901
Meester Hakkenes

Nu hebben wij Hakkenes, knap en zogaar als bovenpiet hier voor de klas.
En vrienden, hij speelt heus het zaakje wel klaar, zijn lessen zijn helder als glas.

Hij blaakt steeds van ijver, de school loopt gesmeerd.
Een vriendelijke baas en toch zo geleerd.
Hij rookt steeds zijn pijpje met smaak.
En alles is fijn in de haak.”

Zo dichtte een oud-leerling bij het 40-jarig bestaan der Gereformeerde School. Dezelfde oud-leerling  zit in 1949 tegenover de heer Hakkenes in de bestuurskamer van de school om een interview af te nemen in verband met het a.s. 60-jarig jubileum.

“Hij blaakt van ijver”, jawel, op woensdagmiddag om zes uur nog bezig in de school met schoolwerk en administratie. Achter hem aan de wand hangt een verzameling foto’s in lijst, welke de herinnering levendig houdt aan de eerste steenlegging van het schoolgebouw. De voorstelling van deze plechtigheid wordt geflankeerd door de portretten van de toenmalige bestuursleden: Ds. C. J. Bos, ere-voorzitter, en voorts: W. Meijer, C. M. van Rees, P. Rijsdijk, G. Smelt, J. de Haan, G. B. van der Vlies en B. Prins.

Het geheel is wat verkleurd, het papier is geel geworden en de portretten doen ouderwets aan. Ze zijn ook al meer dan 40 jaar oud. Daarnaast hangt een foto van de heer A. Baars Azn., onze trouwe penningmeester, die wij tijdens de bezetting door de dood verloren zijn. Zelden hebben wij iemand ontmoet, die met zoveel nauwgezetheid en liefde de belangen van de school heeft gediend.

School-2902Loopbaan
Wij laten de heer Hakkenes iets vertellen over zijn loopbaan. Hij presenteert een sigaret; de tijd, dat hij zijn pijpje rookte, schijnt voorbij. Harm Hakkenes is op 13 juni van het jaar 1890 te Wildervank (provincie Groningen) geboren. Aan de Chr. School te Stadskanaal genoot hij lager onderwijs, terwijl hij zijn opleiding kreeg aan de Chr. Normaallessen te Stadskanaal, waarvan hij de eerste kwekeling was, die ingeschreven werd. Reeds op 18-jarige leeftijd behaalde hij zijn onderwijzersakte, n.l. op 12 april 1909.

Er was toen een groot gebrek aan onderwijskrachten. Reeds voordat men examen deed, kreeg men een verzoek van één of meer schoolbesturen,om bij slagen bij hen in dienst te treden. Men stond als het ware bij de deur van het examenlokaal de geslaagden op te wachten!

De jonge Harm had dan ook direct een betrekking als onderwijzer en we; aan de school te Nieuw Buinen. Zijn tweede plaats was Dedemsvaart waar hij de hoofdakte behaalde en het diploma ‘Schoolraad’. Het studeren zat de heer Hakkenes in het bloed, naderhand behaalde hij ook de aktes Frans en Duits. Na Dedemsvaart werd hij tijdelijk hoofdin Borger en later nog een half jaar onderwijzer in  Rijssen. Kort na het uitbreken van de eerste wereldoorlog, namelijk op 1 september 1914 werd hij gedurende acht jaar hoofd van de christelijke school te Luiten aan de Dedemsvaart.

Sliedrecht
Hij solliciteerde naar Sliedrecht en op een goede dag kwamen de heren Van Neutegem, De Haan en Van Houwelingen bij hem in de school om hem eens te horen. Kort daarop moest hij proefles geven in Sliedrecht, waarbij het voltallige bestuur aanwezig was. Als tijdelijk hoofd fungeerde toen de heer L. Boogaard. De proeflessen van de heer Hakkenes voldeden uitstekend en weldra volgde de benoeming en de installatie op 1 september 1922.

Toen de benoeming te Sliedrecht bekend werd, kreeg de heer Hakkenes te Lutten bezoek van een emeritus-predikant. Deze had er een paar uur reizen voor over gehad om hem te waarschuwen niet naar Sliedrecht te gaan. De bevolking zou daar zeer ruw en vechtlustig zijn en een onderwijzer had er geen leven!

Ondanks alles nam de heer Hakkenes de benoeming aan. Hij is er goed afgekomen. Geen enkele Sliedrechtse ‘kannibaal’ heeft ooit een poging gedaan hem op te eten. Integendeel, de heer Hakkenes heeft in Sliedrecht vele vrienden gemaakt. Hij voelde er zich al spoedig op zijn plaats; hij was met zijn gezin binnen korte tijd ingeburgerd.

Hakkenes, op en top onderwijzer in de beste zin des woords. Bescheiden van aard, is hij er nooit een voorstander van geweest om op de grote trom te slaan. Hij leefde voor de school en die school is voor hem onder alle omstandigheden nummer één. Op kalme, rustige wijze gaf hij onderwijs en hij beheerste daarmee de gehele klas en de gehele school. Ondanks dat er tijden zijn geweest, dat zijn gezondheid wel eens wat te wensen overliet,  bleef hij steeds met grote volharding op zijn post!
School-2903Ofschoon toegerust met grote kennis en ervaring ging hij nooit onvoorbereid de klas in. Vooral het hoofdvak in de Chr. School: het onderwijs in de Bijbelse Geschiedenis, heeft de liefde van zijn hart. Zou dit niet het geheim zijn van de rustige kracht, die van hem uitging en het gevoel van hartelijke sympathie, waardoor men in de omgang met hem getroffen werd?

“Eigenlijk is er niets bijzonders te vertellen”, zegt de heer Hakkenes als we praten over de dingen, die hij in zijn Sliedrechtse tijd heeft meegemaakt. De verhouding tot het bestuur is altijd uitstekend geweest. Enkele vroegere bestuursleden komen nog ter sprake, zoals de vroegere voorzitters, de heren A. van Wijngaarden en M. J. de Haan, de penningmeester A. Baars Azn., de heer Van Houwelingen, mannen die jarenlang de school met hun beste krachten hebben gediend.

Tal van onderwijzers en onderwijzeressen hebben onder de leiding van Hakkenes in de school les gegeven. Hakkenes wil geen namen noemen. Het zou onvoorzichtig zijn dit te doen. Je zou er zo maar een aantal vergeten en te kort doen … Alleen het personeel dat op het moment van het 60-jarig bestaan in dienst is, wil hij noemen. De heren K. Feringa, J. C. Lanser, C. Maasland, A. van Neutegem, en de dames H. F. van der Sluijs en M. van der Bijl.

School-2904Schoolhuis
Het oude schoolhuis is al jaren geleden afgebroken en in de tuin naast het schoolplein is een mooi ruim woonhuis gebouwd. De school heeft centrale verwarming en waterclosets gekregen. Het schoolplein is verbeterd en geheel betegeld. Door zuinig beheer is de gehele schuld, die op de gebouwen en terreinen rustte, afgelost.

Toen tijdens de Duitse bezetting de school werd gevorderd, hielden we ons hart vast. Na hun vertrek, lieten ze de school in een chaotische toestand achter. Maar zo spoedig mogelijk werd er flink aangepakt en de school werd weer geheel opgeknapt. Ondanks de grote gevaren is de school gespaard gebleven. Hier zijn we erg dankbaar voor!

Tegeltableau
School-2905

Bij het vertrek danken we de heer Hakkenes voor zijn verhaal. In de vestibule kijken we nog even naar het fraaie tegeltableau, aangeboden door de oud-leerlingen bij het 40-jarig bestaan. Een tableau met allerlei emblemen en voorstellingen gegroepeerd om de tekst:
“Leer den jongen de eerste beginselen naar den eisch zijn wegs, als hij ook oud zal geworden zijn, zal hij daarvan niet afwijken”.
In het centrum van het tableau een opengeslagen Bijbel, de grondslag van al het onderwijs, dat op de school gegeven wordt.

Hieronder een overzicht van de jaren 1941-1956

1941
*Vanaf 1 januari wordt het verplicht gymnastiek op de scholen te geven.
*De school schaft een verbandtrommel aan.
*Het schoolbestuur besluit geen medewerking te geven aan het verzoek van B & W een opgave te doen of er joodse kinderen op de school aanwezig zijn, odat dit in strijd is met Gods Woord en het geweten.

1942
*Wegens kolenschaarste wordt de school 7 weken gesloten.

1943
*Er worden onderwijzers gevorderd voor de arbeid in Duitsland.

1944
*Slechts drie vergaderingen van het schoolbestuur. Deze zijn  verboden.
*Uit het jaarverslag: Lange tijd is de school door de Duitse horde bezet geweest. In oktober kwam de mof in onze school en werd het onderwijs lam gelegd.

1945
*In april worden de bovenlokalen vrijgegeven en komen de klassen om de andere dag. De school wordt na de bevrijding nog een week gesloten wegens tyfusgevaar.

1946
*Bij een van de bezoeken door bestuursleden wordt geconstateerd dat het nogal rumoerig is in alle klassen. Men is van mening dat dit nog een verschijnsel van de oorlog is.

1947
*Om het tekort aan personeel terug te dringen wordt aan dienstplichtige militairen vervroegd verlof verleend, zodra zij een benoeming krijgen bij het onderwijs.
* Het aantal leerlingen bedraagt 261.

1948
*51 leerlingen verlaten de school.

1949
*De school bestaat 60 jaar. Dit valt samen met het 40-jarig onderwijsjubileum van de hoofdonderwijzer Hakkenes.
*Besloten wordt een kleuterschool te openen uitgaande van de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs.
School-2906

1950
*Op 5 januari wordt de kleuterschool geopend. Deze is ondergebracht in het schoolgebouw. Twee lokalen aan de oostzijde worden daartoe bestemd. Met 80 kinderen wordt begonnen onder leiding van juffrouw m. van der Bijl met hulp van juffrouw W. Blokland.

1951
*Het personeel van de school is als volgt samengesteld: schoolhoofd H. Hakkenes, K. Feringa, A.F. van Neutegem, A. C. Struik en de dames H. F. v.d. Sluijs, M. van der Bijl en M. de Rover.

1952
*Het onderwijs maakt zich op om de ‘geboortegolf’ op te vangen.

1953
*De school wordt getroffen door de watersnoodramp. Het meubilair wordt naar de bovenverdieping gebracht. Het water komt niet in de school. Wel is de school een week gesloten.
*Voor het eerst wordt gesproken over nieuwbouwplannen.

1954
*Het lidmaatschap van de tandartsendienst wordt aangevraagd.
*De nieuwbouwplannen komen in een stroomversnelling. Architecten Hus en Oskam. Aanbestedingsprijs firma Bakker uit Giessendam  fl. 195.000,=

School-2907
Gereformeerde school
Groen van Prinstererschool (1955)

1955
*Op 6 april wordt door de heer Hakkenes de eerste steen gelegd voor de nieuwe school aan de Frans Halsstraat.
*De heer Hakkenes gaat met pensioen. Hij wordt opgevolgd door heer J. C. Lanser uit Maassluis.
*Op 15 december wordt de school opgeleverd door de aannemer.

1956
*Op 3 januari wordt afscheid genomen van de heer Hakkenes. Deze was 33 jaar de school verbonden geweest.

28 – School 1 vervolg

 

School-2801
De omgeving van de vroegere school 1

We  vervolgen we het verhaal over School 1
Midden jaren ‘50 probeert de handel de scholen binnen te dringen. De hoofden van scholen worden benaderd door leveranciers van schoolboeken. Kennelijk ziet men van beide kanten wel brood in een handeltje. Helaas veroordeelt het College van B & W het commerciële handelen en dienen de schoolbehoeften gekocht te worden bij de plaatselijke boekhandel. De gemeente strijkt echter wel hierbij de gegeven 5% korting op.

Om de pijn te verzachten krijgt het hoofd van school 1 in wijk A, de heer Huisson, te horen dat er 10 jaar na dato alsnog tot uitkering zal worden overgegaan van geleden oorlogsschade. Het schadebedrag van f 250, = zou niet zonder slag of stoot worden vergoed. Een te summiere opgave van ‘vernielde leer­middelen, vermiste handwerken en vernielde schoolplaten’  vraagt om een nadere uitleg!

Nieuwe tijden breken aan
Een school heeft elk jaar een bedrag nodig voor de aanschaf van leermiddelen. Daar men een ach­terstand heeft geconstateerd in de afgelopen jaren, wordt in 1956 het jaarlijks door de gemeente beschikbaar gestelde bedrag fors verhoogd. In plaats van het oorspronkelijk begrote be­drag van f 7,50 kan men beschikken over een tientje per jaar. School 1 dient dat jaar rond te komen met een bedrag van f 1700,=, waaruit we het leerlingenaantal eenvoudig kunnen opmaken.

In hetzelfde jaar bereikt het hoofd der school een verzoek waarin hem gevraagd wordt of hij de invoering van schoolradio op prijs stelt…

Nuttig gebruik 
De bij vele Sliedrechters nog wel bekende sportleraar J. A. Broekhuis richt de eerste Slie­drechtse Sportschool op. Deze maakt gretig gebruik van het onlangs in school 1 geopende gymnastieklokaal. Dit tegen een vergoeding van ca. f 4,= per keer. Ook de sportvereniging ‘Sliedrecht Sport ’56’ vindt voor korte tijd een onderkomen in school I. Een duidelijk bewijs dat de verbouwing en samenvoeging van een tweetal schoollokalen tot een gymlokaal geen overbodig feit geweest is.

School-2802Zindelijkheid
Aan de sanitaire voorzieningen bij de scholen blijkt nog wel het een en ander te schorten. Op school 1 is het aantal wasbakken zeer beperkt en primitief. De geneeskundig inspecteur be­moeit zich midden vijftiger jaren met de zaak. Hij geeft de schoolarts opdracht maatregelen te treffen ter bestrijding van de onzindelijkheid. De hoofden van scholen worden op hun beurt opgeroepen preventief op te treden bij het in acht nemen van de hygiëne. De handen dienen na het gebruik van het toilet met water en zeep gewassen te worden en daarna afge­droogd aan een handdoek.

Tenminste eenmaal per dag moeten er schone doeken in gebruik worden gegeven. Deze handdoeken worden door de gemeente in bruikleen gegeven. Deze levert eveneens de zeep. Door de dienst van gemeentewerken worden de gebruikte doeken later opgehaald en na te zijn gewassen weer bij de scholen terugbezorgd. Verder wordt afgekondigd dat de toiletten dagelijks grondig gereinigd en gedesinfecteerd zullen worden.

Verwarming lokalen
Op het gebied van de verwarming van het gebouw valt weer een ander geluid te horen. Besloten wordt op 15 februari 1957 de kachel pas op 1 november aan te maken. Gelukkig wordt de mogelijkheid opengelaten om van de datum af te wijken indien de weersomstandighe­den dit noodzakelijk maken … Vakantiespreiding is in deze jaren al aan de orde. Het schijnt in 1957 een probleem te worden. In een schrijven dringt het Minis­terie aan op een spreiding.

Leerlingenaantallen
Op School II op de Uitbreiding buitendijks daalt in 1959 het leerlingenaantal dusdanig dat een leerkracht dient te verdwijnen. Gelukkig kan deze overgeplaatst worden naar school I. Het is de heer D. A. Hansum, later hoofd van de Plesmanschool en inspecteur voor het lager onderwijs in de regio Gorinchem.

School I telt op dat moment 150 leerlingen. School V te Baanhoek is de kleinste met slechts 105 leerlingen.School II wordt bezocht door 245 kinderen.

School IV is de grootste school met 385 leerlingen. Deze school, gelegen aan de Dr. De Visser­straat in een kinderrijke nieuwbouwwijk, heeft dan ook een zevende en achtste leerjaar binnen de schoolmuren. Aan deze situatie komt een eind met het schooljaar 1959-1960. De staatssecretaris wijst een verzoek van het gemeentebestuur tot handhaving van ge­noemde klassen af.

Diefstal en vrije tijd
Het dievengilde is al rond 1961 actief. Het hoofd van de school wordt er voor gewaar­schuwd geen geldbedragen van enige betekenis onbeheerd in de school achter te laten. In een openbare kleuterschool zijn de gelden van het school- en spaarfonds gestolen. Een beter bericht in hetzelfde jaar is de invoering van de vrije zaterdag. Het weekend begint voortaan op vrijdagmiddag. Zowel voor de leerlingen als de leerkrachten een positieve ontwik­keling.

Een nijpend personeelstekort zorgt op school 1 voor een tweetal opmerkelijke aanstellingen. In verband met ziekte van juffrouw Van Dorth komt in juli 1961als vervanger de heer B. Lissenburg, een beginnend onderwijzer. Aardig is hierbij te weten dat hij hierbij de juffrouw vervangt die hem in 1947-1948 in de 1eklas les gegeven heeft. Daar hij echter in september aan de studie voor hoofdonderwijzer moet beginnen, is het weer nodig naar een nieuwe vervanger om te kijken. Dat wordt – wat een tegenstelling – de gepensioneerde heer C. A. Klootwijk, oud schoolhoofd van school V.

School-2803
Klas 6 van school 1 (1961)

Leuk bericht
Van de secretaris van de Ouderraad voor de Openbare scholen, de heer T. Groenewegen, komt een leuk bericht. Aan de Vereniging voor Veilig Verkeer is door de gezamenlijke scholen een projector geschonken. Het College van B & W heeft kennelijk een gulle bui en besluit een bijdrage van 20 cent per leerling voor haar rekening te nemen. Het  schoolhoofd Huisson kan kennelijk de centen goed gebruiken, want binnen enkele weken dient hij de gevraagde declaratie in.

Opknapbeurt
Een ander verheugend bericht bereikt school 1 op 3 decem­ber 1962 als een vervroegde Sinterklaassurprise. De school krijgt een grondige opknapbeurt. Totaal is er door de raad een bedrag van f 13.020,= uitgetrokken. Het gaat hierbij o.a. om het aanbrengen van linoleumvloerbe­dekking, het vervangen van de verlichting en het aanbrengen van wasbakken in vier lokalen. Daarnaast vinden nog verscheidene andere dingen plaats, zoals het plaatsen van rijwielrekken en de aanschaf van kasten voor het opbergen van schoonmaak- en handenarbeidmateriaal. Kennelijk is de nood hoog! Het verslag aan de raad gericht, spreekt van ‘een zodanige staat van de school, mede in verband met de ouderdom van het gebouw, dat een aantal voor­zieningen niet langer uitgesteld kan worden.’

Door de aanpassing zou de school enigermate een vergelijking met de andere openbare lagere scholen kunnen doorstaan.
School-2804Het gebouw zal niet onder de naam ‘School I‘ de renovatie meemaken. Op 21 februari 1963 besluit de raad de school, gevestigd op het adres A 849, in het vervolg onder de naam ‘Boerhaaveschool’ door het leven te laten gaan. De verordening treedt op 1 maart 1963 in werking.

Op naar het einde
Drie maanden eerder is een start gemaakt met de schoolmelkvoorziening. Voorlopig nog als experiment. Men wenst eerst even na te gaan of het onderwijs niet al te zeer gestoord zal worden. De proef kan als geslaagd gezien worden. (De kinderen drinken later nog steeds school­melk, alhoewel de keuze voor de leerlingen intussen sterk uitgebreid is met karnemelk, halfvolle melk en chocomelk!)

De Boerhaaveschool, jarenlang een vierklassige school, lijdt duidelijk onder de vergrijzing van de buurt en de nieuwbouw in Slie-drecht binnendijks.

De school moet met ingang van het schooljaar 1963/64 weer een leerkracht inleveren. Juffrouw H. C. van Dorth, in dienst sinds 01-09-1929, en reeds enige tijd tobbende met de gezond­heid, krijgt op 1 april 1963 eervol ontslag.

School-2805
Juffrouw Van Dorth en de heer Huisson

Onderwijzer Hansum keert op zijn verzoek terug naar school II, op dat moment Henri Dunantschoolgeheten. Naast het hoofd der school, de heer C. L. Huisson, die per 01-01-1921 in dienst trad als onder­wijzer aan de school, zijn de onderwijzeres A.Bronkhorst-Merkens en onderwijzer A. Boogaard aan de school verbonden. De laatste werd direct tot waarnemendhoofd benoemd.

School-2806
De laatste personeelsfoto met de heer Huisson

 

Aan leerlingenwerving wordt door de scholen in samenwerking met de vereniging ‘Volksonderwijs’ gedaan. De propaganda voor de school is het College van B & W soms te gortig. Om overdrijving tegen te gaan wordt de hoofden te kennen gegeven dat met het aan­plakken van één blad per school moet worden volstaan.

Nadat het in de Sliedrechtse haven gelegen zwembad is gesloten, is er voor de kinderen van Sliedrecht geen gelegenheid tot zwemmen behalve in de rivier. In 1964 komt hieraan een eind. Het instructiebad ‘De Springplank’ aan de Hobbemastraat wordt dat jaar geopend. Ook de schoolkinderen krijgen daar zwemles.

In 1966 bereikt de heer Huisson op 19 maart de pensioengerechtigde leeftijd. Ruim 45 jaar is hij verbonden geweest aan de school. Zijn opvolger wordt per 1 april de heer T. de Bruyn. Hij neemt een driemansschool over, welke bij zijn afscheid zal zijn uitgegroeid tot een zevenklassige school. Dat is niet van de ene op de andere dag gegaan. De verhuizing van de school – intussen Rivierdijk 461 – naar het  nieuwe gebouw aan de Leeuweriksingel in 1968 is hier zeker debet aan. Het betekent wel het eind van een lange schoolhistorie aan de Rivierdijk in Wijk A.

27 – School in wijk A, school 1

School-2701We richten ons nu op de school in wijk A,  school 1.

School-2702
Schoolhoofd: Benjamin Groenevelt

Vroeger was het gebruikelijk, zoals eerder opgemerkt, de scholen te vernoemen naar het schoolhoofd. Zo werd school 1 in de volksmond lange aangeduid met de naam  ’t Groenevelde school. De latere straatnaam ’t Groenevelt herinnert aan het verleden. Naast de school was de bekende stoep ’t Orleans. Ook deze naam vinden we nu terug als straatnaam in de woonwijk De Grienden.

De school werd gebouwd op de plaats waar zich nu het woonwagenkampje langs de Rivierdijk bevindt. De opening vond plaats in 1883.

School-2703
Schoolhoofd: Burghout

In 1924 wordt de heer I. E. Burghout het nieuwe schoolhoofd. In 1939 bereikt hij de pensioen-gerechtigde leeftijd en vertrekt met zijn gezin naar De Bilt. Van hem op grootse wijze afscheid genomen tijdens een door de oudercommissie uitgeschreven bijeenkomst. Naast vele ouders zijn ook de burgemeester Popping, wethouder Van der Wiel, de gemeentesecretaris Van Dorsser, inspecteur van onderwijs de heer Brouwer, dokter Aberson, vele collega’s en oud-collega’s aanwezig.

Onder leiding van zijn opvolger, de heer Huisson, wordt de heer Burghout door de aanwezige leerlingen van de hoogste klassen toegezongen. Vervolgens heet de voorzitter van de oudercommissie, de heer G. Netten allen welkom. De heer Netten benadrukt het feit dat het vertrekkende schoolhoofd zijn werk altijd in opgewektheid en eenvoud heeft verricht. Als teken van dankbaarheid wordt de heer Burghout een schrijfbureau en een bijpassende lamp aangeboden.

Daar de wethouder van onderwijs, de heer De Landgraaf, wegens ziekte niet aanwezig kan zijn spreekt de burgemeester. Ook hij ziet het schoolhoofd node heengaan. De buurt waarin de school staat, Wijk A, schetst de burgervader als een arme buurt.  De heer Burghout leefde mee met de bevolking en deelde lief en leed. Juist daarom legt burgemeester Popping veel waardering in het feit dat de heer Burghout zoveel kon doen en voor velen een zegen kon zijn.

Naast zijn drukke baan als hoofd van de school had de heer Burghout tijd en lust voor het maatschappelijk leven. Zo was hij lid van de commissie tot wering van Schoolverzuim en lid van de Schoolcommissie. Verder was hij actief voor Volksonderwijs.
Ook de inspecteur van het onderwijs, de heer Brouwer, spreekt lovende woorden tot de heer Burghout. Namens het personeel spreekt het uit het personeel voortkomende nieuwe schoolhoofd, de heer Huisson, zijn collega toe.

School-2704
Personeel onder leiding van de heer Burghout.
Midden achter de heer Huisson

In het dankwoord van de heer Burghout zijn veel fijne opmerkingen te horen. Het valt hem toch wel moeilijk het woord te voeren op dit tijdstip. Hij memoreert aan de “goede oude tijd” waarin hij zijn loopbaan begon in een school met 70 leerlingen. Voor het onderwijs zeker geen goede periode… .

Ofschoon de gemeente Sliedrecht in de onderwijzerswereld niet al te gunstig stond aangeschreven en hij wel eens was gewaarschuwd niet naar het dorp aan de Merwede te gaan, heeft hij nooit van zijn stap spijt gehad. Vooral voor het werk van de oudercommissie heeft hij grote waardering. Voor de steeds ondervonden medewerking van de kant van het College van B & W spreekt hij zijn dank uit. Met een handdruk nemen velen afscheid van de familie Burghout.

Vele onderwijsgevenden
Aan de school is een hele reeks aan personeel werkzaam geweest. Het zou te ver voeren alle leerkrachten te noemen. We bepalen ons tot degenen die wat langer het gezicht van de school bepaalden. In 1939vinden we een paar bekende namen terug op loonlijsten. Dat zijn de kwekelingen met akte A. W. de Landgraaf Jr., P. C. Parel en H. van den Dool. De laatstgenoemde zou later in Sliedrecht een eigen handelsinstituut ( H.I.S.) stichten. Zij genoten een inkomen van  500 gulden per jaar. De heer De Landgraaf valt kennelijk in de smaak, want hij wordt nog hetzelfde jaar benoemd tot waarnemend hoofd.

School-2705
Schoolklas met de heer Vogel

A(rie). W. Vogel, ook op voetbalgebied bekend, treedt in 1940, een week voor Wereldoorlog II uitbreekt, in dienst van school 1.

In 1943 wordt in Sliedrecht een school voor voortgezet lager onderwijs (V.G.L.O) gesticht. Als hoofd wordt benoemd de eerder genoemde De Landgraaf Jr. die daarmee toch wel een bliksemcarrière maakt. De heer Vogel wordt vervolgens, mede hierdoor, waarnemend hoofd aan school 1.

De zevende klas wordt afgeschaft. Het is de hoofden van scholen voortaan niet meer toegestaan leerlingen de zesde klas over te laten doen. Alle kinderen moeten de school na dit schooljaar te verlaten en “voorzover ze niet naar een andere onderwijsrichting gaan het on­derwijs op de school voor Voortgezet Lager Onderwijs volgen.”

In 1944 krijgt de school inwoning van de Christelijk Gereformeerde Zondagsschool ‘Het Mosterdzaadje’. Dit is ook het geval bij school 5 te Baanhoek.

In dit oorlogsjaar zien we dat de vrouw van het hoofd der school, juffrouw J. E. Huisson-Mackaay,  een drietal maanden als tijdelijk onderwijzeres weer aan het werk is gegaan.

Een brand in een der christelijke scholen en het heersende gebrek aan water noodzaakt het gemeentebestuur in mei 1945 tot een rookverbod in de school. Dit verbod is overigens be­stemd voor alle gemeenteambtenaren!

Kennelijk wordt met het schoolbezoek, direct na de oorlogsjaren, een loopje genomen. Een wijziging van de politieverordening geeft de agenten namelijk de machtiging om kinderen die zonder geldige reden tijdens de schooluren langs de openbare weg worden aangetroffen te brengen naar het hoofd der school ……

Begin 1947 wordt er vanuit het ministerie gewezen op mogelijkheid tot het bijbrengen van bijbelkennis aan de leerlingen. Het is duidelijk dat dit bij de kerkbesturen niet aan dovemansoren is gericht. De vereniging voor Vrijzinnig Hervormden ‘Onze Roeping Getrouw’ en de Kerkenraad der Nederlands Hervormde Gemeente geven te kennen gebruik te willen maken van de gelegenheid tot geven van godsdienstonderwijs op de openbare scholen. In 1948 wordt het lesrooster aangepast en een begin gemaakt met de godsdienstlessen. De leerlingen van de hoogste klassen maken kennis met ‘juffrouw’ Doets, dominee Eichhorn en later met dominee Balkestein.

Aan de school zijn in 1948 vier leerkrachten verbonden; t.w. schoolhoofd Huisson, juffrouw van Dorth, meester Vogel en de pas benoemde meester Schilt.

Vanaf 1950 krijgen de leerlingen te maken met de schooltandverzorging. Hoewel, bij veel kinderen niet populair, begint de dienst aan een zeer nuttig werk.

School-2706
Zittend v.l.n.r. Meester Vogel, juffrouw van Dorth, schoolhoofd Huisson. Staand meester Vos

Meester C.Schilt houdt het voor gezien en voor hem komt de heer B.Vos uit Gorinchem in de plaats. Hij maakt al direct een valse start.  Nauwelijks begonnen met lesgeven,  moet hij gedurende vier weken de wapenrok aan in verband met herhalingsoefeningen aan.

De kinderen bezoeken de school zes dagen per week. Op woensdag- en zaterdagmiddag was er geen school. Soms noodt het gebrek aan brandstoffen het gemeentebestuur de school op zaterdag te sluiten. De lessen worden dan gegeven op woensdagmiddag. Ook in de winter van 1951 was dit het geval.

Gymnastieklolaal
Rond deze tijd heeft er een verbouwing van de school plaats. Hierbij wordt een tweetal lokalen verbouwd tot gymnastieklokaal. Een hele verbetering, want daarvoor was het behelpen geweest met het gymnastiekonderwijs. De oudste leerlingen gingen te voet naar het gymnastieklokaal (C 12) in de Kerkbuurt. Een onderneming die een hele middag vergde. Logisch dat dit niet we­kelijks voorkwam. De jongens die niet naar de godsdienstles gaan, moeten zich melden bij meester Vogel. Zij krijgen les in … voetbal. Meester Vogel wordt zodoende een ‘concurrent’ voor juffrouw Doets.

Ook de vakschool voor meisjes maakt gebruik van de lokaliteit in school 1. In 1954 komt aan de huurovereenkomst een einde.

Schoollokalen zijn in ook trek bij verenigingen. Soms geeft dit een reden tot klachten. Zo ge­beurt het wel dat de Harmonievereniging ‘Sliedrecht’ het lokaal tot na het afgesproken uur (22.00 uur) gebruikt en de buurt vergast op ongewenste marsen. In 1952 volgt een scher­pe vermaning aan het adres van de secretaris van de muzikanten. Ook de toneelvereniging ‘Onder Ons’ repeteert in een schoollokaal tegen een vergoeding van f 1,75 per avond. Hetzelfde bedrag wordt betaald door Jehova’s Getuigen op donderdagavond gebruik maken van een lokaal.

In 1952 kondigt een brief van burgemeester J. H. Winkler de bouw van een nieuwe school op de uitbreiding binnendijks aan. Voor school 1,  naar later zou later blijken, een besluit met ingrijpende gevolgen. De school wordt niet gespaard bij de watersnoodramp van 1 februari 1953. Gedurende een aantal weken is het onmogelijk, in verband met de wateroverlast en de kapotgevroren verwarmingsinstallatie, de school te gebruiken en vervallen de lessen. Meester Vogel wordt in 1954 tot schoolhoofd benoemd op het eiland Flakkee. Meester Vos wil niet achterblijven en kiest ook voor een eiland, het zonnige Aruba. De school heeft een tijdelijke opleving, want per augustus 1954 komt er een vijfde leerkracht bij.

School-2707Hoofdonderwijzer Huisson wordt bij-gestaan door, nog steeds juffrouw van Dorth,  juffrouw Boer, meester Van Oudheusden en meester Brand.
Het bruto maandsalaris van een beginnend leerkracht bedraagt zo rond de f 350,=.  Vakonderwijzer is de heer J. Broekhuis. Stoker van de kachels is G. Hommerson. Hij is in de zomermaanden badmeester van het zwembad in de Sliedrechtse haven. Jarenlang wordt de school schoongemaakt door mevrouw A. E. Vink-Verkerk.

26 – Een nieuw hoofd en een nieuwe school

In de vorige aflevering richtten we de aandacht op de Gereformeerde school. Deze keer de periode ‘Van Neutegem’. De informatie haalden we uit het ‘Gedenkboekje’ dat uitgegeven werd bij het 60-jarig bestaan van de school.

Een nieuw hoofd en een nieuwe school
De laatste keer brachten we de Gereformeerde School in de Schoolstoep, onder leiding van meester Bokhout, in herinnering. De informatie haalden we uit het ‘Gedenkboekje’ dat uitgegeven werd bij het 60-jarig bestaan van de school. Deze keer een nieuw schoolhoofd en … een nieuwe school.

School-2601In het najaar van 1906 ontving de heer J. Bokhout een benoeming tot hoofd van een Christelijke school te Tilburg, welke benoeming hij, na rijp beraad, aannam. Het kostte hem niettemin veel moeite de banden, die in Sliedrecht ontstaan waren, te verbreken. Hij nam een grote plaats in de harten der ouders, leerlingen en oud-leerlingen in en hij nam in december 1906 node afscheid.
Per 1 Januari 1907 werd hij hoofd der school in Tilburg. Bij zijn afscheid zongen de leerlingen: “De Heer zal u steeds gadeslaan” (Ps. 151 : 4)

School-2602Het schoolbestuur benoemde als zijn opvolger de heer A. F. van Neutegem, komend van Zutphen. De heer van Neutegem was te Ridderkerk geboren, had te H.I. Ambacht de lagere school doorlopen en had zijn opleiding genoten aan de toen daar bestaande Chr. Normaalschool. Hij was in 1900 geslaagd voor onderwijzer en in oktober 1905 naar Zutphen vertrokken, waar hij als eerste onderwijzer werd aangesteld. Hij behaalde reeds in H.I. Ambacht de hoofdakte met diploma Schoolraad, slaagde in Zutphen voor de akte Frans en verkreeg nadien te Sliedrecht nog de akten Wiskunde, Engels en Handelskennis.

In “De Merwebode” van 8 Februari 1907 vinden we vermeld de plechtige installatie van de heer A. F. van Neutegem als hoofd der Geref. School. Namens het Schoolbestuur werd het woord gevoerd door de heren Ds. C.J. Bos, P. Rijsdijk en J. de Haan en namens de kinderen en het personeel door de heer G. den Hertog. Daarna werd het nieuwe schoolhoofd toegezongen Psalm 134:3: “Dat ’s Heeren zegen op U daal’.

Streng, doch rechtvaardig
De schoolkinderen werden getrakteerd op limonade, wafeltjes en een sinaasappel en keken nieuwsgierig naar de nieuwe bovenmeester, die er, eerlijk gezegd, wel een beetje streng uitzag. Men voelde wel, dat het een man van gezag was. Bij zijn installatie sprak hij nog een extra woord tot zijn leerlingen en deelde hen mede, dat hij streng zou zijn, doch rechtvaardig.
Daar meester Bokhout een zeer zachtmoedig man was, viel deze mededeling van het nieuwe hoofd voor de schoolgaande jeugd niet mee en men was aanstonds van hem ontzien. Van de heer Van Neutegem ging een grote invloed uit op de leerlingen en op allen die met hem in aanraking kwamen. Hij sprak duidelijke taal en hij was een man met een onuitputtelijke werklust en ijver. Al spoedig bleek, dat hij de zaken van de school stevig in handen had en de puntjes op de i zette. De Bijbelse-, Vaderlandse- en Kerkgeschiedenis vertelde hij met gloed en overtuiging en hij wist daarmee de harten der jeugd in vlam te zetten. Hij was iemand die men nooit meer vergeet. Men hield van hem, ontzag hem en in zijn hart dweepte men met hem. Hij hield van flinke jongens en meisjes en had een hekel aan luiheid en slordigheid. Hem viel de eer te beurt dat hij, ruim een jaar na zijn komst, een nieuwe school mocht inwijden.

School-2603Nieuwe school
De oude school was te klein: er waren te weinig lokalen en de gehele inrichting voldeed niet meer aan de nieuwe eisen van de wet en hygiëne. In een oud eigendoms-bewijs, waarin is opgenomen een extract uit de notulen van een vergadering van de leden der Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs, lezen wij het besluit om het oude schoolgebouw in het openbaar te verkopen. Van het bestuur worden genoemd de heren P. Rijsdijk, voorzitter, J. de Haan, secretaris, C. M. van Rees, penningmeester, W. Meijer, G. Smelt, G. B. van der Vlies en B. Prins.

School-2604Op de 3e April 1908 had deze verkoping plaats, waarna de school verbouwd is tot arbeiderswoningen. Inmiddels was door de familie Van Haaften een nieuw terrein aangekocht, bestaande uit een woonhuis met grote tuin, waarop de nieuwe school gebouwd werd. De eerste steen werd gelegd door de heer A. Meijer, de man die de allereerste vergadering in 1881 gepresideerd had van de ‘Commissie tot oprichting van een school met den Bijbel op Geref. Grondslag’ en die jarenlang zulk een vooraanstaande plaats in het bestuur had ingenomen. In het voorjaar van 1908 werd de school in gebruik genomen: een flink gebouw met 6 lokalen, bestuurskamer, een ruime vestibule met kapstokken, nieuwe schoolmeubelen, verschuifbare borden enz.

School-2605MULO
De heer Van Neutegem wist door zijn ijver en popula-riteit de school meer en meer tot bloei te brengen. In 1920 werd zij veranderd in een zg. 9-klassige school voor Meer Uitgebreid Lager Onderwijs (MULO).
School-2606Vele onderwijzers en onderwijzeressen hebben onder leiding van de heer Van Neutegem de school met ere gediend. Wij herinneren ons de heren: W. Kok, H. A. Broeksitter, J. N. F. van Drunen, C. de Boer, J. de Jong, A. van Wijngaarden, L. Boo-gaard, G. van der Zouwen en nog vele anderen en boven alles Mej. L.A. Harrewijn, wier naam wij met grote dankbaarheid vermelden. Met trouw en liefde heeft zij jarenlang haar taak aan de school verricht. Zij woonde jaren in bij het hoofd der school, wiens echtgenote en kinderen nog steeds hartelijke vriendschap onderhielden met “Tante Crees”.

School-2607Da Costaschool
In April 1922 werd opgericht de Bond van Chr. Scholen en op de Uitbrei-ding werd toen een U.L.O.-school gesticht, n.l. de Da Costaschool, welke op 1 septem-ber 1924 in gebruik werd genomen. De heer Van Neutegem werd tot hoofd van deze school benoemd. Op deze school heeft hij zijn krachten op buitengewone wijze ontplooid.

School-2608Gedenkteken
Op 13 oktober 1937, in de kracht van zijn leven, is hij vrij plotseling van ons heengegaan. God maakte een einde aan dit mooie werkzame leven. Zijn gedachtenis leeft in dankbaarheid onder ons voort, als van iemand die getrouw was in al zijn arbeid, aan wie God grote gaven gegeven had, die hij besteedde tot Gods eer en tot heil van de jeugd van ons volk en in vele andere takken van Gods Koninkrijk. De oud-leerlingen richtten een gedenkteken op boven zijn graf, hetwelk de gedachtenis levendig houdt aan onze onvergetelijke onderwijzer en vaderlijke vriend.

Bron: Gedenkboekje Gereformeerde School.
Tekst bewerkt door Bas Lissenburg.

25 – De Gereformeerde School

 

In de vorige aflevering richtten we de aandacht met name op de vroegere school 3, later Henri Dunantschool. Deze en een aantal volgende keren nemen we de Gereformeerde School onder de loep. De informatie haalden we uit het ‘Gedenkboekje’ dat uitgegeven werd bij het 60-jarig bestaan van de school.

School-2501
De tot woningen omgebouwde vroegere Gereformeerde School.
Aan de dijk wijnhandel Maasland.

Een eigen school
Op 9 oktober 1888 had achter de toenmalige Gereformeerde Kerk – later gebouw van de Merba – een kleine plechtigheid plaats. Enkele heren liepen de Zoutstoep gelegen naast de Gereformeerde Kerk af.

Zij begaven zich naar de consistorie. Het waren de heren van het schoolbestuur. Ook de dominee en een paar leden van de Kerkenraad waren aanwezig. In de voormalige pastorietuin was de fundering gelegd van de nieuwe school en thans zou de eerstesteenlegging plaats hebben. Enkele vrouwen uit de Zoutstoep stonden in de deur of keken over de blauwe horretjes, toen de dominee naar buiten trad met zijn zoontje, de kleine Rein Dijkstra.
School-2502Het metselgereedschap stond gereed en aan de troffel was wat dennengroen vastgebonden. Het was een heel ding voor de kleine jongen om het goed te doen, vooral omdat er zoveel mensen om hem heen stonden. Hij zou de eerste steen leggen van de nieuwe Gereformeerde School. Nauwelijks 3½ jaar oud, besefte hij nog maar weinig het gewicht van dit ogenblik. Maar hij bracht het tot een goed eind: de kalk en de eerste steen kwamen met enige hulp op de goede plaats en hiermee was de ceremonie afgelopen. Een eenvoudige, blauwe steen, naderhand in de gevel aangebracht, herinnert nog aan deze plechtigheid. Op deze steen staat gebeiteld :

School-2503Passen en meten
Het werd een eenvoudige school met drie lokalen. Het stuk grond, waarop de school gebouwd werd, was niet groot, maar met veel passen en meten kon de school er staan, al bleef er niet veel ruimte over voor de speelplaats. Dit laatste was wel zeer ongeriefelijk, vooral als men bedenkt, dat er soms ‘s winters tachtig overblijvers waren, d.w.z. kinderen, die ’s middags niet naar huis gingen om te eten, maar hun boterhammen in de school op aten.

De bouw had een aanvang genomen en de voltooiing volgde, tot spijt van een bepaalde groep van de bevolking, die het bouwen van een School met de Bijbel bespottelijk vond en zelfs erger nog : zich hier vijandig tegenover stelde.

School-2504Bokhout
In April 1889 werd de school geopend. Tot hoofd der school was benoemd de heer J. Bokhout uit Dordrecht, die zich met zijn zuster Pleuntje in het schoolhuis vestigde. Hij genoot een salaris van f 800.-. Als tweede leerkracht werd aangesteld de heer J. van Oostenga, komend van Strobos, op een jaarwedde van f 450.-.
Eenmaal per jaar werd hem gelegenheid gegeven zijn ouders te Strobos te bezoeken, waarvoor hij van het bestuur een toelage ontving van f 5.- ter bestrijding van de reiskosten. Hoewel wij deze dingen moeten zien in het licht van die tijd en in verband met de toen geldende lonen en prijzen, krijgen we toch een indruk van het offer, dat door de toenmalige onderwijzers is gebracht.

Indien zij bij het openbaar onderwijs waren gegaan, was hun salaris beduidend hoger geweest. Maar hun christelijk beginsel liet dat niet toe. Hulde aan deze mensen, die voor dit beginsel alles over hadden; die het een eer vonden ter wille daarvan, vaak kommer te lijden, teneinde de kinderen van ons volk in een Christelijke school op te voeden in de leer en vermaning des Heeren naar de eis van Zijn Verbond.

School-2505Zindelijk
De klassen waren toen een beetje groter dan thans. De heer Van Oostenga had de eerste- en tweede klas, samen ongeveer 70 leerlingen, terwijl het hoofd de rest onder zijn hoede had. De bewoners van de Zoutstoep hadden met een angstig hart de opening van de school tegemoet gezien. Daar was dan ook alle reden voor. ’t Was toen nog de tijd, dat bijna alle Sliedrechtenaren op klompen liepen. Ook toen was de Sliedrechtse zindelijkheid al spreekwoordelijk, zo ook in de Zoutstoep. Ging men zijn woning binnen dan trok men de klompen uit en liet ze vóór het schoongeschrobde straatje staan.

0, wee echter, toen daar 150 ‘lieve’ leerlingen de stoep af moesten naar de school. Geen klomp bleef op zijn plaats en het regende van stonde aan klachten bij het hoofd der school, de heer Bokhout. De goede man heeft zoveel als in zijn vermogen was, getracht de jeugd goede manieren bij te brengen; toch moest hij ondervinden dat de Sliedrechtse jeugd niet vrij was van baldadigheid, ook al ging ze op een christelijke school.
Veel hadden de jongens en meisjes op met de oude kosteres der Gereformeerde Kerk, Antje Pijl. Kregen de kinderen bijvoorbeeld straf, of werden ze tijdelijk in de keuken of op zolder van meester Bokhout opgesloten, dan was het Antje die zich het lot van de jeugd aantrok en die door een goed woord het leed van de gestraften kon verzachten. Zij trok partij voor de leerlingen, als een bewoonster van de Zoutstoep het te kwaad had tegen een hunner, die per ongeluk of wel met opzet het schone straatje “onte” had gemaakt.

Wanekers
School-2506Inmiddels was meester Bokhout gehuwd. Soms gebeurde het, dat ’s zomers aan de kant van de stoep de ramen openstonden. Het huis, waarin hij woonde, was niet al te droog en bij mooi weer werden daarom de ramen opgeschoven. De jongens gingen soms kikvorsen vangen in het slootje achter de school en stopten die behoedzaam in hun zak. Ongemerkt naderden ze het schoolhuis en mikten een hele serie grote “groene wanekers” door de openstaande ramen naar binnen. Dit tot grote schrik van de bewoners, als zij later de invasie bemerkten…

De heer Bokhout was een vroom en ernstig onderwijzer. Velen zullen met dankbaarheid terug gedacht hebben aan de tijd, die zij bij hem op de schoolbanken doorbrachten. Moeilijke tijden heeft hij hier meegemaakt. Met ernst en liefde en in veel gebedsworsteling heeft hij de jeugd gewezen op de weg des heils, betrachtende het Woord der Schrift : “Leer de jongen de eerste beginselen, naar de eis zijns wegs”.

Leerkrachten
Tot de eerste onderwijzers die achtereenvolgens onder zijn leiding aan de school verbonden waren behoorden de heren: Van Oostenga, Van Waardhuizen, Dotman, Kes, Matthiesing, Van der Wiel, Kroon, Van den Berg, Oranje, Hardenberg, Keegstra, Den Hertog en Van Eijk. De laatste werd door de jeugd om z’n grote lengte ‘De Reus’ genoemd. Ds. Dijkstra, die de krachtige stoot tot de bouw der Gereformeerde School gegeven heeft, is nog slechts een jaar in Sliedrecht gebleven. Op 27 oktober 1889 vertrok hij naar elders en hij werd opgevolgd door Ds. G. W. H. Esselink, welke 6 jaar hier gestaan heeft. Zijn opvolger was Ds. J. van den Berg. Deze predikanten waren steeds voorzitter van het schoolbestuur, naderhand ere-voorzitter.

Smalle beurs
School, meubilair en leermiddelen waren uit een smalle beurs aangeschaft, daar er geen subsidies waren van Rijk of Gemeente. Wel moesten de ouders van schoolgaande kinderen meebetalen in de belastinggelden, waarvan de openbare scholen werden gebouwd en onderhouden, waardoor zij dus dubbel belast waren.
Wegens het zich steeds uitbreidende aantal leerlingen werd later een vierde lokaal bijgebouwd. Het speelplein werd daardoor wel benauwend klein. Tussen de middag, naderhand ’s woensdagsmiddags, werd er aan de meisjes handwerkles gegeven, eerst door Mej. Pos, later door Mej. Goedkoop.

School-2507Vergeleken met de tegenwoordige modern ingerichte scholen was alles in de school eenvoudig, zelfs primitief. Het schrijven werd geleerd op vaak gebroken leien, de schoolboekjes werden stuk gelezen. De wanden waren in een roze kleur gekalkt met ouderwetse schoolplaten, waarvan men de letters leerde: de 00 met 2 ronde hoepels en de S een worst, die in de pan lag te sissen. De verwarming geschiedde door middel van kachels in elk der lokalen, waarvoor soms kleren te drogen hingen van kinderen, die van heinde en verre door de regen langs de modderige dijk naar school kwamen.
De resultaten van de school waren echter wel goed te noemen. Lezen, taal en rekenen werden als de hoofdvakken beschouwd en deze had men in het algemeen goed onder de knie. In augustus en met kerstmis werd 1 week vakantie gegeven, later in augustus 14 dagen.

Feest
Met de nationale gebeurtenissen werd spontaan meegeleefd: In 1898, de kroning van H. M. Koningin Wilhelmina en haar huwelijk in 1901 werden op school meegevierd, De kinderen werden royaal getrakteerd, terwijl de muziekvereniging “Hosanna” de feestliederen begeleidde, die de heer Bokhout zelf gedicht had.

Een der verzen luidde:
De heren van ons Schoolbestuur, die dikwijls aan ons denken,
Bereidden ons dit feest’lijk uur, door zoveel heerlijks ons te schenken.
De Koningin, zo klinkt de blijde maar’,
wordt heden vijf-en-twintig jaar.

Het is jarenlang de gewoonte geweest, dat daags voor de verhoging de heren van het Schoolbestuur kennis kwamen nemen van de vorderingen der leerlingen. Dan kwamen de “bazen”, zoals de kinderen zeiden. Bij die gelegenheid werden er prijzen uitgereikt: de jongere kregen een plaat, de ouderen een boekje.

24 – Henri Dunantschool

In de vorige aflevering eindigden we met de regels: ‘Op 25 februari 1963 worden de nummers van de scholen vervangen door namen.’
School I gaat voortaan door het leven als de ‘Boerhaaveschool’,
school II wordt de ‘Henri Dunantschool’,
school IV wordt de ‘Jan Ligthartschool’ en
School V wordt de ‘Bleyburghschool’.

School-2401We richten ons ook ditmaal op de Henri Dunantschool. Het jaar 1964 kenmerkt zich als een jaar met veel initiatieven. Opvallend zijn de expressietentoon-stelling, de vliegerwedstrijd en de boomplantdag. De Openbare leeszaal en Bibliotheek vinden een plaats in de Henri Dunantschool.
In deze jaren wordt nog steeds een praktisch gedeelte van het verkeersexamen afgelegd. In later tijden is dit, in verband met het toenemende verkeer en de daarmee gepaard gaande onveiligheid voor de kinderen, niet meer mogelijk.

Juf Sluimer vertrekt dit jaar en voor haar komt juf Van Veen in de plaats. Zij neemt de administratie van het schoolfonds voor haar rekening. Een merkwaardige zaak daar het schoolfonds toch een zaak van de ouders en niet van de school dient te zijn..?

School-2402In 1965 wordt door de voorzitter van de plaatselijke afdeling van het ’Rode Kruis’ een portret van Henri Dunant aangeboden. Een passend geschenk, dat nog steeds een ereplaats in de school inneemt.
Juf Danel verlaat de school en mevrouw De Gruyter neemt klas 1 van haar over. De heer Han­sum is benoemd tot hoofd van de nieuwe Plesmanschool in de Westwijk en verlaat de school. Mevrouw De Baat volgt hem op. De heer Den Bakker wordt de nieuwe notulist. In juli 1965 wordt de vijfdaagse schoolweek ingevoerd. De zaterdagmorgen wordt een vrije ochtend!

Januari 1966 komt de heer W. Verhoef mevrouw De Gruyter aflossen. Dit jaar is er sprake van een driedaagse schoolreis van klas 5. Dit gebeurt gezamenlijk met de nieuwe Albert Schweitzerschool aan de P.C. Hooftlaan. De reis gaat naar het N.I.V.O.N. huis “De Grote Bosbeek” te Bennekom.

Wat een paar jaar geleden al is aangekondigd, is niet langer afwendbaar. Het leerlingenaantal van rond de 165 is onvoldoende om het aantal aanwezige leerkrachten nog langer te handhaven. Met ingang van januari 1967 verdwijnt de 6e leerkracht. Het een en ander betekent, halverwege het cur­susjaar, een herschikking van de leerlingen over de diverse klassen. Er ontstaan twee combi­natieklassen van zo’n 40 leerlingen. De pijn wordt enigszins verzacht doordat er geen personeel moet worden ontslagen daar de heer P. Brakman overgeplaatst kan worden naar de Jan Ligthartschool.

Andere opvallende zaken in 1967 zijn de opknapbeurt door het onderwijzend personeel van de schooltuin en de stankbestrijding van de urinoirs. Het opruimen van de ‘boekenerfenis’, die door oud-collega’s in de diverse kasten is achtergelaten, gebeurt via een boekenmarkt voor ouders en leerlingen.

Een plaatselijk initiatief in deze tijd zijn de plannen om te komen tot de stichting van een B.L.O – school te Sliedrecht.

School-2403
Schoolhoofden door de jaren heen
1. Piet van der Blom, 2. Arie Vogel, 3. Casper Markesteijn,
4. Wim Philipse, 5. Ben van der Hel.

 

De heer Van der Blom verlaat de school
Op 19 juni 1967 komt Van der Blom de laatste keer met het personeel bijeen voor een vergadering. De in 1961 aangetreden Van der Blom, daarvoor leerkracht aan de Jan Ligthartschool, staat voor de jaren ’60 bekend als een ‘nieuwlichter’ binnen het plaatselijke onderwijs. Vooral het handenarbeidonderwijs neemt in zijn hart een warme plaats in, wat ook nog eens tot uit­drukking komt in zijn bijdrage aan het feestnummer, uitgegeven ter gelegenheid van de ope­ning van de nieuwe Henri Dunantschool.

Hieronder treffen we de letterlijke tekst aan:

Rringg ! …Telefoon.

“Spreek ik met meneer Van der Blom, die vroeger hoofd van de Henri Dunantschool was?”

“Ja, dezelfde”.

“Dan heb ik u toch gevonden”.

Volgt een opgewekt gesprek met Nelly Hartog.

Onderwerp: Reünie van oud-leerlingen en medewerkers.

“Weet u eigenlijk nog wel wie ik ben?”

Dat blijk ik nog te weten. Tenminste, ik weet nog wie de “Nelly-Van-Toen” was. Inmiddels zijn we 25 á 30 jaar verder – in 1967 verliet ik de Henri Dunantschool – en heb ik in de tussentijd nog enkele duizenden leerlingen aan mij voorbij zien trekken. Daarbij heb ik een groot probleem: mijn herinnering betreft kinderen die, als ik ze nu terugzie, al lang volwassen zijn – meestal veel groter dan ik – zelf vaak weer een gezin hebben, op allerlei plaatsen in de maat­schappij terecht zijn gekomen.

Hoe herken ik in die volwassenen de vroegere leerlingen? Het lijkt me erg spannend om dit mee te maken !

Met belangstelling zie ik ook de nieuwbouw tegemoet. “Mijn” school was bepaald niet nieuw meer. Wel groot genoeg. Zo groot dat die ook onderdak kon bieden aan de Openbare Bibliotheek (een prima combinatie trouwens).

En ook groot genoeg om, toen zeker niet gebruikelijk, een speelwerklokaal én een handenarbeidlokaal te kunnen inrichten.

Terugdenkend zie ik leerlingen, hun ouders, collega’s, gebeurtenissen voor me. Een stukje “geschiedenis” waar ik sterk bij betrokken was. De jaren aan de Henri Dunantschool zijn zeker niet onopgemerkt aan mij voorbij gegaan en in mijn verdere loopbaan heb ik veel aan al die erva­ringen ontleend.

Ik hoop in september vele oude bekenden weer te ontmoeten. “Weet je nog wel ….?” Tot bij de reünie…

School-2404De heer W. Verhoef wordt aangesteld tot tijdelijk hoofd. De vacature Van der Blom wordt voorlopig opgevuld door de heer Homan.

Juf van Veen verlaat de school. Een nieuwe juf, Schopenhauer, vers van de kweekschool voor onder-wijzend personeel, komt voor haar in de plaats.

De Bleyburgschool te Baanhoek wordt opgeheven wegens gebrek aan leerlingen. De 30 jaar eerder van school VI vertrokken heer A. W. Vogel, het hoofd van de Bleyburgschool, wordt in 1968 aangesteld als het nieuwe schoolhoofd van de Henri Dunantschool. De leerlingen van de Baanhoekse school worden gedu­rende enige tijd per bus vervoerd naar de Middeldiepstraat.

Kort daarop (1969) vertrekt de heer Verhoef naar de Erasmusmavo, waar hij leraar wiskunde wordt. De heer Vogel blijft maar gedurende korte tijd verbonden aan de Henri Dunantschool.

De Middeldiepstraat wordt verlaten
In 1972 wordt de heer Vogel opgevolgd door de heer C. Markesteijn, oud-onderwijzer van de Albert Schweitzerschool. In het feestnummer uitgegeven ter gelegenheid van de opening van de nieuwe Henri Dunant­school op 16 juli 1992 herinnert Markesteijn zijn entree nog goed:

School-2405Een blik van verstandhouding
“De eerste aanblik was er één van lichte verbijstering. Ik had niet voor mogelijk gehouden dat zoiets nog bestond. Het leek alsof ik teruggeworpen was in de tijd. Nooit zal ik vergeten wat zich openbaarde achter die dubbele groene deuren van dat grote ge­bouw op de hoek Oranjestraat-Middeldiepstraat.

Rechts beneden was, vergeleken met de rest, hightech en ultramoderne architectuur. Daar bevond zich namelijk het kloppend hart van Sliedrecht: de bibliotheek. De rest was negentiende eeuw en iets later.

School-2406In een goed afgesloten gangkast bevond zich bijvoorbeeld de collectie leesboekjes. Zeker drie­honderd series van elk veertig exemplaren leesvoer voor de jeugd. Veertien deeltjes over bloedstol­lende avonturen in de Afrikaanse wildernis, twaalf deeltjes over de rijke oom Henk die voor korte tijd uit Amerika over is en zijn neefjes per automobiel alle mooie plekjes van Holland laat zien, zestien deeltjes Wilgebloemen, achttien Heggeranken en tien Distelrozen voor de snelle leerlingen die alles al uit hadden.

Het kamertje van het h.d.s. (hoofd der school) was via een toegangsdeur verbonden met het lo­kaal waar hij leerlingen hield. Die constructie was goed doordacht, want zo had het Hoofd, staande in het kamertje, tenminste enige ruimte om de rode balpen uit zijn zak te halen.

Verder waren er de gebruikelijke sanitaire voorzieningen met de door de eeuwen heen besproeide kwalijk riekende granietvloertjes, was er op de bovenverdieping een mateloos intrigerend amfitheater dat uitermate geschikt bleek voor lichtbeeldenvoorstellingen en bevond zich verder her en der in kasten, kisten en op de zolder een rariteitenkabinet waar het Nationaal Historisch Muse­um nu zijn jaarlijks budget voor over had gehad. Kortom: een ideale school om je carrière als onderwijsman te beginnen.

Waar de leerlinggelden in de jaren daarvoor heen waren gevloeid, was noch in de flinterdunne boekhouding, noch in de materiële uitrusting terug te vinden. Een mysterie. Lange tijd dwarrelden er in ieder geval nog rekeningen op de deurmat van nooit ontdekte leermiddelen.

Gelukkig kwam na de noodsignalen al snel de inspecteur van het lager onderwijs. Hij kwam, hij zag en gaf zich gewonnen. Achteraf ging het toen allemaal vrij snel, hoewel op dat moment alles te langzaam naar je zin ging. De gemeenteraad fronste ongetwijfeld de wenkbrauwen toen de aanvragen voor extra kredieten binnenkwamen, maar had geloof in een betere toekomst. Leermiddelenleveranciers stonden likkebaardend op de stoep. Reeds ter aarde bestelde ideeën over een andere behuizing werden met succes nieuw leven ingeblazen.”
School-2407
De Karel Doormanstraat lonkt
Een tussentijdse verhuizing naar het houten vakantiehuis aan de Middeldiepstraat volgde. De oude school aan de Karel Doormanstraat met dat plein en die bomen, met de prachtigste speelplaats van Europa, werd de mooiste school van de wereld. Althans, dat vonden wij…

En of het nou door het revolutionaire rode marmoleum op de vloeren kwam, of door de kleuren van verf en gordijnen die wij helemaal zelf hadden bepaald, of door de kunstwerkjes in de gang, of door de vrolijke spuitpartijen met de brandslang, of door de kitchenette met verrassende inhoud, of door de ouders die zich soms zo thuis voelden op school dat je ze vriendelijk moest verzoeken om thuis verder te slapen, of door kinderen die je de school niet uitgejaagd kreeg, of …

School-2408
Hij werd ook de fijnste school ter wereld. Niks sentimenteels, niks valse romantiek. Dat is gewoon nog steeds zo. Zo levert na zoveel jaar de blik terug weer lichte verbijstering op. Want, hoe bestaat het?

De in de jaren ’60 ingezette terugloop van het aantal leerlingen is nog niet tot stilstand gekomen. Halverwege de jaren ‘70 telt de school nog slechts vier leerkrachten. Het personeel bestaat naast Markesteijn uit de heer Den Bakker, de heer Ardon en juf Kootwijk.

Markesteijn gaat energiek aan de slag en krijgt – zoals we reeds lazen – binnen korte tijd een tweetal verhuizingen voor zijn kiezen. De school verhuist tijdelijk naar het gebouw van de voormalige Joh. Calvijnschool aan het Middel­diep en betrekt op 14 juni 1974 het gebouw van de voormalige Da Costamavo aan de Karel Doormanstraat.

School-2409De heren Den Bakker en Ardon vertrekken. Een nieuw gezicht op school (1975) is dan de jonge onderwijzer de heer W. Philipse, voorheen werkzaam als collega van Markesteijn op de Albert Schweit-zerschool.

Eind 1975 vertrekt schoolhoofd Markesteijn alweer. Hij wordt leraar Nederlands aan de PABO, de school die toekomstige leerkrachten opleidt, te Dordrecht. De heer Philipse volgt hem op. Juf Busser is de nieuwe leerkracht. Een nieuwe bloeitijd voor de school breekt aan.
Wim Philipse, schoolhoofd Henri Dunantschool

23 – De scholen 2 en 3

Deze keer richten we de blik op de scholen 2 en 3 die samen verder zullen gaan als de Henri Dunantschool.

School 2 en 3 gaan verder als Henri Dunantschool
In de vorige afleveringnummer lazen we dat school 6 noodgedwongen de Wilhelminastraat moest verlaten en verder ging als school 2 in het gebouw aan de Middeldiepstraat waar school 3 en de MULO gehuisvest waren. (De MULO verhuisde naar de Wilhelminastraat). We vervolgen nu de geschiedenis van de scholen 2 en 3.

School-2301Zorg voor het gebit
Op de ouderavond in 1952 houdt tandarts Sterkenburg een lezing over de Schooltandartsen¬dienst. Het is daarbij de bedoeling dat aan ieder schoolkind, zonder onderscheid van rang en stand van de ouders, onder deskundig toezicht voorlichting en hulp wordt verleend bij het verzorgen en onderhouden van het blijvende gebit. Dit om bij het beëindigen van de schoolplichtige leeftijd niet alleen een goed onderhouden gebit te bezitten, maar ook geleerd te hebben op welke wijze men het gebit moet behandelen. De eerste gemeentelijke schooltand-verzorgingsdienst wordt in 1921 te Dordrecht ingesteld. In 1933 is de dienst reeds in 13 plaatsen ingevoerd. Wegens bezuinigingen worden er in hetzelfde jaar echter 7 diensten opgeheven. In 1939 wordt de Centrale Raad voor Sociale Tandheelkunde opgericht met als doel uitbreiding van de schooltandverzorging. Tijdens de Duitse bezetting heeft de Dienst zichzelf opgeheven, maar na de bevrijding start men onder geheel andere omstandigheden opnieuw. Ruim 80 % van de kinderen is dan reeds verplicht verzekerd, waardoor de financiering geheel anders is komen te liggen. De kosten bedragen dan per kind ongeveer
f 2,00 per jaar.

School-2302
Klas 6 school 3

De feestavond aan het eind van het schooljaar (maart) met de traditionele toneelstukjes valt in het water als gevolg van de watersnoodramp van 1953. De ouderavond is dan tevens de afscheidsavond voor de zesdeklassers. Als pleister op de wonde ontvangen de kinderen van de scholen 2 en 3 voor het eerst een foto, geplakt op karton. Het kerseneten in boomgaarden te Papendrecht en langs de Lek is nog immer een populaire bezigheid.

De eenheid tussen de scholen is niet altijd even hecht. Het feit dat de schooltijden niet altijd gelijk waren vormt een reden om weer eens ouwe koeien uit de sloot te halen, waarna het schoolhoofd van school 3 zelfs dreigt de oudercommissievergaderingen niet meer bij te wonen.

School-2303Cultuur
Onderwijzer Teeuw is zijn tijd ver vooruit. Lang voordat er sprake is van een Kinderboekenweek met een auteur op de scholen, stelt hij voor de bekende schrijvers Roggeveen of Hildebrand uit te nodigen. De culturele vorming krijgt ook aandacht in de vorm van het bijwonen van jeugdconcerten uitgevoerd door harmonievereniging ‘Crescendo’.
Het schooljaar 1953 is voor de scholen een topjaar. De aangifte van nieuwe leerlingen op school 2 bedraagt liefst 63, terwijl school 3 nog eens een aangifte heeft van 37 leerlingen. Negentien kinderen van school 2 worden overgeheveld naar de nieuwe school 4 aan de Thorbeckelaan, welke in mei 1953 van start zal gaan. Zes leerlingen zullen de lessen bij school 3 gaan volgen. Een jaar later is de spoeling echter dun. School 2 verwacht 24 nieuwe leerlingen en voor school 3 staan er 25 op de lijst. Feit hierbij is het streven van het College van B & W om school 4 zo spoedig mogelijk te laten uitgroeien tot een zes-klassige school, een ontwikkeling waarin men lijdzaam moet berusten.

De personeelswisselingen zijn weer aan de orde van de dag. In 1953 neemt mejuffrouw Blommaard de plaats in van juffrouw Budding. De heer Teeuw verlaat voor de tweede maal de school. Hij gaat nu over naar de nieuwe school 4. Zijn vervanger is de heer M. Boer. Ook de heer De Wit neemt, in verband met zijn vertrek naar Aruba, afscheid. Hij wordt opgevolgd door de heer Kriekaard. De duiventil staat weer wijd open, hetgeen zijn oorzaak vindt in het feit dat er van een duidelijke personeelsschaarste sprake is. Inspecteur Koekkoek spreekt op een ouderavond zelfs van: “Het artikel onderwijzer is op de bon!” De heer Buijs laat zijn 25-jarig ambtsjubileum (1954) in stilte voorbij gaan.

In 1955 wordt het leerlingenaantal precair om beide scholen voort te laten bestaan als zes-klassige scholen. De aanwas is niet in verhouding met het aantal schoolverlaters. De kwestie zal met B & W besproken worden. Kennelijk heeft men vertrouwen in dit gesprek, want men acht het vooralsnog mogelijk het aantal werkzame leerkrachten te behouden.
De schoolvoetbalelftallen worden gestoken in nieuwe shirts. De bodem van de schoolfondskas komt in zicht door de hoge kosten van de schoolreisjes en het Sinterklaasfeest. Op de eerstvolgende avond zal worden voorgesteld de bijdrage van de ouders met een stuiver te verhogen. Met de verlichting van de scholen is het niet best gesteld, maar naar zeggen van het schoolhoofd Toledo heeft het “de volle aandacht van de gemeente”.

School-2304Septemberschool
Een nieuw fenomeen dient zich aan; de september-school , waarbij het schooljaar na de zomervakantie zal beginnen i.p.v. op 1 april. De voorzitter van de oudercommissie, de heer J. Boer, neemt afscheid van de school, zijn jongste kind heeft de school verlaten. De heer Van Rossum is zijn opvolger.

Helaas wordt school 2 toch een 5-mans school, school 3 blijft op peil. Juffrouw Koert vertrekt naar school 5. Een situatie die door ieder betreurd wordt. De voornaamste oorzaak van het teruglopen van het leerlingen-aantal is de verhuizing van vele gezinnen naar de uitbreiding binnendijks. Zelfs burge-meester Feitsma in eigen persoon moet de gemoederen geruststellen. Hij wekt ieder op om op de bres te blijven staan voor het openbaar onderwijs.

De vakanties zijn nog een plaatselijke gelegenheid. Zelfs t.o.v. het bijzonder onderwijs bestaat nog geen overeenstemming wat de zomervakantie betreft. De voorkeur gaat uit naar de maand augustus. De leerlingen, die in 1956 van school gaan, krijgen een verlengde schooltijd. Pas in september klinkt voor hen het eindsignaal. Anderen komen rechtstreeks via een spoedcursus op de kleuterschool in de tweede klas.

Van een integratie van de ‘sexen’ is nog weinig sprake. Op een ouderavond wordt zelfs de vraag gesteld, of het modern is dat een jongen naast een meisje moet zitten. Plaatsgebrek blijkt de enige reden te zijn, helaas …

Noodvlag
In 1957 wordt de noodvlag gehesen. Met het leerlingenaantal gaat het zeer slecht. Tegenover de zeventig schoolverlaters staat een aanwas van dertig leerlingen. School 2 zakt terug naar een vier-klassige school. Het einde van één der scholen nadert. Met de kas gaat het kennelijk beter, een filmprojector wordt aangeschaft. Het gebrek aan leer-krachten wordt steeds nijpender. Na het vertrek van één der onderwijzers is het onmogelijk een vervanger aan te trekken. Een klas moet regelmatig de lessen missen.

Fusie
In 1958 gaat de schoolreis met drie bussen naar Amersfoort en omgeving. Snoep meenemen van huis is om verschillen te voorkomen, verboden. Als er toch het een en ander in de bus te voorschijn zal worden gehaald, zal het afgepakt worden! Ter compensatie worden snoep en ijs – verstrekt uit het schoolfonds – onderweg uitgedeeld. Er wordt met de kinderen onderweg warm gegeten. Het reisje naar de kersenboomgaard maakt plaats voor een bezoek aan de Rotterdamse dierentuin Blijdorp.

School-2305Na jaren van een grote toeloop van kinderen, waarbij men geen raad weet waar de jongens en meisjes te plaatsen volgt een snelle daling van het leerlingenaantal. In 1958 werd op 30 juni het voorstel gedaan school 3 op te heffen en de leerlingen over te plaatsen naar school 2. Zowel de ouders als het personeel hebben tot op het laatste moment gepoogd de raad te overtuigen het voorstel tot samenvoeging van de scholen terug te nemen. Een aantal van 122 ouders meende dat door de fusie de kinderen in de toekomst schade zullen ondervinden.
Een mening waarvoor, volgens de voorzitter van de raad, burgemeester Feitsma, geen enkel argument werd aangevoerd. Het personeel spreekt haar verwondering uit over het feit dat het niet gehoord is en stelt tevens voor de samenvoeging niet eerder plaats te laten vinden dan in 1960, wanneer het schoolhoofd, de heer Van Toledo, en mejuffrouw Van Delft met pensioen zullen gaan.

School-2306Na een felle discussie in de gemeenteraad stemmen 13 leden voor het voorstel van B & W, 3 leden verklaren zich tegen de samenvoeging, waarmee het lot van school 3 bezegeld is.
Het nieuwe schoolhoofd wordt de heer Buijs. Deze heeft zijn benoeming te danken aan het feit dat hij één jaar meer van zijn pensionering af is dan zijn collega Van Toledo. Aan het ontslag van laatstgenoemde als schoolhoofd is mede het lot verbonden van de school waaraan hij werkzaam was als schoolhoofd, school 3. De oorzaak van het noodzakelijke opheffen van school 3 is, zoals eerder gezegd, het verhuizen van vele gezinnen naar de uitbreiding binnendijks, waar in 1953 een nieuwe school met het nummer 4 geopend is. Het nummer 4 was vrij gekomen door de opheffing van de school in de Kerkbuurt met het adres C 12.

Wisseling van de wacht
Na de opheffing van school 3 gaat school 2, onder leiding van de heer Buijs, een nieuw tijdperk tegemoet. We tellen naast het hoofd zeven leerkrachten; te weten mevrouw Van Tiel, de heren Vlot, Eijkelenboom en Kriekaard. Nieuwe namen op de school zijn de dames Van Ouwer¬kerk en Van Delft en de heer Adam, de oud-leerkrachten van school 3.
De nieuwe oudercommissie bestaat uit negen leden; de dames Meuzelaar, Venis, Van Seventer en de heren Gort, Groen, Ruis, Romers, Groenewegen en Geelhoed. Laatstgenoem¬de wordt de nieuwe voorzitter.

In 1960 treedt de heer P. Brakman aan. De heer Vlot is dan vertrokken en juffrouw Van Delft wordt tevens bedankt voor haar vele en goede diensten de school bewezen.
De heer Buijs gaat in 1961, na 29 jaar schoolhoofd te zijn geweest, met pensioen. Hij wordt opgevolgd door de P. v. d. Blom, oud onderwijzer van school 4. Ook zien we dan de komst van mevrouw Den Oude als opvolgster van mevrouw Van Tiel.

School-2307Een frisse wind
De heer Van der Blom bekijkt de aanwezige leermiddelen eens goed. Na een inventarisatie worden verouderde leesboekjes uit de circulatie genomen en vervangen door moderne exemplaren. Alle boeken van de vakken aardrijks¬kunde, geschiedenis en biologie gaan de deur uit. Een zeer modern idee voor de beginjaren ’60 is wel het plan een speelwerklokaal voor de eerste klas in te richten. De onkosten dienen betaald te worden uit het schoolfonds. Daar de Baggerschool op de loer ligt om een aantal lokalen te vorderen, is haast met de verwezenlij¬king geboden.
Het schoolfonds wordt ook voor andere zaken aangesproken, zoals een oven voor het bakken van klei. Van de aanschaf van een schoolradio wordt voorlopig nog afgezien. De personeelsvergaderingen vinden frequenter plaats.

Ook op andere terreinen worden nieuwe wegen ingeslagen. De ouders moeten meer betrok¬ken worden bij de school. In januari zal een bloemententoonstelling gehouden worden. Een forumavond wordt georganiseerd in het kader van de beroepskeuze van de kinderen. Een fees¬telijke ouderavond, verzorgd door de kinderen, wordt gepland in maart.

School-2308Afscheid van oudgedienden
Nadat in 1960 juffrouw Van Delft met pensioen is gegaan en het schoolhoofd, de heer Buijs, haar voorbeeld in 1961 volgde, verlaten na enkele jaren weer drie in de Sliedrechtse onderwijswereld bekende personen wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd het onderwijs; mevrouw Van Ouwerkerk, de heren Kriekaard en Eijkelenboom. Ze wor¬den vervangen door leerkrachten die nog aan het begin van hun onderwijscarrière staan; juf Danel, juf Sluimer de heer Den Bakker.
De gemiddelde leeftijd van het team van school 2 is hierdoor aanmerkelijk verjongd. De school telt in 1962 184 leerlingen.

School-2309De papierwinkel komt op gang
In 1962 kan de school over een stencilmachine beschikken.
De heer Brakman stelt voor de land- en provinciekaarten te stencilen. Tevens is er voor het eerst sprake van stencils die mee naar huis gaan om de ouders te informeren rond vakantie-regelingen, schoolkeuze en gods¬dienstonderwijs.
Roken is een bezigheid waar het personeel mee behept is.
Het is zelfs gebruikelijk dat jarige kinderen de leerkrachten op sigaretten trakteren!
In verband met een anti-rookactie stelt de heer Van der Blom voor de ouders te verzoeken aan genoemd gebruik een eind te ma¬ken.

Het leerlingenaantal daalt
Ondanks alle inspanningen worden er voor het cursusjaar 1963/64 maar 23 leerlingen aange¬meld, waardoor het behoud van de zesde leerkracht in gevaar komt.
Als oorzaken worden genoemd:
– Het feit dat de omgeving, waarin de school staat, steeds minder kinderrijk wordt.
– Het grote aantal schoolverlaters.
– Inspanningen van de kant van het bijzonder onderwijs.
Ondanks een daling van 19 leerlingen blijft de zesde leerkracht voorlopig nog gehandhaafd. Juf De Oude vertrekt naar het B.L.O. te Utrecht en de heer Hansum volgt haar op.

De Henri Dunantschool gaat van start
Op 25 februari 1963 worden de nummers van de scholen vervangen door namen. School II wordt de Henri Dunantschool, school I gaat voortaan door het leven als de Boerhaaveschool, school IV wordt de Jan Ligthartschool en school V de Bleyburghschool.

School-2310
Boerhaaveschool
School-2311
Henri Dunantschool

 

 

 

 

 

 

 

School-2313
Bleyburgschool
School-2312
Jan Ligthartschool

22 – School 6 aan de Wilhelminastraat

Deze keer richten we de blik op school 6 aan de Wilhelminastraat.
Het einde van de school en de uiteindelijke verhuizing naar de Middeldiepstraat.

School-2201Gaande en komende mensen
Eind jaren ´30, begin jaren ´40 heeft de school aan de Wilhelminastraat veel weg van een duiventil. De heer Van der Velde vertrekt naar school 3 aan de Middeldiepstraat. Hij neemt in 1935 afscheid. Zijn opvolger is een kwekeling met akte, de heer A. W. Vogel. Ook juffrouw Zuidhof verlaat de school en haar plaats wordt ingenomen door juffrouw Gons.

Over de top
In 1937 heeft de school een probleem. De school is, wat het leerlingenaantal (200) betreft, duidelijk over de top heen. Een van de leerkrachten dreigt wachtgelder te worden. De gemeente grijpt dan in. Van de overbevolkte school 3 worden 25 leerlingen overgeplaatst. Verder wordt de schoolbevolking aangevuld met 3 leerlingen van school 5. Zij zijn met hun ouders in de wijk komen wonen. Voor de heer Vogel betekent dit geen oplossing. Hij verdwijnt na twee jaar al weer van het toneel. Bij zijn vertrek in 1938 kan hij niet vermoeden dat hij dertig jaar later terug zal keren als hoofd van de dan met school 3 gefuseerde school. Zijn opvolger aan school 6 is de heer Van der Vlies.

Ook de heer Haverkamp verlaat in dit jaar de school. Hij vertrekt naar Krimpen a/d IJssel. Men is duidelijk tevreden over zijn functioneren. Een afgevaardigde van de oudercommissie, de heer Groenewegen, komt hem speciaal bedanken voor wat hij voor de kinderen en de school gedaan heeft.

Juffrouw Gons maakt plaats voor juffrouw Burghout, die na een jaar alweer vervangen is door juffrouw De Jong. In 1940 komen we de heer Parel op de loonlijst tegen. Waarschijnlijk heeft hij tijdelijk de heer Donker vervangen. Juffrouw Dekker zien we in 1941 niet terug. De tweede klas is dat jaar onder de hoede van juffrouw Ligt. Juffrouw Bol volgt in 1942 juffrouw De Jong op.

Oorlogsweeën
De oorlogsjaren brengen twee “nieuwigheden” met zich mee. In ’t zevende leerjaar werd vanaf 3 april 1942 per week drie uur Duits gegeven. De ouderavond werd voortaan in de zomer gehouden in verband met de verduistering.

De V.G.L.O. wordt gesticht
Het jaar 1943 betekent een aderlating voor de lagere scholen. Een school met een centraal zevende en achtste leerjaar wordt ingesteld, de V.G.L.O.-school. Dit betekent, door het verdwijnen van de hoogste klassen, een daling van de leerlingenaantallen. School krimpt 6 hierdoor in tot een zesklassige school. De beide onderwijzeressen gaan vanaf nu ook in de pleinwachtdienst meedraaien. Het personele probleem wordt opgelost door het vertrek van de heer Teeuw naar de V.G.L.O.-school.

Het jaar 1945 was voor de leerlingen een ´succesjaar´. Niemand blijft zitten. In verband met de oorlogsomstandigheden gaan alle leerlingen over naar het volgende leerjaar. Het volgend jaar moet dan maar blijken wie niet mee kan… Dat zijn er achtendertig en dertien mogen voorwaardelijk over!

Het einde van de school nadert
Na de oorlog wordt het leerlingenaantal van school 6 echt problematisch! Tellen we in 1946 nog zes leerkrachten. Een jaar later werken er nog slechts één onderwijzeres en vier onderwijzers. Het aantal leerlingen bedraagt dan 170. De heer Teeuw komt weer terug en neemt de plaats in van de heer Van der Vlies. Meester Schram vertrekt en we zien juffrouw Budding in klas 1 en juffrouw de Vroon in klas 2 verschijnen.

School-2202Laatste ouderavond van school 6
In 1949, zo lezen in het notulenboek van de oudercommissie, wordt de laatste ouderavond in het gebouw aan de Wilhelminastraat gehouden. Voorzitter van de ouderraad is dan de heer J. Boer en de secretaris is de heer P. Stuij. Tijdens de bijeenkomst wordt met een tweetal noviteiten geëxperimenteerd, de schoolfilm en het luisterhoorspel via de radio. Een punt dat de discussies hoog doet oplaaien, is het plan binnen Sliedrecht een Neutrale School te stichten. Het is bij plannen gebleven, een dergelijke school heeft Sliedrecht nooit gekend. In de pauze van de ouderavond hebben de ouders de gelegenheid even met de leerkrachten te praten over de vorderingen van hun zoon of dochter. Hierna staan zang, een schoolfilm en het toneelstukje ‘De Pannekoek’, met Willie de Bruin en Wim de Jager in de hoofdrollen, op het programma. De begeleidende leerkrachten Budding en Teeuw hebben veel eer van hun werk. De leraar gymnastiek, de heer J. Broekhuis, houdt tenslotte een lezing over zijn vakgebied. Schoolhoofd, de heer Buijs, beëindigt de avond met het opwekken van de ouders om hun kind deel te laten nemen aan de schooltandverzorging, die binnenkort van start zal gaan. De heer G. Mosterdijk werd benoemd tot erelid van de school!

Het doek valt
De heer Buijs kondigt de rampspoed al aan dat per 1 januari 1950 de school nog slechts vier leerkrachten zal tellen. Slechts het doorverwijzen van een aantal leerlingen van school 3 zou dit kunnen voorkomen. Dat is blijkbaar gelukt, want maart 1950 telt de school nog steeds vijf leerkrachten. Helaas uitstel van executie. Het nieuwe schooljaar 1950 – 1951 begint op 1 april met 139 leerlingen en vier leerkrachten. Juffrouw de Vroon vertrekt naar school 5.

Tijdens het schooljaar 1950 – 1951 valt definitief het doek voor school 6 aan de Wilhelminastraat. De leerlingen en het personeel verhuizen naar de bovenverdieping van de school aan de Middeldiepstraat. Men gaat vervolgens door het leven als school 2. (De Bossche school met het nummer 2 is eerder, in 1934 opgeheven). De leerlingen van school 3 verblijven op de benedenverdieping van hetzelfde gebouw.

School-2203School 6 wordt School 2 in de Middeldiepstraat
In de schoolvergadering van 5 september 1950 dient men, aldus voorzitter Buijs, te komen tot uitvoering van een opdracht van de burgemeester, namelijk gelijkschakeling van twee scholen, nu de scholen 2, (voorheen school 6) en 3 in één gebouw zijn onder-gebracht. Er zijn verschillen geconstateerd in het leerprogramma en het oplossen daarvan moet plaatsvinden op een gemeenschappelijke school-vergadering van de beide scholen.

School-2204Leermethoden
De leervakken worden afzonderlijk onder de loep genomen. Alleen bij het rekenen blijkt men dezelfde methode, “Fundamenteel Rekenen en Fundamenteel cijferen”, van Diels, Nauta en Zandvoort, te gebruiken. Beide scholen dienen bij de gelijkschakeling nogal wat water bij de wijn te moeten doen. Op dezelfde vergadering wordt mevrouw Koert welkom geheten. Zij vervangt juffrouw De Vroon.

Op vrijdag 10 november 1950 komen de gezamenlijke oudercommissies van de scholen 2 en 3 voor het eerst bijeen. In totaal zijn liefst achttien personen aanwezig. Beide scholen behouden een eigen oudercommissie, bovendien werd een overkoepelend bestuur gevormd. Dit bestaat dan uit: J. Bakker (voorzitter), P. Stuij (secretaris), mevr. De Gruijter (penningmeester) en de leden J. Boer, J. Koppelaar en J. Caljé.

School-2205Vergaderen
Besloten wordt bij toerbeurt in beide scholen maandelijks te vergaderen. Vervolgens dringt de voorzitter, in het belang van de scholen, bij het personeel op een goede samenwerking aan. Een punt waar het personeelslid Kriekaard het roerend mee eens is. Het een en ander is nog niet zo als het zou moeten wezen.

School-2206Zitvoetbal
Aardig is de opmerking over het bij de jeugd in de jaren ’50 populaire spelletje zitvoetbal. Dit tijdens de gymnastiekuren onder leiding van de heer Broekhuis. Niet dat men tegen de bezigheid op zich is, maar de hoofden van scholen vinden de lessen kennelijk te eenzijdig en wensen de vakleerkracht hierover wel eens te spreken. De heer Broekhuis weet echter de consulent van lichamelijke opvoeding achter zich. Deze vindt het zitvoetbal een zeer goede oefening. Broekhuis zal het spel wel zoveel mogelijk proberen te beperken. Of hij zich aan deze afspraak gehouden heeft, valt te betwijfelen. In de jaren ’50 waren de Sliedrechtse jongens werkelijk kampioenen in het op de grond zitten en voetballen. Wie heeft er in die tijd geen kennis gemaakt met een splinter in de bibs?

School-2207Ouderavond
De eerste algemene ouderavond wordt gehouden in het gymnastieklokaal dat naast de beide scholen staat. Liefst 108 personen zijn aanwezig. Schoolhoofd Buijs haalt o.a. het over het wel of geen nut hebben van huiswerk aan. Na de pauze volgt een film met als titel “Met Volksonderwijs voor een goede school”. Op het eind van de avond wordt een collecte gehouden voor een bezoek van de jongste kinderen aan de kersenboomgaard. Helaas is de opbrengst te gering om ook werkelijk met de bus naar de Papendrechtse boomgaard te gaan. Punten van aanhoudende zorg zijn het schoolplein, dat nog al eens de vorm aanneemt van een modderpoel en het niet mogen gebruiken door de leerlingen van het gymlokaal achter de school. Dit laatste zal de eerstvolgende tien jaar steeds weer opnieuw blijven spelen!

Schoolfonds
De verhuizing legt de onder de nieuwe naam draaiende school 2 geen windeieren. Al in 1951 tellen we weer een zesde leerkracht, mevrouw Van der Kooy. Haar verblijf was van korte duur. Al spoedig neemt de heer De Wit haar plaats in als de nieuwe leerkracht van klas 3. In 1952 komt men met het voorstel een schoolfonds op te richten en ook wil men oud papier gaan inzamelen. Dit laatste op voorstel van oudercommissielid J. Boer, die hiermee bij muziekvereniging “Crescendo” goede ervaringen heeft. Wegens ruimtegebrek aan opslagplaats gaat het plan niet door. Het schoolfonds gaat wel van start. De ouderbijdrage werd vastgesteld op f 0,10 per week per kind. Het idee was om uit dit fonds, na een aantal jaren sparen, de schoolreisjes, films, bibliotheekboeken, e.d te gaan betalen. Op een vraag van één der ouders hoe gehandeld zal worden bij niet betalen, antwoordt de heer Buijs: ” Wanneer er werkelijk niets betaald kan worden, zullen er geen kinderen worden uitgesloten van films, bibliotheek en schoolreisjes. Maar, wanneer men liever zijn dubbeltjes versnoept kunnen we deze kinderen niet laten profiteren van de dingen die de sparende kinderen wel krijgen!”

21 – Vereniging van het Christelijk Onderwijs

We richten ons voor de derde maal op de scholen van de “Vereniging van het Christelijk Onderwijs”.
Als bron gebruiken we de jubileum- uitgave, geschreven in 1993, door J. L. de Vries.
We eindigden de vorige maal met de zin: “Tijdens de algemene ledenvergadering van 15 april 1929 werd besloten een nieuwe school, de Prinses Julianaschool, te bouwen.

1930 – 1940
School-2101In 1930 werd de heer P. den Toom hoofd van de Veereschool. Hij bleef tot 1946, waarna hij hoofd werd van de Prinses Julianaschool tot 1963.
Met recht kan gesteld worden dat hij een belangrijke invloed heeft gehad op het onderwijsgebeuren binnen onze vereniging, maar ook in de Sliedrechtse gemeenschap.

Hij was:
* één van de oprichters van het CJMV Gebouw;
* kerkvoogd van de Nederlandse Hervormde kerk;
* voorzitter van de kiesvereniging CHU en
*lid van de commissie schoolverzuim.

School B 76 noemde men in het vervolg school B 133 (Wilhelminaschool).

Op deze school werkten naast schoolhoofd Den Toom de volgende de leerkrachten:
G. van Ballegooijen; A. Jongeneel; A. van Neutegem; K.L. Stam; G.B. van der Vlies en Th.G. van der Vlies.

School-2102In 1931 bouwde men aan de Merwestraat de Prinses Julianaschool voor de som van f 75.000,- en tevens nog f 9.000,- voor de daarbij horende schoolwoning. De heer Snijders ging van zijn school C46a, tegenover de Grote Kerk, later C12, naar de nieuwe school.
Julianaschool…

In 1932 verhardde men de Sliedrechtse dijk voor het eerst met asfalt. Dit gaf de schoolwerkvrouwen heel wat minder werk.
In dit jaar startte de eerste Christelijke bewaarschool in een lokaal van de Julianaschool met 40 kleuters.

Ondervraging
In 1938 was er een bespreking met de Chr. Gereformeerde Schoolvereniging. Men kwam tot overeenstemming een Chr. Gereformeerd onderwijzer te benoemen binnen onze vereniging en wel de heer De Vendt.

Uit de notulen van 7 maart 1938:
“Ds. Smits ondervraagt de heer De Vendt op principiële gronden; er wordt lang stil gestaan bij de mening van de heer De Vendt omtrent de kinderen des verbonds en of zij objectief of subjectief deel hebben aan dit verbond. “

In 1939 waren er van de 682 leerlingen 132 Chr. Gereformeerd.
In 1940 werden de verdere besprekingen met de Chr. Gereformeerde vereniging afgebroken, omdat er punten waren waarover men het niet eens kon worden. Dit ging vooral om de leer van de verkiezing of algehele verzoeningsleer. Veel Chr. Gereformeerd leerlingen gingen hierna geleidelijk over naar de Gereformeerde school (later Groen van Prinstererschool).

School-2103De oorlogsjaren 1940 – 1945
Welke scholen waren er:
* B 133; na de oorlog de Prinses Wilhelminaschool, hoofd de heer P. den Toom.
* C 143; na de oorlog de Prinses Beatrixschool, hoofd de heer T. Dek.
* De Prinses Julianaschool, met als hoofd de heer N. Desjardijn.

Plankenschool
Over de naam Prinses Julianaschool moest van de bezetter een plank getimmerd worden; om die reden werd in de volksmond over de “Plankenschool” gesproken. In 1941 vroeg het ministerie op te geven hoeveel Joodse kinderen er op school zaten. Het bestuur besloot hieraan niet te voldoen. Daar de gemeente wel opgave had gedaan werd na een hernieuwd bevel tot opgave overgegaan. Door het ministerie werd aanbevolen Duits te geven. Nagegaan moest worden welke Joodse boeken er op school waren.

In 1942 waren er langere vakanties in verband met een gebrek aan kolen. De kringleider van de NSB verzocht platen van de jeugdstorm te mogen ophangen in de scholen. Dit verzoek werd afgewezen.

In 1943 was er in verband met de oorlogstijd geen viering van het 50-jarig jubileum van de schoolvereniging. De Julianaschool werd gevorderd door de Duitsers voor de Kriegsmarine. De schoolkinderen werden over de andere scholen verdeeld.

In 1944 werden de scholen gedeeltelijk gesloten waardoor er maar zeer beperkt onderwijs gegeven kon worden. In de wintermaanden waren er bijna geen kolen meer zodat “vrij af’ gegeven moest worden. In de scholen B 133 en C 143 installeerde men gaarkeukens in verband met de algemene voedselverstrekking.

Klompen
Door het nijpend gebrek aan kousen en stopmateriaal mochten de kinderen van de bovenverdieping in school C 143 hun klompen aan houden, dit tot grote ergernis van het schoohoofd de heer Dek.

De bevrijding was op komst
De scholen werden in april 1945 weer ingericht voor gebruik. Er was veel oorlogsschade waarna er in de volgende jaren een schadeloosstelling volgde. Op 17 mei 1945 belegde het bestuur de eerste bestuursvergadering in vredestijd. Ds H.v.d. Akker las Psalm 28.

Na de oorlog 1945-1950
De vereniging had grote zorgen gekend. De verenigingskas was leeg. Omdat men niet conform de richtlijnen van de bezetter personeel had benoemd, waren de subsidies ingetrokken.

Aan de onderwijzers De Vendt en Struijk werd verlof verleend om hulp te verlenen aan de Binnenlandse Strijdkrachten.

School-2104
Juffrouw Hoeflaak
School-2105
Juffrouw Stam

 

 

 

 

 

 
* School Dek ( C143)
T. Dek, 53 jaar, C 141. Schoolhoofd.
A. C. Stuijk, 42 jaar, Rembrandtlaan 27.
W. den Braanker, 21 jaar, Kroonstraat 4.
G. van Meerkerk, 26 jaar, Oosterbrugstraat 37.
N. Vermeer, 36 jaar, Merwestraat 42.
I. A. H. Bergsma, 44 jaar, Oosterbrugstraat 35

20 – De scholen VI en V

Deze keer zijn de scholen VI en V aan de beurt. Van school VI vonden we het een en ander terug in een oud notulenboek en school V kwam in het nieuws door een geval van kolendampvergiftiging en de bouw van een nieuwe school.

School-2001School VI aan de Wilhelminastraat
Op 17 januari 1921 werd aan de Wilhelminastraat een nieuwe lagere school geopend. Dit werd school VI. Hoofd van de school werd de – van school I over-geplaatste – heer Van Eerden die al een jaar later, zoals we lazen, niet meer op de lijst van leerkrachten voorkwam. In het jaar 1922 waren naast het nieuwe schoolhoofd, de heer Polé, als leerkrachten aangesteld de onderwijzers Broer, Huysse, Hofman en de onderwijzeressen Dekker en van Houwelingen. Interessant is het om te vermelden waar het onderwijzend personeel zich in de beginjaren van de school zich zoal mee bezighield.

Vertrouwen
In de leerlingen werd veel vertrouwen gesteld. “De correctie van het werk diende klassikaal te geschieden. De kinderen zouden door de fouten van anderen leren en tevens opmerkzaam zijn.” De leerkrachten moesten wel waken tegen fraude en het kind mocht niet weten door welk kind het werk was nagekeken.
Kindvriendelijk was men zeker. Het schrijfonderwijs werd aangemoedigd door het verstrekken van prijsjes in de vorm van leesboekjes die als cadeautje van de een of andere uitgever waren ontvangen. Men deed zelfs al aan het thans moderne verschijnsel van zorgverbreding, zonder ooit van de naam te hebben gehoord. “Voor de achterlijke leerlingen waren leerboekjes om er thuis uit te oefenen…..”
Voor veel leerlingen was het lager onderwijs in deze tijd tevens eindonderwijs. Zodoende is het niet opmerkelijk dat in 1922 aan de school een zevende leerjaar werd toegevoegd. Nieuwe leerstof werd niet aangeboden. Het was uitsluitend een herhalingsklas. Na de schooltijd volgde voor het merendeel van de kinderen een baantje of een dienstje.

School-2002
Een schoolklas van school VI in 1926

Veel leerlingen
De school trok veel leerlingen. In 1925. De klassen 6 en 7 telden samen 51 leerlingen. In klas 5 zaten 47 leerlingen. De vierde klas werd bevolkt door 45 jongens en meisjes. Klas 3 was klein, deze telde “maar” 36 leerlingen Klas 2 telde 43 leerlingen, ondanks het feit dat zes kinderen waren blijven zitten. Het grote aantal zittenblijvers en voorwaardelijk bevorderde leerlingen was opmerkelijk groot. De klassengrootte zal hieraan niet vreemd geweest zijn; in 1927 telde klas 1 zelfs 54 leerlingen.

Geleerd werd er
Het lezen moest niet te deftig of “stijf” klinken. Een zin als “Mijn grote broer zei, dat het paard op d’n dijk liep”, diende gelezen te worden als “Mun grotu broer zei, dat ut paard op dun dijk liep”.
Bij de zaakvakken omvatte het vak aardrijkskunde voornamelijk het aanleren van zoveel mogelijk plaatsnamen. De lang in gebruik gebleven methode “Prop” deed haar intrede. In ’t derde leerjaar werd hiermee gestart. In het vierde leerjaar moest begonnen worden met vaderlandse geschiedenis en was ’t streven te komen tot het jaartal 1500. De geschiedenisles in de vierde klas ging ten koste van het ‘verteluur’. Met natuurkennis maakten de leerlingen kennis in klas 3. Onderwerpen waren “Herkauwers” en “Knaagdieren”

Maar ook tijd voor andere zaken
Veel belang werd gesteld aan het gezamenlijk kunnen zingen van nationaliteits- en marsliederen ter gelegenheid van Oranjefeesten en schoolreizen.
Op het korfbalspel had men het niet begrepen. Vanwege de inactiviteit van vele leerlingen tijdens het spel moesten andere spelen worden beoefend. Korfbal zou slechts ter afwisseling plaats vinden.
In 1926 werden nieuwe schooltijden vastgesteld. Van maandag t/m zaterdag ging was er school van 8.45 tot 11.45 uur. ’s Middags zaten de leerlingen van 13.30 tot 15.30 uur in de schoolbanken. Het spook van de bezuiniging keek reeds om de hoek. Met de bruikbare schoolbehoeften diende spaarzaam omgegaan te worden.

De ouderavonden werden over ’t algemeen gevuld met diverse optredens van de leerlingen. In 1923 treffen we de volgende agenda aan:

1. Opening
2. Bloemenmeisje
3. Liederenhutspot
4. Voordracht
5. Zingen van de kinderen

Pauze

6. De Wereld op z’n kop
7. De Straatjongen
8. Tableau “Moedertje zit te dreigen”
9. Sciopticon
10.Benoemen leden van de oudercommissie
11.Sluiting

Gaande en komende man
In 1932 krijgt de school een nieuw hoofd. De heer J. Buijs neemt de leiding van de school over van de heer Polé. Hij zette direct enkele punten op de i. Het personeel diende op tijd voor de schooltijden aanwezig te zijn, de pleindienst goed uit te voeren ’t corrigeren onder schooltijd achterwege te laten.
Het team bestaat dan uit: juffrouw Dekker, juffrouw Dusseljé, de heren Donker, Albregts, Van de Velde en Hornsveld. Spoedig hierna vertrekken juffrouw Dusseljé en de heren Albregts en Van Hornsveld. Voor hen in de plaats komen juffrouwe Zuidhof en de heren Eykelenboom en Haverkamp. Het leerlingenaantal ligt midden jaren dertig rond de 300.
Weinig leerlingen gaan nog naar het vervolgonderwijs. In 1934 gaan uit klas 6 en 7 een leerling naar de ULO, een leerling naar de Ambachtsschool en negen naar de Huishoudschool. Vijf-en-twintig gaan over naar de zevende klas en zeven leerlingen plakken er nog een herhalingsjaar aan vast in groep 8. Het aantal schoolverlaters van klas 7 bedraagt 14 leerlingen.

School-2003Schoolreisperikelen
De bijdrage voor de jaarlijkse schoolreis bedroeg f 3,= per leerling. Een bedrag dat kennelijk niet gemist kon worden door heel wat ouders. Natuurlijk geen vreemd verschijnsel ten tijde van de economische crisis. In totaal gingen van de hoogste twee klassen 43 leerlingen niet mee.
Nadat de bijdrage in 1934 is teruggebracht tot f 1,50 blijkt het voor velen nog steeds onmogelijk te voldoen aan de verplichtingen. De zesde klas telde 20 niet spaarders, in de zevende bleven 23 leerlingen in gebreke. Voor een drietal leerlingen werd niet gespaard om principiële redenen.Een groot probleem doemt op. Kunnen en mogen we niet-spaarders meenemen. Wat is de reden van het niet sparen. Onwil? Onvermogen? Het hoofd van de school, de heer Buijs meent van niet.

Immers hij heeft de ouders dringend gewaarschuwd en op de gevolgen gewezen. Onderwijzer Haverkamp vraagt zich af of de niet-spaarders kinderen zijn van ouders die financieel bekeken niet in staat waren een bijdrage te leveren. Een andere onderwijzer, de heer Donker, stelt dat wanneer de ouders zich de een of andere luxe zouden ontzeggen, de kinderen allemaal aan het schoolreisje zouden kunnen deelnemen.

Uiteindelijk komt een drietal voorstellen op tafel.
1º Niet op schoolreis gaan.
2º Alleen de spaarders meenemen.
3º Allen meenemen.
De discussie laait hoog op. Duidelijk is dat twee gedachten scherp tegenover elkaar staan. De sociaal voelende groep die allen willen meenemen legt het af tegen het meer naar de financiële zijde van het probleem kijkende deel. Met vier tegen drie stemmen wordt besloten de niet-spaarders thuis te laten. Achteraf krijgt de heer Donker spijt van zijn keuze. Hij ziet in dat nu ook de werkelijk arme kinderen de dupe worden van de onwil van meer draagkrachtige ouders om te betalen voor het uitstapje. Helaas, gedane zaken nemen geen keer. Ook ditmaal was dat zo. Een democratisch genomen besluit dient gerespecteerd te worden.

Het probleem bleek niet op te lossen te zijn ondanks alle pogingen van het schoolhoofd. Ook in 1936 blijven de niet-spaarders weer thuis.
De schoolreis hield de gemoederen ook op een ander terrein bezig. Namelijk het doel. Moest het leerzame of het plezierige voorop staan? Schoolhoofd Buijs en onderwijzer Donker kiezen uitdrukkelijk voor het eerste, terwijl de heren Eykelenboom en Van de Velde voor een feestdag kiezen. Donker stelt dat hij in dit geval liever thuisbleef… . Of hij dit ook ten uitvoer heeft gebracht en waar de reis heenging is onbekend.

Merkwaardigerwijze speelt in het jaar 1937 de vraag, of men een tweedaagse schoolreis zou organiseren. Gelet op wat eerder gezegd is over de financiële toestand van de ouders een uiterst curieuze zaak. Na een stemming besluit men toch maar weer een eendaagse reis te organiseren. De tocht ging naar Ouwehands Dierenpark en naar natuurbad “De Biltse Duinen”. Onderweg in Rhenen werd van een warme maaltijd genoten, terwijl in de bus de boterhammen werden verorberd. Een aardige noot is wel dat het voorstel om fruit mee op reis te nemen verworpen werd. In plaats daarvan werd een voorraad snoep meegenomen, zodat de kinderen geen geld van huis hoefden mee te nemen. Kopen van allerlei zaken onderweg was verboden!

School-2004Een nieuwe school op Baanhoek
Maandag 2 januari 1939 werd het nieuwe schoolgebouw op Baanhoek officieel geopend. Bij deze plechtigheid had burgemeester
H. Popping de leiding.
Rond zeven uur verwelkomde hij alle aanwezigen hartelijk. In het bijzonder de inspecteur van het onderwijs, de heer Brouwer en schoolarts Alberson.
De eerste spreker was de wethouder van onderwijs, de heer A. W. de Landgraaf. In zijn woord haalde hij de voorgeschiedenis van de school aan. In de archieven was over de oude school weinig terug te vinden. Alleen was bekend dat het achterste gedeelte van de school minder oud zou zijn dan de rest van het gebouw. In 1913 had een belangrijke verbouwing plaatsgevonden.

Huis Bleyburgh
Over het schoolhuis dat afgebroken zou worden, viel heel wat te vertellen. Voor de geschiedenis van dit huis diende men zo’n 300 jaar terug te moeten gaan in de tijd.

School-2005Toentertijd trof men in de omgeving drie ambachtsheerlijkheden aan: Lockhorst, Niemandsvriend en Naaldwijk waarvan de laatstgenoemde in 1625 werd verkocht. Een zekere schout Bleyenburgh is toen de eigenaar geworden en heeft het huis, dat later als schoolwoning zou dienen, laten zetten. Met de afbraak van dit huis verdween een stuk historie.
De heerlijkheid Naaldwijk begon aan de grensscheiding met Giessendam en liep tot het Kerkweer. Het behoorde in 1432 nog aan Aelbrecht van Naaldwijk. Later kwam het – waarschijnlijk doordat de heer de spade op de dijk stak, omdat het dijksonderhoud hem te zwaar viel – aan de “Gemene Ingelanden” van de Alblasserwaard. Te Dordrecht, in de St. Jorisdoelen, werd het land geveild uit naam van de “Gemene Ingelanden” en gekocht door Jhr. Adriaan van Blyenburgh, schout van Dordrecht.

Verteerd
In het voorjaar van 1937 bereikte het College van B & W een schrijven van de schoolcommissie met een dringend verzoek verbeteringen aan de toestand van de school aan te brengen. Aan het hoofd van gemeentewerken, de heer Guermonprez, was vervolgens de opdracht gegeven een grondig onderzoek te verrichten. Van het verschenen rapport waren de bestuurders van de gemeente danig geschrokken: de funderingen, alsmede het dak bleken verteerd, terwijl er aan het inwendige van de school ook veel mankeerde. Met het werkelijk opknappen van de oude boel zouden grote sommen geld gemoeid zijn. In economisch opzicht bleek het beter de oplossing in nieuwbouw te zoeken.
Nadat het plan de vele officiële instanties was gepasseerd kon op 28 maart 1938 een volledig voorstel aan de raad worden voorgelegd. De raad aanvaardde unaniem het voorstel. Vervolgens is op een voortvarende wijze aan de slag gegaan. Aannemer werd een plaatsgenoot, de heer Brandwijk.

School-2006Nieuw schoolhuis
Ofschoon er na de opening nog een hele klus viel te klaren: de oude school moest nog gesloopt worden, zodat op deze plaats het nieuwe schoolhuis kon worden gebouwd. Vervolgens kon daarna het historische oude schoolhuis worden geslecht.
Overigens de naam “Bleyburgh” zou later, toen de schoolgebouwen namen kregen in plaats van nummers, terugkeren. School V, die in de volksmond bekend stond onder de naam “Blauwe School”, kreeg de naam ” Bleyburghschool”.

Toespraken
Bij de opening waren veel ouders aanwezig, hetgeen de burgemeester verheugde. “Immers”, zo sprak hij, “het gaat om uw kind, uw medeleven kan slechts uw kind ten goede komen!”
Na de burgemeester voerde de inspecteur, de heer Brouwer, het woord waarbij hij refereerde aan het “spreeuwenavontuur” waarbij door koolmonoxide veel leerlingen en enkele leerkrachten onwel waren geworden. Een feit dat gelukkig niet noodlottig geworden was voor de schoolbevolking.

“Drie verkleumde spreeuwen, die zich warmden in de schoorsteen van de lagere school aan het Beneden Veer (school V), waren er op 22 december 1938 de oorzaak van, dat de schoorsteen verstopte en 35 kinderen en hun onderwijzer bewusteloos raakten.
Slechts door het snelle handelen van hoofdonderwijzer Klootwijk kon een ramp voorkomen worden. Toen de hoofdonderwijzer omstreeks halftien in de klas van meester Koppelaar kwam, bemerkte hij dat enkele kinderen in de klas onwel waren geworden en uit de bank waren gevallen. Ook meester Koppelaar was niet meer aanspreekbaar. Zij waren al bewusteloos. De heer Klootwijk rende naar het naastgelegen lokaal, waar onderwijzer Van den Dool les gaf. De ramen werden opengegooid en het onderwijzend personeel droeg de kinderen, waarvan er steeds meer buiten kennis raakten naar buiten in de sneeuw. Zij werden ondergebracht in het op enige tientallen meters afstand gelegen, bijna gereed zijnde nieuwe schoolgebouw. Doktershulp was gelukkig spoedig aanwezig. Meester Koppelaar, die ook van zijn stokje was gegaan werd door collega Van den Dool en een zekere heer Pijl in het schoolhuis op de dijk gebracht, waar meester Koppelaar spoedig op verhaal kwam.
Als een lopend vuurtje ging het bericht over het voorval door Sliedrecht heen. Voor het schoolgebouw ontstond een grote oploop. Kinderen werden, in wollen dekens gewikkeld, door dodelijk verontruste ouders mee naar huis genomen. Voor wie er erger aan toe waren, werden auto’s ingeschakeld.
Van de 35 leerlingen was er geen enkele, die niet de verschijnselen van kolendampvergiftiging vertoonde. Het schoollokaal werd verwarmd door een grote kolenkachel. De rookafvoer bleek afgesloten, door de drie genoemde spreeuwen, die dood in de kachelpijp lagen, zo konden de gevaarlijke gassen niet meer naar buiten en stroomden ze de klas in. Geen van de kinderen, noch de onderwijzer, verkeerden in levensgevaar. Het schoolgebouw was al zeer oud en werd een paar maanden later buiten gebruik gesteld.”

School-2007Personeel school V
Tegeltableau…
Na zijn felicitaties in de richting van B & W en zijn waardering uitgesproken te hebben voor de prestatie van aannemer Brandwijk, gaf de heer Brouwer nog enkele schoten voor de boeg. Hij wees o.a. op de gaarne door hem tegemoet geziene verbetering t.a.v. het bewegingsonderwijs en hoopte hij dat er in de richting van gespecialiseerd handwerk voor jongens en meisjes gewerkt zou worden.

Verder werd het woord gevoerd door architect Nieuwpoort die de school een klok aanbood, door de heet Burghout, hoofd van school I, namens de collega’s en door de heer Kila namens het personeel en kinderen van school V, de heer De Koning als oudste raadslid en de heer Groenewegen als vertegenwoordiger van de centrale oudercommissie.
In zijn slotwoord ging het schoolhoofd, de heer Klootwijk, namens de oudercommissie sprekend, uitvoerig in op de woorden van de sprekers waarbij hij de dank uitbracht aan degenen die de nieuwbouw hadden verwezenlijkt.
Gelukstelegrammen waren gekomen van o.a. de oud-onderwijzer Den Besten. Mej. Van de Sman had een bericht van verhindering gestuurd. Vervolgens droeg burgemeester Popping de school over aan de heer Klootwijk in de hoop dat deze het gebouw op de juiste wijze zou exploiteren. De avond werd besloten met een rondgang door het gebouw waarbij een door de oudercommissie aangeboden tegeltableau werd onthuld.

19 – De jaren 1920-1930

School-1901
Eerste huisvesting Julianaschool

We zijn intussen aangekomen bij het midden van de jaren ’20. Een woelige tijd in het Sliedrechtse onderwijs. School II aan de Boslaan zal verdwijnen. Een nieuwe derde bijzondere school dient zich aan. De Schoolcommissie wordt opgeheven.

Julianaschool
In 1925 wordt een derde bijzondere school geopend. Zij neemt haar intrek in het gebouw van de vroegere school 4, tegenover de Grote Kerk.
Het is de bedoeling de school later te verplaatsen naar de Uitbreiding. Later (1930) wordt deze school – Julianaschool – inderdaad aan de Merwestraat gebouwd.

Het wel of niet handhaven van de herfstvakantie en het eventueel uitbreiden van de zomervakantie vormen punten van discussie. Uiteindelijk worden beide vakanties één week vervroegd. Het ongunstige aantal leerlingen per klasse blijft ook een heikel punt.

Verordening ontslag onderwijzeressen bij huwelijk en op 65-jarige leeftijd.
Veel tongen maakt bovengenoemd onderwerp los. Gehuwde onderwijzeressen zouden niet naar behoren haar taak in de school kunnen verrichten. Met 6 stemmen voor en 3 tegen wordt het voorstel aangenomen. Ontslag op 65-jarige leeftijd met algemene stemmen.

Het advies van de Schoolcommissie vermeldde hierover o.a.:
“In haar op één lid na voltallige vergadering van 8 maart 1926 is de Schoolcommissie accoord gegaan met meerderheid van stemmen met Uw conceptverordening. Naast de principiële gronden, door enkelen aangevoerd, hadden allen, die de meerderheid vormden, redenen van practischen aard om hun stem voor dit ontwerp uit te brengen.
Eenigen betoogden, dat het de Roeping van de Overheid is, zooveel in haar vermogen is, den bloei van het gezinsleven waarbij staat en maatschappij zoo groot belang hebben te bevorderen en daarom moet trachten den arbeid der getrouwde vrouw in vaste dienstbetrekking buitenshuis zooveel mogelijk tegen te gaan, allermeest wanneer de Overheid zelf als werkgeefster optreedt.”

School-1902Verder werd gewezen op
*De taak van de vrouw ligt binnenshuis.
*Een onderwijzeres die moeder is, zal zich niet volledig op haar taak in de school kunnen richten.
*Een gehuwde onderwijzers zal meer verloven moeten worden toegekend “uit den aard van het huwelijk voortvloeiende”, hetgeen niet bevorderlijk is voor de voortgang van het onderwijs.

De minderheid was van oordeel
*Gehuwde onderwijzeres kan best de beslissing nemen.
*Door de maatregel zullen juist aan het onderwijs vrouwen onttrokken worden, die het werk uitnemend kunnen doen.
*Alleen wanneer het onderwijs lijdt onder de aanwezigheid van een gehuwde onderwijzeres heeft de overheid het recht de onderwijzeres te ontslaan.

Minder waardering
De Schoolcommissie heeft in haar nieuwe vorm veel aan betekenis ingeboet. De leden staan niet meer onder ede. Bijzondere scholen zijn niet meer verplicht het leerplan aan de leden van de Schoolcommissie te overleggen. Schoolbezoeken vinden sporadisch plaats. Alleen gevraagde adviezen worden verstrekt.
Minder waardering is er van B & W voor het werk van de Schoolcommissie. De subsidiegelden worden verlaagd met f 50,=. Als argument wordt aangegeven de geringe frequentie van vergaderen.

Borden bij de scholen
Aardig feit is de opmerking van één der leden om borden te plaatsen bij de scholen om automobilisten te waarschuwen voorzichtiger te rijden in de omgeving van de scholen. En dit al in 1926!

School-1903
School in 1929
School-1904
School 1 in 1930 na de verbouwing

 

 

 

 

 

 

 

 

School 1 (Het Groeneveldeschool)
School 1 blijkt in 1928 diverse gebreken te vertonen. De stoep van de dijk naar de school was niet ver genoeg doorgetrokken,, de gangen waren op sommige plaatsen 8 cm verzakt. Het gehele gebouw – in ‘ t bijzonder de zolderingen – is zeer verveloos. Behoorlijke kolenkitten ontbreken en de gangen zijn veel te smal. Dit laatste zou misschien verholpen kunnen worden door de W.C.’s naar buiten uit te bouwen. De vloeren van de lokalen zijn grotendeels vergaan. Het schoolhoofd, de heer Burghout, durft de gebreken niet aan te kondigen bij het College van B & W, waarop de Schoolcommissie besluit zelf initiatief te ondernemen. In 1929 ondergaat de school een ingrijpende verbouwing.

School-1905
Onderwijzend personeel school 1 in 1929.
Zittend in het midden schoolhoofd Burghout.

School 2 (De Bosscheschool)
School 2 begint de eerste tekenen te vertonen van een noodlijdend bestaan. In 1928 is het al nodig een 40-tal leerlingen over te plaatsen van school 1 naar school 2 om zodoende te komen tot een meer gelijkmatige verdeling van de leerlingen. Sommige klassen van school 1 telden het dubbele aantal van die van school 2.. Geen bezwaar is er wat de afstand betreft. Dit betreft slechts een 5 à 6 minuten lopen.

Leerplicht
Door de Eerste en Tweede Kamer is het wetsvoorstel aangenomen tot invoering van de 7 jarige leerplicht (1928). Dit betekent automatisch dat de scholen uitgebreid dienen te worden met een zevende klas met een eigen onderwijzer. School 3 (in de Kerkbuurt) komt hiervoor niet in aanmerking. Deze school ziet, op een enkele uitzondering na, haar leerlingen elk jaar naar school 7, de ULO, vertrekken. De leerlingen die niet naar deze vorm van onderwijs gaan, kunnen het best geplaatst worden op school 2 of school 6. (Wilhelminastraat)

Radiotoestellen wel of niet in de scholen. Philipsontvangers of gebruik maken van het aanbod van de heer Prins die een Radiocentrale beheert. Het schoolhoofd van de ULO, (school 7), de heer Guijot is een voorstander. Besloten wordt door de Schoolcommissie eventueel een proef te nemen op deze school en de bijzondere ULO school.

Het gemeentebestuur laat de zaak echter voorlopig rusten, totdat het te geven onderwijs zich in meer vaste vorm heeft afgetekend.

In 1929 zijn er opmerkelijk veel wisselingen bij het onderwijzend personeel. Mejuffrouw Van der Swan is in 1929 25 jaar onderwijzeres te Sliedrecht aan school 5 (Baanhoek). Zij ontvangt een eenvoudig bloemstuk. Er is een verzoek om de verwarming van de openbare schoolgebouwen gelijktijdig te laten aanvangen met die van het gemeentehuis.
De heer Guijot neemt ontslag als lid van de Schoolcommissie (april 1930). Hij wordt opgevolgd door de heer Burghout, hoofd van school 1.
De Gereformeerde school viert haar 40-jarig jubileum. (1889-1929).

Nieuw gymnastieklokaal
Er gaan in 1930 stemmen op tot bouw van een nieuw gymnastieklokaal. Gedacht werd o.a. aan het terrein bij de oude korenmolen in wijk C of op het terrein aan de Industrieweg. Het oude gymlokaal bij de kerk is ongeschikt bevonden door de inspecteur voor de Lichamelijke Oefening. Te trappelen staat men zeker nog niet om het vak j (gymnastiek) nieuw leven in te blazen. Voorlopig houdt men liever vast aan de terreinen rond de scholen, hoewel het plein van school 5 (Baanhoek) veel te klein wordt bevonden. Mocht er toch een lokaal komen dan diende dit wel in ’t centrum te zijn.

Ruimtegebrek
In de gemeentebegroting van 1931 is sprake van een ingrijpende wijziging in de verdeling van de leerlingen over de schoolgebouwen. Door het steeds toenemende aantal woningen op de buitendijkse uitbreiding is de beschikbare ruimte in de scholen III (plaats huidige Zetsteen) en VI (Wilhelminastraat) onvoldoende.
School III telt 227 leerlingen verdeeld over 6 leerkrachten en school VI heeft liefst 300 leerlingen en 7 leerkrachten. In de eerstkomende jaren dienen volgens de prognose nog 125 kinderen geplaatst te worden.

School-1906
Veereschool

Duidelijk een probleem voor deze twee scholen. School II bij de Boslaan, geopend in 1904, heeft met 185 leerlingen daarentegen te kampen met een overschot aan ruimte. Dit komt o.a. door de bouw van de bijzondere school aan het Middenveer (Veereschool). Het is zelfs zover gekomen dat kinderen wonende op de Stationsweg en ten oosten van school I naar school II nabij de Boslaan moeten lopen.
Even is er sprake van de nieuwbouw van weer een nieuwe 3-klassige school op de uitbreiding en het terugbrengen van de Bossche School naar vier leerkrachten. De Schoolcommissie is hiervan een voorstander! Het is ook het standpunt van de minderheid van het College. De meerderheid beslist echter dat voorlopig de situatie van dat moment gehandhaafd zal blijven. De kinderen, waarvoor geen plaats is op school III moeten langs de dijk naar school II, nabij de Boslaan, lopen.
Hiermee worden ook de plannen getorpedeerd tot verbouwing van een aantal lokalen van school II tot een gymnastieklokaal, waarmee de scholen I, II en de bijzondere school aan het Middenveer geholpen zouden zijn.

Schuiven met leerlingen
In 1932 is er het voorstel tot overplaatsing van 35 leerlingen van school 2 naar school 1. School 1 telt intussen door verhuizingen naar de uitbreiding nog maar 177 leerlingen en heeft duidelijk een injectie nodig. Voorstel van de Schoolcommissie 45 leerlingen over te plaatsen.
In 1933 keuren Gedeputeerde Staten het besluit tot opheffing van school II, goed.

School-1907De Bossche school
School II zal zodoende verdwijnen. De andere scholen kampen met een leerlingentekort. De leerlingen moeten een aanvulling zijn voor de scholen I, III en VI. Hiermee kunnen de leerkrachten behouden blijven. In deze jaren heeft men te kampen met een zeer laag geboortecijfer. Slechts 180 leerlingen voor de gehele gemeente.
Het hoofd van school II, de heer K. Vermey, dient bij de opheffing zijn ontslag te krijgen. Dit geldt eveneens voor mejuffrouw Van der Vlies en mejuffrouw Meyer. De heer P. Eykelenboom wordt overgeplaatst van school II naar school VI. Het ontslag van schoolhoofd Vermey ondervindt veel weerstand. Voorgesteld wordt het hoofd van school III, de heer J. van Toledo, die later was aangesteld, te ontslaan. Vermey was nota bene destijds aangeraden geen overplaatsing naar school III aan te vragen. Vermey heeft echter de minste dienstjaren. Een regel die men hanteert bij ontslagen.

In 1934 wordt de school bij de Boslaan geheel opgeheven. De nieuwbouw op de uitbreiding heeft tot gevolg dat kinderen van school II verhuizen en naar school III aan de Oranjestraat gaan.
Aan de scholen I en VI worden kwekelingen met akten aangesteld om de zeer grote klassen te kunnen splitsen.

De Huishoudschool voor Meisjes neemt in 1938 haar intrek in de school bij de Boslaan.

Einde schoolcommissie
Bij raadsbesluit van 8 februari 1938 wordt besloten de Schoolcommissie van Toezicht op het Lager Onderwijs op te heffen. Merkwaardigerwijze was de Schoolcommissie zelf onkundig over de inhoud van het raadsvoorstel…
In dit jaar neemt het hoofd van de ULO-school, de heer Guyot, ontslag. Hij wordt opgevolgd door de heer Dek.

18 – Gereformeerde school

School-1801We gaan verder in dit historisch overzicht met deel 3 over de Gereformeerde school.

1921
Besloten wordt 4 weken zomervakantie te geven.
In het schoolgebouw zijn dit jaar samen met de M.U.L.O., 398 leerlingen gehuisvest.

In het jaarverslag wordt gerapporteerd dat onze schoolvereniging ruimschoots de toets der kritiek kan doorstaan, wat betreft het gebouw, het aantal leerlingen, maar ook wat er geleerd wordt. Uit vergelijkende examens blijkt dat onze school een goede reputatie heeft.

1922
In dit jaar vindt de scheiding plaats tussen het Lager Onderwijs en de M.U.L.O. Hiervoor wordt een nieuwe vereniging opgericht waarin zitting hebben bestuursleden van de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs en de Vereniging voor Christelijk Onderwijs. De heer Van Neutegem wordt hoofd van de M.U.L.O.
Met 54 leerlingen wordt begonnen in de bovenlokalen van de Gereformeerde School.
Op 4 september vindt de installatie plaats van de nieuwe bovenmeester, de heer H. Hakkenes. Hiermee wordt het tijdperk ‘Van Neutegem’ afgesloten.

School-1802
Van Neutegem
School-1803
Hakkenes

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 
1923
Op de ouderavond van 27 februari zijn ca. 160 aanwezigen.
Er worden 3 inleidingen gehouden. Een aantal onderwijzers zingt, begeleid door orgel en viool, enkele liederen.

1924
Ds. T.A. Bakker, Christelijk Gereformeerd predikant, wordt 2e voorzitter van het schoolbestuur.
Op de ouderavond worden de onderwerpen verzorgd door Ds.P.A. Zeilstra, Gereformeerd predikant, en Ds. T.A. Bakker. Een schrijven van de ANWB- Toeristenbond, waarin zij een circulaire aanbiedt ‘behelzende verkeersregelen voor den openbaren weg in plaatvorm wordt besproken; besloten wordt deze aan te schaffen.

1925
Per 1 januari zijn er 355 leerlingen op school.1926
Tekenen van warm medeleven met de jeugd komen tot uiting in een schrijven van de Burgemeester aan de Kerkenraad van de Gereformeerde Kerk. Hij verzoekt het volgende bekend te maken: ‘Ouders, houdt Uwe kinderen zoveel mogelijk in het donker van de straat. Dit om reden dat losbandigheid en onzedelijk gedrag hand over hand toenemen!’ Op zondag 28 februari 1926 is dit vanaf de kansel medegedeeld .
Op 20 juli gaan de klassen 5, 6 en 7 op schoolreis naar Hoek van Holland met de Fop-Smit boot. De onkosten van deze reis bedragen f 125,-. Er gaan 150 kinderen mee.

1927
Er wordt een onderzoek ingesteld naar de openingsdatum van de school in 1889, dit in verband met de jubileumviering in 1929.

1928
Een verzoek van de N.C.R.V. om een radio op school te plaatsen, wordt voorlopig voor kennisgeving aangenomen.
De vakanties worden vastgesteld op de volgende data:
Paasvakantie 6 april – 16 april
Grote vakantie 21 juli – 20 augustus
Kerstvakantie 24 december – 3 januari

1929
Het 40-jarig bestaan van de school is een feest van oprechte dankbaarheid geworden. Twee dagen is er feest gevierd. Aan de school wordt een geschenk, een tegeltableau, aangeboden door oud-leerlingen. Het tableau is ontworpen door de heer K. Juch .
School-1804School-1805
 

 

 

 

 

 

1930
Op de ‘uitbreiding’ in de Middeldiepstraat wordt een nieuwe Gereformeerde Kerk gebouwd.

1931
Een zaak die niet direct met dit jaar en de school te maken heeft, maar toch een jaarlijks weerkerend gebeuren was, is het poveren. Het lopen met de poverpot op Oudejaarsdag was voor de jeugd van Sliedrecht van groot belang. Met ploegjes trok men er dan op uit; een Keulspotje met daaroverheen een varkensblaas en daarin een rietje gestoken. Als men de varkensblaas nat hield en de hand, eveneens nat gemaakt, langs het rietje bewoog, klonk er een brommend geluid .

School-1806’t Poverpotteversie…

‘k Heb zolang met de poverpot gelopen. Nog geen geld om brood te kopen,
Alle bakkerij, steek in mijn zij, steek in mijn broek, alle hanen koekeroekeroek
‘k Ben d’r één van Hille, mijn broek zakt van mijn bille,
‘k ben d’r één van stijve Kros, ‘k moet gaan poveren voor de kost,
Vrouw, geef me dit, Vrouw, geef me dat,
Geef me een stuk van ‘t varken z’n gat,
‘t varken heeft z’n gat verbrand, achter aan z’n staartje,
‘k Wens U al wat wens’lijk is, gezegend nieuwe jaartje.
Geef me een trosje druiven, dan heb ik wat te kluiven,
Geef me een appel of een peer, dan kom ik ’t hele jaar niet meer.
M’n geld is op, m’n brood is op, nu heb ik niets te eten,
M’n schoenen zijn versleten, m’n vader mag ’t niet weten,
M’n moeder heeft geen geld, is dat niet raar gesteld?
‘Volluk!!!!!!’

1932
In dit jaar zijn er in de 6e klas 70 leerlingen; de klas wordt gesplitst in groepen van 40 en 30 leerlingen .
Het bestuur geeft de heer Hakkenes volmacht de kinderen niet anders dan met bedekte benen in de school toe te laten.

1933
Juffrouw Harrewijn is 25 jaar aan de school verbonden .
Op 31 oktober stelt de Minister van Onderwijs, Z.E. de heer H.P Marchant, een commissie in die een nieuwe spelling op moet stellen.

1934
De nieuwe spelling wordt door de Minister ingevoerd: ‘Niet zoo … maar zo!’

1935
Van de 43 leerlingen die de school verlaten gaan er 2 naar de Ambachtschool, 8 naar de Vakschool (Huishoudschool), 12 naar de M.U.L.O. en 21 naar andere bestemmingen,

1936
Het schoolbestuur draagt 10 gulden bij om de Kerkbuurt te versieren in verband met het aanstaande huwelijksfeest van Prinses Juliana en Prins Bernhard.
School-1807
1937
Stand van leerlingen per 1 januari:
1e klas 46 leerlingen Juffrouw De Haan,
2e klas 45 leerlingen Juffrouw Buizerd,
3e klas 34 leerlingen Juffrouw Den Besten,
4e klas 38 leerlingen Meester Van de Spek,
5e klas 46 leerlingen Meester Maasland,
6e klas 44 leerlingen Meester Feringa,
7e klas 39 leerlingen Meester Hakkenes,
Met ingang van 1 januari kunnen Burgemeester en Wethouders onder bepaalde voorwaarden, vastgelegd in de Wet, aan gehuwde onderwijzeressen van openbare scholen voor lager of uitgebreid lager onderwijs, ontslag verlenen.
Op 13 oktober overlijdt vrij plotseling de heer Van Neutegem, van 1907 tot 1922 Hoofd der School en daarna het eerste hoofd van de Christelijke M.U.L.O.

1938
Oprichting van een Vereniging Ambachtschool voor Sliedrecht e.o.
De geboorte van Kroonprinses Beatrix en het 40-jarig Regeringsjubileum van Koningin Wilhelmina worden op passende wijze gevierd.

School-18081939
In een schrijven delen B & W mede dat op 1 april het gymnastieklokaal in wijk C 12 gereed zal zijn. Daar het vak gymnastiek niet in het leerplan is opgenomen vindt het bestuur het een groot bezwaar hiermee te beginnen, omdat dit ca. 1,5 uur vergt.De school treedt toe tot de schoolartsendienst ‘Merwekring’.
Donderdag 27 april wordt het 50-jarig bestaan van de school herdacht met onder andere een herdenkingsdienst waar Prof. K. Dijk (Gereformeerd) en Ds. C. v.d. Zaal (Christelijk Gereformeerd) het woord voeren.
Op 1 september breekt de Tweede Wereldoorlog uit en op 11 september wordt het leger gemobiliseerd.

1940
Op 10 mei vallen de Duitsers ons land binnen. Die eerste oorlogsmorgen worden ook de Sliedrechtenaren opgeschrikt door dreunende motoren van vliegtuigen. Aan de overzijde van de Merwede worden Duitse parachutisten neergelaten en op 15 mei komen de eerste Duitsers ons dorp binnen.
Eind augustus neemt de bezetter de eerste maatregelen die het onderwijs treffen. Er komt een lijst van 150 verboden boeken. Passages met anti-Duitse strekking moeten verwijderd worden. Ditzelfde geldt voor portretten van leden van het Koninklijk huis.

Bron: Meer dan het gewone… ( Jan van Leeuwen).
100 jaar Gereformeerd Schoolonderwijs in Sliedrecht 1889-1989.

Bewerkt door Bas Lissenburg.

17 – Scholen op de Uitbreiding Buitendijks

School-1701
School 6 aan de Wilhelminastraat

Sliedrecht is van oudsher een dorp aan de rivier de Merwede met lintbebouwing langs de dijk met daarbij een groot aantal stoepen haaks gelegen op de dijk. Logisch dat de scholen, zoals we gezien hebben, allen aan de dijk gelegen zijn.

De verwezenlijking van het plan van “Sliedrecht Vooruit” zorgt voor een afwijking van het vertrouwde beeld. Op de uitbreiding buitendijks zullen nieuwe scholen gebouwd gaan worden.

De komst van de nieuwe scholen heeft tot gevolg dat de aloude school 3, de zogenaamde “Frahmeschool”, en school 4, tegenover de Grote Kerk, hun functie als schoolgebouw zullen gaan verliezen.

Op 17 januari 1921 wordt aan de Wilhelminastraat de eerder genoemde nieuwe lagere school geopend. Dit wordt school 6.

Hoofd van de school wordt de – van school 1 overgeplaatste – heer Van Eerden die een jaar later al niet meer op de lijst van leerkrachten voorkomt. In het jaar 1922 zijn naast het nieuwe schoolhoofd, de heer Polé, als leerkrachten aangesteld de onderwijzers Broer, Huysse, Hofman en de onderwijzeressen Dekker en Van Houwelingen..
Nieuwe school 3 en U.L.O. in de Oranjestraat
De nieuwe lager onderwijswet van 1920 staat het fenomeen Normaalschool niet langer toe. School 3 wijkt namelijk op een aantal punten af van de andere openbare scholen. De school doet niet mee aan de opvang van de kinderen uit de eigen wijk, maar kent gezien de taakstelling van opleidingsschool een openstelling voor de “pientere” leerlingen van de gehele gemeente. Op 20 februari 1922 wordt besloten om van school 3 de U.L.O. afdeling op te heffen en in september te starten met een school 3 als een 6-klassige school voor gewoon lager onderwijs en een school voor uitgebreid lager onderwijs, school 7. Beide scholen krijgen als gezamenlijk hoofd de heer Guyot.

School-1702
School 3 en ULO-school

Opening
Na ruim drie jaren van voorbereiding wordt door burgemeester Drijber op 4 september 1922, op de plaats waar nu het voormalige gemeentelijke administratiekantoor “De Zetsteen” aan de Oranjestraat staat, een tweetal scholen geopend. Dat zijn de lagere school 3 en school 7 voor U.L.O.

In de Merwebode, uitgegeven in de openingsweek van de school, wordt het volgende vermeld:

” Het majestueuze gebouw telt beneden zes klassen, een spreekkamer, een bergplaats, een vestibule, enz. Een brede trap leidt naar de verdieping, waar vier klassen zijn, een tekenlokaal en een lokaal voor natuurkunde. Ook hier treft men enige kamertjes aan.

’t Gehele gebouw is omgeven door een ijzeren hek, terwijl achter de school een zeer ruime speelplaats is aangebracht.”

Aprilscholen
In 1923 (6 februari) geeft de Schoolcommissie aan B & W het advies om voor alle openbare lagere scholen de toelatingsdatum vast te stellen op 1 april, hetgeen door B & W wordt overgenomen. School 3 blijft echter buiten de wijkindeling en houdt een toelating op 1 september. Aan school 1 wordt een nieuw schoolhoofd benoemd, de heer Burghout. Aan de scholen 1, 5 en 6 wordt wederom een zevende leerjaar verbonden (1924).

Het urinoir nabij school 4 verspreidt richting schoolgebouw onaangename geuren… .

Opheffing van school 4
In 1924 komt het voorstel van B & W bij de Schoolcommissie op tafel om school 4, nabij de Grote Kerk, op te heffen Hierbij komt ook ter sprake om tot opheffing van school 2 bij de Boschlaan over te gaan. Dit stuit op bezwaren van verschillende kanten. Te grote loopafstand vanaf de Boschlaan tot het centrum.

Uiteindelijk komt het volgende advies aan B & W op papier:

” In antwoord op Uw verzoek om advies inzake opheffing eener Openbare Lagere School en de daarmee in verband staande wijzigingen in de inrichting van het Openb. Onderwijs, hebben we de eer ter Uwer kennis te brengen, dat de Schoolcommissie zich met Uw voorstel kan vereenigen. Een minderheid in de Commissie was van meening, in ’t belang van ‘ t Openb. Lag. Ond. een opheffing van school 2 te moeten verkiezen boven die van school 4.”

School-1703
School 4 in de Kerkbuurt

Oude schoolgebouwen
Het schoolgebouw aan de Kerkbuurt dat door school 3 en de U.L.O verlaten is, dient vervolgens van 1925-1938 als Vakschool voor meisjes en vanaf 1946 tot 1960 is het gebouw in gebruik als Ambachtsschool voor jongens.School 4 (zie foto boven) verleent de Prinses Julianaschool gedurende enige jaren onderdak en wordt later, na een gedeeltelijke verbouwing, gymnastieklokaal voor het Sliedrechtse onderwijs. Thans is dit lokaal in gebruik door muziekvereniging “Crescendo”.

16 – Openbaar onderwijs

In eerdere afleveringen hebben we het onderwijs in Sliedrecht beschreven vanaf het eind van de 16e eeuw tot het jaar 1907. Daarna hebben we speciale aandacht geschonken aan het Gereformeerd onderwijs en dat van de “Vereniging van het Christelijk Onderwijs”.

In de vorige uitgave pakten we de draad weer op bij het openbaar onderwijs. We gaan nu verder vanaf het jaar 1916.

Openbare Scholen in 1916
Sliedrecht kende toen de volgende openbare scholen: School 1 in het oosten van Sliedrecht, ongeveer op de plaats waar nu het woonwagenkampje aan de Rivierdijk is. School 2 was te vinden direct ten westen van de Boschlaan. School 3 was gehuisvest in het gebouw dat later bekend zou worden als ‘De Korf’ en ook jarenlang diende als ambachtsschool. School 4 stond op de plaats waar nu het verenigingsgebouw van Crescendo tegenover de Grote Kerk is. School 5 was de voorganger van de “Blauwe School” te Baanhoek en ongeveer op dezelfde plaats te vinden.

School-1601School 3
Een overzicht van een gedeelte van de Kerkbuurt. Links boven de Chr. Ger. Kerk, aan de onderkant de Boerenstoep. Verder links op de foto de panden van Van Mourik en Van Beuzekom.

Het witte gebouw is de vroegere school 3. Ook wel bekend als de Frahmeschool, genoemd naar een vroeger schoolhoofd.

“De Standenschool”
School 3, in de volksmond “De Standenschool” geheten, wordt in 1916 omgezet in een school waarbij de U.L.O.afdeling wordt afgesplitst van de lagere school. De school gaat negen klassen tellen en is bestemd voor leerlingen die na de eerste zes jaren verder zullen leren. Het lesprogramma is hierop aange­past.

Volgens schoolhoofd Berger, die een toelichting op de uitbreiding van het leerplan geeft, zal School 3 een school worden die opleidt tot toelating tot de 2e klas van de H.B.S. en voor enkele leerlingen zelfs tot de 3e klas. Verder moet het mogelijk zijn het U.L.O. diploma te behalen te Sliedrecht.

De school telt intussen 92 leerlingen. De nieuwe cursus opent met 20 leerlingen. De schoolcommissie staat sympathiek tegenover de ideeën.

Energieprobleem
De schoolcommissie levert in 1917 een bijdrage van f 30,00 voor de schoolreizen van de openbare lagere scholen. Op de kosten van het licht moet bespaard worden. De leerkrachten dienen er, volgens de schoolcommissie, op toe te zien dat de lampen niet onnodig branden! Een ander energieprobleem is het gebrek aan kolen… De scholen worden als gevolg hiervan voorlopig op zaterdag gesloten. De lessen van die ochtend worden verschoven naar de vrije woensdagmiddag.

Ook is er weer sprake van een damescomité tijdens de handwerklessen. Zij zouden de vorderingen in het vak Nuttige Handwerken beter kunnen beoordelen dan de mannelijke leden van de schoolcommissie…

Zorgenkindje
Door het uitbreken van besmettelijke ziekten wordt een enkele school in 1918 gedurende vier weken gesloten. Bovendien eist de Spaanse griep zijn tol.

Het schoolhoofd van de U.L.O. (school 3) moet de verantwoordelijkheid dragen voor alle klassen van zijn school. De U.L.O. afdeling zal starten in klas 4. Van alle andere openbare scholen zullen de daarvoor in aanmerking komende leerlingen, na het met goed gevolg doorlopen hebben van klas 3, gerekruteerd worden.

De school blijft echter een zorgenkindje. Ook nu weer moet de schoolcommissie, na gedaan schoolbezoek, in de pen klimmen. Tot het College richt men de volgende woorden:

“Naar het oordeel van de Commissie kan de verkeerde toestand die aan school 3 heerscht niet verbeteren wanneer niet zoo spoedig mogelijk een einde wordt gemaakt aan de combinatie der klassen 1 en 2 en aan die van 3 en 4, aangezien naar het oordeel van de Commissie de leerkracht voor 3 en 4 niet voor zijne taak is berekend voor gelijktijdig de leiding van twee klassen op zich te nemen en de orde in combinatie klassen 1 en 2 alles te wenschen overlaat.”

Voorstel tot schoolbouw
In 1918 wordt door het College van Burgemeester en Wethouders de bouw van een nieuwe school voorgesteld. De wens is in 1920 de nieuwbouw in gebruik te kunnen nemen.

Hoewel het aantal leerlingen zodanig is dat school 5 wel erg vol is, is de bouw volgens de schoolcommissie niet urgent. Een aantal leerlingen wordt overgeplaatst naar school 4. Bij het schoolhoofd komen hierdoor veel klachten binnen! De leerlingen moeten te ver lopen vanaf Baanhoek tot de Grote Kerk… Een betere oplossing zou geweest zijn om op school 5 één van de grote lokalen te splitsen en zodoende te komen tot een school met zeven lokalen, wat toch op afzienbare tijd nodig zou worden.

De hoofden van school 3 en 4 brengen een gunstig rapport uit over de onlangs ingevoerde nieuwe viermaandelijkse leerlingrapporten.

Het aantal leerlingen op school 3 is gegroeid naar 125 tegenover 45 in 1915.

Het schoolreisje voor de scholen 1, 4 en 5 gaat naar Scheveningen en Den Haag. Nog steeds bestaat er voor de leerlingen de mogelijkheid om landbouwverlof te krijgen.

De nieuwe speelplaats van school 3 kent veel wateroverlast en biedt geen schaduw aan de leerlingen.

Toch nieuwbouw
Een tweetal hoofden van scholen vertrekt in 1919 uit Sliedrecht. De heer Faber (school 1) wordt opgevolgd door de heer A. van Eerden. Voor de heer Huisman (school 4) komt de heer E. van Zoest in de plaats.

Het voorstel tot het openbaar zijn van de vergaderingen van de Schoolcommissie stuit niet op bezwaren. Wel dienen de beoordelingen bij de commissieleden te blijven. Ook met de publicering van ’t jaarverslag wordt op verzoek van de Bond van Nederlandse Onderwijzers, afdeling Sliedrecht, ingestemd.

Het eerdergenoemde “Dames-Comité” krijgt toegang tot de scholen. Volgens de wet hebben de dames echter geen bevoegdheden tot schoolbezoek.

School-1602School 6
Voor school 4, schuin tegenover de Grote Kerk, komt voor 1 april 1919 een zevende lokaal gereed. Plannen voor een nieuwe school op de aangelegde uitbreiding buitendijks zijn ingediend bij het ministerie in Den Haag. Het gaat hierbij om de nieuwbouw van school 6 in de Wilhelminastraat.

Zieke leerkrachten
De leerlingen van school 3 worden op basis van het rapport zonder examen toegelaten tot de Dordtse H.B.S. Een aangename verrassing voor de kinderen en het hoofd van de school.

De toestand op school 3 is volgens een Schoolcommissielid weer eens onhoudbaar: “Een onderwijzeres is reeds geruime tijd ziek, de tijdelijke onderwijzeres is ziek. Het is typerend hoe men “geeft” om school 3. Nog tijdens de vergadering van de Schoolcommissie wordt met de burgemeester gebeld om een vervangster voor haar aan te stellen.

Andere leerkrachten zijn regelmatig ziek. Een geval spant wel de kroon. Een der onderwijzers is niet al te sterk, kampt met een zwakke stem en was naar zeggen doof aan één oor en bovendien slecht van zicht. Hoe is het mogelijk dat zo iemand is goed gekeurd voor het onderwijs?

Voor ’t eerst wordt een vader van één der schoolgaande kinderen op de voordracht voor een benoeming in de Schoolcommissie geplaatst, weliswaar op een tweede plaats na het periodiek aftredende lid.

Nieuwe onderwijswet
De nieuwe onderwijswet van 1920 maakt een einde aan de werkzaamheden van de aloude Schoolcommissie. Maandag 30 mei 1920 wordt een nieuwe commissie geïnstalleerd door Burgemeester Drijber.

De Schoolcommissie is voortaan samengesteld uit belangstellenden en personeelsleden van de openbare en bijzondere scholen. Opmerkelijk daarbij is de benoeming van een tweetal damesleden.

Leden bij de installatie zijn: mevrouw Kalis-Visser, mevrouw Smelt-Brinkhorst en de heren Hage, Smeding, Van Wijngaarden, Van der Graaf, Van Neutegem, Kooyman, Berger en Van Zoest. Voorzitter wordt de heer Van Neutegem, hoofd U.L.O. school voor bijzonder onderwijs. Secretaris de heer Kooyman.

Het eerste besluit dat de nieuwe Schoolcommissie neemt, is handhaving van het uitreiken van “Belooningen en Eereblijken”. Een soort diploma dat wordt verstrekt aan de leerlingen die de school gaan verlaten na voldaan te hebben aan de leerplicht.

Het tweede betreft een advies tot het handhaven van de bestaande situatie aan school 3, waarbij de stamschool (klas 1 t/m 6) en de kopschool (klas 7, 8 en 9) onder één hoofd moeten blijven. Het voorstel van B& W om geen eerste klas meer te vormen aan school 3 wordt hiermee verworpen, waardoor het voortbestaan van de school wordt gered.

15 – Openbaar onderwijs

In eerdere afleveringen hebben we het onderwijs in Sliedrecht beschreven vanaf het eind van de 16e eeuw tot het jaar 1907. Daarna hebben we speciale aandacht geschonken aan het Gereformeerd onderwijs en dat van de “Vereniging van het Christelijk Onderwijs”.
We pakken nu de draad weer op bij het openbaar onderwijs in het jaar 1908.

Onbevredigende resultaten
In dit jaar noemt de Schoolcommissie – een aantal notabelen – de resultaten van het onderwijs niet onverdeeld gunstig. Het onderwijzend krijgt de taak de oorzaak te zoeken van het onbevredigende resultaat. Openlijk wordt – gelet op bovenstaande – steun uitgesproken voor het voorstel van den Bond van Onderwijzers afdeling Sliedrecht om tot schoolvergaderingen te komen. De hoofden van scholen voelen, ondanks aandrang van de leerkrachten, niets voor schoolvergaderingen. Van eenheid in het onderwijs in de verschillende klassen is geen sprake. Sterker nog, de leerlingen leren bij de ene onderwijzer weer af wat zij bij de anderen hebben geleerd….

School-1501Aandachtspunten
Klachten, veelal van oude aard, zijn nog steeds in de jaarverslagen te lezen. We noemen ze nog maar eens:

** Onvoldoende verwarming. In school 4, tegenover de Grote Kerk, wordt in een wintermaand niet hoger dan 5º Celsius gemeten. In school 5 op Baanhoek zijn in de 4e en 5e de kachels te klein voor de grote lokalen. Een andere brandstof en eerder aanmaken van de kachels wordt als een oplossing gezien…

** Gepleit wordt om de onderwijs- krachten in het lokaal een stoel te geven. Nu weten we ook gelijk waar de uitdrukking “hij/zij staat voor de klas” vandaan komt…
** Over de speelplaatsen heerst grote ontevredenheid. Bij school 3 in de Kerkbuurt, later “De Woonkorf” hebben ze veel last van tocht. De speelplaatsen zijn in het algemeen ongeschikt voor het geven van gymnastiek. De onvoldoende bestrating, het vele stof in droge tijden en de modderpoelen na regenbuien zijn hier debet aan…

Voorstellen
De schoolcommissie stelt voor een ambulant onderwijzer aan te stellen. Deze kan invallen bij vacatures, ziektegevallen en ook het hoofd waarnemen zodat deze zijn controlerende taak kan vervullen.
De schoolbibliotheken voor de groepen van de middelklassen zijn nuttig en houden de kinderen van de dijk.
Verder pleit men voor het inrichten van personeelsbibliotheek met handleidingen, leerboeken en een catalogus van schoolmaterialen. Op deze wijze hoopt men meer inzicht te krijgen in die zaken die bij het lesgeven van dienst kunnen zijn…
Een vrijgekomen lokaal zou ingericht moeten worden tot personeelskamer.

In School 2 aan het Bosch, de latere Huishoudschool, constateert men veel tocht en klapperende deuren in de gangen. Schoolhoofd Hoekstra zat met zijn hand tussen de deur. Er moest bloed gestelpt worden!

In School 3 vindt een gecombineerde vergadering van B & W en de Schoolcommissie plaats. Punt van bespreking zijn de gebrekkige resultaten en het wantrouwen van de Sliedrechtse ´upper-ten` t.a.v. het onderwijs.
Bij het schoolbezoek bleek voor de Schoolcommissie het onderwijs van één leerkracht ver onder de maat. Door het vertrek van een andere leerkracht verzoekt de Schoolcommissie de schoolopziener aan school 3 een flinke nieuwe leerkracht aan te stellen. Deze zal het weinig resultaat gevende onderwijs van eerdergenoemde onderwijzer moeten compenseren. Bovendien wordt de schoolopziener uitgenodigd dit jaar de schoolexamens bij te wonen en daarbij tegelijkertijd de proeflessen van sollicitanten aanwezig te zijn. De nieuwe onderwijzer werd uiteindelijk de heer Jan Pieter Straver, voorheen onderwijzer te Brakel.
Vanaf dit jaar zullen de leerlingen, op gunstig advies van het schoolhoofd, zonder toelatingsexamen worden toegelaten tot de H.B.S. te Dordrecht. Wellicht verstevigt dit het vertrouwen bij de ouders.

In een briefje van de heer Groustra, hoofd van School 3, aan de Schoolcommissie lezen we 17 juni 1908 het volgende advies:

Mijne Heeren,

In beleefd antwoord op Uw schrijven van 13 juni, l.l. heb ik de eer U te melden dat de twee leerlingen, die de H.B.S. wenschen te bezoeken, niet ver genoeg gevorderd zijn om met voldoende kans op succes dit jaar toelatingsexamen voor de eerste klasse van die inrichting af te leggen, noch om dat onderwijs met vrucht te volgen; zoodat de ouders besloten hebben tot volgend jaar Juli te wachten.

Hoogachtend, Mijne Heeren,
Uw dienstwillige dienaar
C.Groustra
h.d.s. no. 3.

Enkele opmerkelijke feiten
**    Openbare examens staan niet in de belangstelling van de ouders. Er wordt gesuggereerd om ouderavonden te gaan houden. Dit in navolging van het goede voorbeeld van de Christelijke school van de heer ten Have.

** Hoewel het een aardige bijverdienste is, moeten leerkrachten geen bezoldigde werkzaamheden van gemeentewege meer doen. Zo kunnen leerkrachten beter niet meer ingezet worden bij een volkstelling. De school stagneert hierdoor.

** Op school 4, tegenover de Grote Kerk, overlijden in 1910 twee leerkrachten. Het zijn juffrouw Gijlstra en het schoolhoofd Disselkoen. De laatste heeft op 1 februari 1909 nog het feit herdacht 25 jaar schoolhoofd te Sliedrecht te zijn geweest.

** Ook de heer Janse van school 5, te Baanhoek, herdacht dit feit.

** Aan school 4 vertrokken ook nog twee leerkrachten, zodat het voor genoemde school een rampjaar was.

** Voor ’t eerst werd aan de diverse scholen een subsidie van f 10,00 verleend om de bibliotheek aan te vullen.

** Het aantal leerlingen (42) van school 3 baart zulke grote zorgen zodat er voorgesteld wordt de schoolgeldbijdrage afhankelijk te stellen van het inkomen…

************************************************************************************************
Per jaar, per kind
Categorie A: Van f 50,00 tot f 550,00. Eerste twee klassen f 6,= Vanaf klas 3 f 9,=

Categorie B: Van f 550,00 tot f 1050,00. In de eerste twee klassen f 15,= Vanaf klas 3 een bedrag van f 25,=

Categorie C: Vanaf f 1050,00 Eerste twee klassen f 24,= Vanaf klas 3 f 36,=

Voorgestelde regel zou voor meer kinderen toelating op de school mogelijk moeten maken.
Verbeteringen vonden plaats bij de kachels (nieuwe) en … de leerkrachten kregen voor het eerst een stoel.

Op school 3 heeft de maatregel t.a.v. het schoolgeld vooralsnog echter geen succes.

***********************************************************************************************
Nieuwe gezichten
Twee nieuwe schoolhoofden. Op school 4, nabij de Grote Kerk, is de heer Chr. Berger, komend vanuit Zeist, het nieuwe schoolhoofd per 1 maart 1911. Hij volgt hiermee de overleden heer Disselkoen op.
Op school 1, gevestigd op de plaats waar nu een woonwagenkampje is, neemt de heer Groenevelt per 1 september 1911 ontslag. Hij vertrekt naar ’s Gravenhage en krijgt als afscheidscadeau de Camera Obscura van Hildebrand cadeau. Hij wordt opgevolgd door de heer J.M. Nennstiehl.

Klachten en ideeën
Voor ’t eerst is sprake van ’t bijstaan door twee vrouwelijke leden in de Schoolcommissie. Dit i.v.m. de controle op de nuttige handwerken. Ondanks dat de Burgemeester voorstander is van ’t opnemen van dames in de Schoolcommissie, blijft de vraag of de hoofden wel bereid zouden zijn de dames tot de school toe te laten.
Noot: Destijds is door de Schoolcommissie zelf te kennen gegeven dat door het toelaten van dames tot de Schoolcommissie de discussies minder vruchtbaar zouden zijn… . Een standpunt dat men in 1911 handhaaft!
Een conflict dreigt daar de leden van de Schoolcommissie vinden dat ze in belangrijke zaken door B & W gepasseerd worden. B & W erkennen het feit en beloven beterschap.

School-1502Merklap
Een merklap anno 1902, met ingeweven dubbele rode randen. Het vervaardigen van een merklap was een onderdeel van het vak handwerken. In de onderwijswet van 1878 voor het lager onderwijs werd dit vak opgenomen. Meisjes moesten het alfabet leren borduren in verschillende lettertypen.

Er werd begonnen met een eenvoudige kruissteekrand om de vaardigheid in het borduren te verkrijgen, waarna een in moeilijkheid opklimmende letter reeks volgde.

Meer ingewikkelde randen, zoals de ‘meander’ en de lopende ‘hond’ en de cijfers completeerden deze doeken. Zo leerden de meisjes ieder stuk uit de linnenkast te merken met naam of initiaal. Op veel doeken werd de naam van de leerlinge, de school, plaats of het jaartal aangebracht.

** Naar aanleiding van een opmerking van de heer Roetman, onderwijzer aan school 2. bij de Boschlaan, wordt het voor de leerkrachten mogelijk ten allen tijden met klachten en ideeën bij de commissie aan te kloppen.

** Tegen schoolvergaderingen tussen schoolhoofd en onderwijzend personeel bleef men pertinent. Met name de burgemeester was een fel tegenstander.

** In Dordrecht wordt een school voor achterlijke kinderen geopend.

** Op verschillende scholen in 1911 veel lof over de nieuwe kachels.

1912

** School 1 en 2 worden weer zevenklassige scholen.

** School 3 heeft een iets betere toeloop van leerlingen. De leerlingen worden echter slechts zonder meer tot de H.B.S. toegelaten nadat de resultaten van het afgelopen jaar door een toelatingscommissie zijn bekeken. Bij twijfel moet er wel toelatingsexamen worden gedaan.

** De Schoolcommissie doet een voorstel om meer eenheid in de volkszang te verkrijgen. Er wordt een bundel met 20 liederen voor alle openbare scholen. Beschikbaar gesteld.

** Door een van de hoofden wordt een protest ingediend tegen het buiten de gemeente wonen van onderwijzend personeel. Het protest krijgt steun van de Schoolcommissie.

Dit om de volgende redenen:
Er bestaat een neiging om de werktijd te bekorten;
Door het haastig vertrek bij ’t verlaten der school zijn de leerlingen niet voldoend onder controle;
Bij slecht weer is ’t menigmaal moeilijk op tijd aanwezig te zijn;
Bij ziekte is dikwijls moeilijk tijdig bericht van afwezigheid te zenden.
Tevens is er een pleidooi voor ’t aanstellen van een extra onderwijzer om bij ziektegevallen in te vallen.

1913

Het personeel aan de Sliedrechtse openbare scholen…

School 1: Hoofd J. M. Nennstiehl, onderwijzers(essen): D. Mackay, J. W. van Gelderen, L. Roetman, M. van Drunen, N. van Houwelingen, A. van Heusden en J. van der Swan.
School 2: Hoofd T. Hoekstra, G. A. C.Steynis, J. Zuidhof, P. K. Roetman,
H .A. Beket,, M. Meyer en J. Köhler.
School 3: Hoofd C.Groustra, J .P .Straver, B .M. Brinkgreve, J. H. Meerdink, en H. Boer.
School 4: Hoofd Chr. Berger, H. Sprong, J. J. Zuidhof, C. van der Vlies,
H. J. Bakker en H. M. S. van Ouwerkerk.
School 5 : Hoofd F. Janse, T. Kleyn, J. Stadt, J. A. Steynis, E. J. van der Swan en A. P. van Seventer.

Pleinen en rapporten
**  Het hoofd van school 1 doet het voorstel om zelf maar met behulp van een buitenslang het stoffige schoolplein te gaan besproeien.

School-1503Een gymnastiekuurtje op de binnenplaats van een school te Amsterdam. Of de kinderen er plezier in beleven, valt van de gezichtjes niet af te lezen. De meester staat er wat stijfjes bij met hoed en gesloten colbert. In ieder geval kan deze les ´stofvrij` plaatsvinden daar de binnenplaats betegeld is.

** School 1 onderneemt een schoolreisje naar de diergaarden in Rotterdam en naar Arnhem e.o. De deelname van de leerlingen is ongeveer 50%.

** In dit jaar worden voor het eerst viermaandelijkse rapporten over de leerlingen opgesteld. De mening hierover is bij de hoofden van scholen zeer verdeeld. De vraag is of de ouders wel of geen belangstelling hebben! Het opmaken van de rapporten gebeurde in navolging van een Bijzondere School.

** Bij droog weer stijgen de stofwolken op het plein van school 5 tot boven het dak uit. Bij regenachtig weer is sprake van een ware modderpoel. Gedacht wordt de pleinen met teer te behandelen. Dit zou echter de dood van de bomen kunnen betekenen.

**  School 3 verkeert weer in de problemen. Na het ontslag van de heer Meerdink is het zeer twijfelachtig of er – gezien het geringe aantal leerlingen – nog een opvolger zal worden benoemd. Schoolopziener en B & W hebben sterke bedenkingen. Er gaan bij de Schoolcommissie zelfs stemmen op om de school maar op te heffen. Er zou een school op vrijzinnige grondslag voor in de plaats moeten komen. Hier zou men meer invloed kunnen uitoefenen.

** Het uiteindelijke advies van de Schoolcommissie; een onderwijzer benoemen wordt uiteindelijk ingewilligd. De naam van de nieuwe onderwijzer A. A. Kole uit Axel.

1914

** Het hoofd van school 2 wenst voor de scholen een sciopticon (toverlantaarn) aan te schaffen. Dit naar aanleiding van het succes dat onderwijzer Roetman van deze school heeft gehad bij een vertoning van plaatjes met behulp van genoemd apparaat.

** Twee openbare scholen 3 en 4 dienen voor inkwartiering van soldaten. De leerlingen van school 3 ( klas 1 en 2 ) zijn ondergebracht in een leegstaand lokaal van school 2, de andere klassen in twee niet in gebruik zijnde lokalen van school 1. Het onderwijs voor de kinderen van school 4 wordt tijdelijk gegeven in de beide consistoriekamers van der Ned. Herv. Kerk en in de bewaarschool te Wijk C.

** Twee onderwijzers van school 3 werden voor de mobilisatie opgeroepen. Oud-onderwijzer Brasser – thans lid van de Schoolcommissie – toont zich een waar onderwijzer door zijn diensten aan te bieden bij het lesgeven aan de onthande school 3. Rapporten worden bestendigd, ondanks vele tegenkantingen.

1915

** Van de Sliedrechtse onderwijzers die in 1914 door militaire verplichtingen aan het onderwijs zijn onttrokken, keren in 1915 enkele weer in het onderwijs terug.

** Toelating tot een bijzondere inrichting voor ´achterlijke` kinderen te Dordrecht blijkt onmogelijk. De problemen aangaande subsidie en het moeten reizen onder toezicht zijn te groot om tot een oplossing te komen.

** Overbevolking lagere klassen school 4 en 5 ( 57 leerlingen). De commissie richt zich in een verzoek aan B & W om maatregelen te nemen.

** Op school 5 is de nood zo hoog gestegen dat klassen bij ziekten van het personeel om beurten vrijaf wordt gegeven. Combineren is i.v.m. de klassengrootte niet meer mogelijk. Het schoolhoofd kan ook niet invallen voor de zieke leerkracht daar hij zelf al voor een klas staat. De orde zou in gevaar komen en de leerkrachten dreigen zenuwziek te worden.

** Er worden nieuwe ´Eereblijken` (bewijzen van goed schoolgedrag) uitgedeeld, Het is een ontwerp van Strij te Dordrecht. In totaal zijn duizend exemplaren besteld.

** De heer Hoekstra is 25 jaar hoofd van een school. Hij ontvangt een bloemstuk.
Voor het schrijven van 3 exemplaren van jaarverslagen ontving onderwijzer Beket (school 2) f 13,=.

Nieuwe hoofden van scholen
Het hoofd van school 1, de heer Nennstiehl, vertrekt naar Rotterdam. Voor hem in de plaats komt op 1 februari de heer Faber uit de Haarlemmermeer in dienst.
Ook school 3 krijgt een nieuw hoofd. Nadat de heer Groustra, op eigen verzoek per 6 september 1915 ontslag heeft gekregen, wordt hij opgevolgd door de heer Berger. Deze was voordien hoofd van school 4. De benoeming Berger aan school 3 kent enige bezwaren. Berger heeft niet de bevoegdheid om Engels te geven en kan dus ook anderen niet controleren. Berger wordt toch benoemd. De speelplaats bij school 3 zou spoedig in orde worden gemaakt.
Het nieuwe schoolhoofd aan school 4, de heer J.A.Huisman, komt ook uit de Haarlemmermeer.

School-1504Schoolfoto
Een schoolfoto van school 2 bij de Boschlaan samen met hun onderwijzer Steinis, omstreeks 1910. In de bovenste rij vanaf links herkende men: Buizerd; Tinus de Snoo; Tinus Boer; Frans Weggers; Gerrit Kraayeveld; Teunis Hartog; Balt van Rees en Baan van den Berg.
In de tweede rij zijn het: Vernooy; een onbekende; Klasien Stabij; Marrigje Visser; een onbekende; Kaatje Hartog en Neeltje van den Berg.
De eerste van de derde rij herkende men niet, dan volgt: Leentje van der Wiel; Neeltje Pijl; Johanna Bruning; Anna Pijl; Sijgje Guys; Koosje Buizerd; Neeltje Pijl en Mijntje de Gier.

School 2 bij de Boschlaan…
In de vierde rij treffen we aan: Jan Weggers; Herman Bruning; Maartje van Rees; Gorina van den Berg; Tinus Vernooy en Cornelis Adrianus Boer.
Vooraan zitten tenslotte nog: Hans Hartog; Kees de Jong en Leen Boeren.

14 – Vereniging van het Christelijk Onderwijs

School-1401
De omgeving van de “Kooijmanneschool”. Zo te zien een kinderrijke buurt

We richten ons voor de tweede maal op de scholen van de “Vereniging van het Christelijk Onderwijs”. Als bron gebruiken we de jubileumuitgave, geschreven in 1993, door J. L. de Vries.

De vereniging telt, op het moment dat we het verhaal vervolgen, twee scholen. De oudste op de plaats waar nu Residentie Merweborgh gevestigd is en de nieuwe school op de plaats waar de voormalige Beatrixschool in de Kerkbuurt was.

Periode: 1910-1920
In 1911 de aanbesteding van de nieuwe school B 76 aan het Middenveer.

School-1402Metselwerk: A. de Gruijter f 4497,-. Timmerwerk: Hofman f 5956,-.
Schilderwerk Van der Leun f 449,-

De school werd geopend op 1 augustus 1911.

De in 1993 92-jarige Jan Blokland wist zich nog het vers te herinneren dat moest worden opgezegd.

“De oude school was haast versleten.
Was het een wonder dat wij wensten,
Kwam de nieuwe school maar gauw.
Maar wie zal die school ons bouwen
Wie zal zorgen voor het geld?”Over die vraag heeft het bestuur zich menigmaal het hoofd gekweld………….

School-1403Kooijmanneschool
In 1912 vertrok het hoofd, de heer van den Berg, van de beneden school. Hij werd opgevolgd door de heer Kooijman.

Uit het onderzoek van het bestuur bleek: “Goed onderwijzer; verder zijn het wel nette eenvoudige lieden zowel man als vrouw”

De heer Kooijman bepaalde jarenlang het gezicht van de benedenschool die al snel de KOOIJMANNESCHOOL werd genoemd.

In 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit. In de notulen is hierover niets te vinden.

Ook in dit jaar werd de heer Ten Haven aangesteld als hoofd van de “Veereschool”. Maar hij ging al weer snel weg om te worden opgevolgd door de heer Kool.

Verder waren er nog wat problemen
Men liet de kinderen niet deelnemen aan de Koninginnedagviering bij het NS station, omdat men het te gevaarlijk vond. Er kwamen daar 1000 kinderen bij elkaar zonder goede orde en toezicht.

Het onderwijzend personeel werd erop gewezen dat zij meer aandacht moesten geven aan het zondagsschool- en evangelisatiewerk.

Bericht bestuur aan de onderwijzers: Uw aandacht voor artikel 12 van Uw aanstelling, waarin bepaald dat van het onderwijzend personeel verwacht wordt dat zij Evangelisatiearbeid ter plaatse steunt en behulpzaam is bij de zondagsschool.

Uit het kasboek 1915:
De oude vlaggenstok brengt bij verkoop 80 cent op.

In 1918 werd een start gemaakt met het Uitgebreid Lager Onderwijs (ULO). De zgn. Kopschool met als hoofd de heer Van Neutegem. Hierdoor gingen vroegtijdig leerlingen van de klassen 7 en 8 naar deze school. Uiteindelijk zou in 1922 de eerste Christelijke Mulo-school gesticht worden In een samenwerkingsverband met de Gereformeerde schoolvereniging onder de naam “Bond van Christelijke scholen”.

Van Haaftenfonds
De vereniging werd tussenpersoon bij het oprichten van het Van Haaftenfonds .

Uit de brief: “Hierbij behoort een bedrag van drieduizend gulden bestemd om de rente te doen geworden aan de rechtzinnige predikant(en) der Nederlandse Hervormde Gemeente ten einde genoemde predikant(en) in de gelegenheid te stellen aan armen, zieken, enz. in de gemeente weldadig te bewijzen…. .“

Periode: 1920-1930
Het bestuur bestond toen uit de heren:

– M.C. de Jong. Voorzitter. (Hij trad af in 1922 na 29 jaar voorzitter te zijn geweest)

– M B.Y. de Jong.

– M.P. van Haaften.

– J.G. de Bel.

– A. van Ballegooijen.

– Van Splunder.

School-1404
Personeelsfoto 1920; rechts dhr. Kooyman

In 1920 nam de Tweede Kamer een wet aan, waarbij het Christelijk Onderwijs financieel gelijkgesteld werd met het openbaar onderwijs. De lange “schoolstrijd” was ten einde.

De bovenschool werd te klein. De totale schoolbevolking bedroeg 304 leerlingen. Er zaten gemiddeld 45 leerlingen in de klas. Een uitbreiding van het gebouw werd gerealiseerd.

Vanuit de vereniging kwam de vraag of er wel voldoende toezicht was bij de leveranties van de kolen aan de scholen. Het bestuur voelde er niets voor dit te controleren en vond het een kwestie van vertrouwen.

In 1924 stelde het bestuur f 50. – beschikbaar voor een schoolreisje in de grote vakantie.

In 1925 opende men een derde school in het gebouw van de voormalige school IV. Nu is in een gedeelte van het gebouw de muziekvereniging Crescendo nog actief. Hoofd werd de heer Lablanc. Later volgde de heer Snijders hem op.

Het voornemen was deze school naar de nieuwe uitbreiding van de gemeente Sliedrecht te verhuizen (de latere Prinses Julianaschool).

De schoolhoofd, de heer Kool verliet in 1927 de bovenschool. De heer Meijer volgde hem op.

In 1928 laaide er binnen het bestuur een felle discussie op in hoeverre er mee gedaan moest worden met de oprichting of ondersteuning van een vereniging tot oprichting en instandhouding van Christelijke bewaarscholen. Men besloot in ieder geval een geldelijke bijdrage te geven.

Let op:

Het bestuurslid Van Ballegooijen stelde voor nieuwe personeelsleden voortaan niet aan een vaste school te benoemen.

Het bestuur drong er op aan, bij drie hoofden, over te gaan tot centrale inkoop van schoolmateriaal. In 1993 nog niet gerealiseerd en nog steeds een onderwerp van gesprek.

Gedachten over de oudercommissie in die tijd
Notulen 15 april 1929: “Het bestuur vindt een oudercommissie niet wenschelijk. Het hoofd, de heer Meijer, oppert de vaders zitting te laten nemen in een feestcommissie bij een feestdag in de buitenlucht. Hij zal hiervoor een plannetje maken.“

Tijdens de algemene ledenvergadering van 15 april 1929 besloot men de nieuwe Prinses Julianaschool te bouwen.

13 – Vereniging van het Christelijk Onderwijs

Na twee afleveringen, gewijd aan het Gereformeerd Onderwijs, richten we ons nu op de scholen van de “Vereniging van het Christelijk Onderwijs”. Als bron gebruiken we de jubileumuitgave, geschreven in 1993, door J. L. de Vries.

Geschiedenis
Tijdens de Franse overheersing had de staat het onderwijs overgenomen van de kerk. In de onderwijswet van 1806 kwam te staan dat de staatsschool moest opleiden tot “alle christelijke en maatschappelijke deugden . . . ”

Daarna volgde er in 1857 de Schoolwet die er voor zorgde, dat de openbare school een neutrale godsdienstloze school werd.
Alleen deze scholen kregen rijkssubsidie.

Van protestantse en katholieke zijde werd de roep steeds sterker eigen Christelijke scholen te stichten.
In 1889 werd de Schoolwet gewijzigd, waarbij het bijzonder (christelijk) onderwijs een derde van de kosten vergoed kreeg voor haar scholen.
Hierna werden in veel plaatsen Christelijke scholen gesticht waarbij de kosten werden gefinancierd uit giften, collectes en schoolgelden.

In 1917 werd grondwettelijk de financiële gelijkheid van het onderwijs vastgelegd.

Het begin in Sliedrecht
De eerste openbare school in Sliedrecht werd in het begin van de 19e eeuw tegen de Grote Kerk aangebouwd. Kerk en staat waren toen aan elkaar verbonden. De schoolmeester was koster, voorzanger en doodgraver.

In 1889 kwam er in Sliedrecht de eerste Gereformeerde school.
Deze stond achter de Gereformeerde kerk in de Zoutstoep.
Vanuit de leden van de Nederlandse Hervormde kerk, de Zondagsschoolvereniging en de Vereniging tot Evangelisatie werd druk uitgeoefend om een algemene Christelijke school te stichten.

In 1893 werd een algemene vergadering gehouden in het evangelisatiegebouw, in de volksmond Het Gebouw. Op deze plaats staat nu de Chr. Gereformeerde kerk.

Oprichters van de nieuwe schoolvereniging waren o.a.:
Ds. Kromsigt, erevoorzitter,
M. C. de Jong, voorzitter,
W. van Hoeve,
W. H. van Haaften.
Deze heren namen in de Sliedrechtse gemeenschap van toen een belangrijke plaats in.

In de eerste algemene vergadering van 11 juli 1893 werden de statuten vastgesteld.

De naam werd: Vereniging voor Christelijk Onderwijs te Sliedrecht.

Art.1 De Vereniging kiest als grondslag Gods Woord als het enig richtsnoer voor geloof en wandel.

Art.2. Haar doel is de oprichting en instandhouding van scholen waar de jeugd onderwezen en opgevoed wordt overeenkomstig de pedagogische beginselen neergelegd in de Heilige Schrift en het stichten van lokalen voor de Zondagsscholen.

De statuten werden op 30 augustus 1893 bij Koninklijk Besluit goedgekeurd.

School-1301
Het terrein waar de school startte

De eerste school
Er werd een woonhuis met terrein aangekocht aan de huidige Rivierdijk dat moest gaan dienen als eerste gebouw voor de school. Ter hoogte van de voormalige scheepswerf Boer, nu Residentie Merweburgh.
Het benodigde geld werd ter beschikking gesteld door een aantal bekende
Sliedrechters met als uitschieter
een drietal giften van f 1000,-.

Het jaarsalaris van een werkman was in die tijd tussen de f 500, – en f 750, -.

 
Begroting
Inkomsten…

Giften, contant f 5528
Zondagsschool f 250
Collecte evangelisatielokaal f 221
Gift Graaf van Bylandt f 125
Totaal f 6011
Uitgaven…

Koopsom huis en terrein f 3793
Aannemer Breedveld f 1370
Aannemer Van der Wiel f 1259
Totaal f 6422
Ten einde de tekorten te dekken werden er leningen afgesloten. Voor een bedrag van f 1000, – werden schoolmeubelen en overige schoolbehoeften aangeschaft.

School-1302
Geldschieters

1894: Opening eerste school op 4 april 1894
Uit 28 sollicitanten werd als eerste hoofd benoemd de heer Van Aalten tegen een jaarsalaris van f 850,- en een bedrag van f 200,- werd uitbetaald voor het geven van catecheselessen.
Onderwijzer, de heer Treffers, en onderwijzeres, mevrouw De Bruin, werden voor een jaarbedrag van elk f 550, – aangesteld.

Schooltijden
9.00 – 12.00 uur en 13.30- 16.00 uur, woensdag- en zaterdagmiddag vrij.

Schoolgeld
De vereniging moest grotendeels zelf zorgen voor het geld, zowel voor het gebouw als de salarissen. Het rijk gaf slechts een subsidie van f 400, – p.j.

De ouders moesten schoolgeld betalen voor elk kind. Dat was voor die tijd een (te) zware belasting. Men betaalde f 0.25 cent per kind per week.

Voor on- en minvermogenden werd een suppletiefonds opgericht, opdat deze mensen slechts 10 cent per week hoefden te betalen.

Voor het suppletiefonds werd jaarlijks in de plaatselijke gemeente en de kerk gecollecteerd. Daarnaast kwamen er ook giften binnen.

Uit het jaarverslag
Het geeft grote zorg dat ouders hun schoolgeld niet kunnen voldoen. Verblijdend kunnen wij u mededelen dat ook personen die niet aan onze zijde staan in de strijd voor het Christelijk onderwijs, ja veeleer besliste voorstanders van het openbaar onderwijs, ons nu steunen om de on- en minvermogenden aan hun schoolgeld te helpen.

Bestuursleden
Tekorten werden nogal eens door de bestuursleden uit eigen zak betaald. Enige bestuursleden zaten zelf goed bij kas. Zo werden reparaties bekostigd, aanvullingen op salarissen uitbetaald en traktaties op feestdagen gegeven. Door hen gegeven leningen werden regelmatig kwijtgescholden.

1895 – 1900: Er waren reeds 169 leerlingen op school. Inschrijving leerlingen bij het bestuur op zaterdagavond tussen zeven en acht uur. Leeftijd vanaf 5 en half jaar.
Er kwam zelfs een leerlingenstop in 1899. De school was overvol. De openbare school liet kinderen toe zonder betaling van schoolgeld. Dit had geen invloed op de toestroom van leerlingen naar de school.

Bezoek kinderen aan een tentoonstelling in Dordt als uitstapje in de kermisweek. Kosten 30 cent per kind.

Verschillende leden vonden de contributie van de vereniging (f 2.50) te hoog. Niet iedereen kon dit betalen. In Dordt hoefde men namelijk geen contributie te betalen. Het bestuur ging hierop niet in.

Bij de kroning van Koningin Wilhelmina werd gezamenlijk met de Zondagsschoolvereniging een attentie gegeven aan de leerlingen.

1900: De Tweede Kamer nam de leerplichtwet aan. Dit gaf een nog een grotere druk op het aantal leerlingen.

School-13031900 – 1910: leder gezin kreeg een scheurkalender bekostigd door één der bestuursleden. Het hoofd, de heer Van Aalten, vertrok in 1904 en werd opgevolgd door de heer Koopmans tegen een jaarsalaris van f 875,00. Zijn meubels werden van het station opgehaald. Het hoofd logeerde in de tussentijd bij een bestuurslid.

In 1905 was er een ledenvergadering. Na het zingen van psalm 119 vers 65 kwam er een belangrijk punt aan de orde.
Men besloot een 2e school “beneden” te laten bouwen, plaats oude Beatrixschool aan de Kerkbuurt. De heer A. Volker, die steeds het Christelijk onderwijs had gesteund, stelde een bedrag van f 7000, – beschikbaar. De 2e school werd geopend in 1906 met 129 leerlingen. Eerste hoofd was de heer van den Berg.

De volgende verenigingen werden uitgenodigd bij de opening:
Het Bestuur tot Evangelisatie te Sliedrecht
Bestuur van de Christelijke Werkeloosheidsvereniging
Bestuur van de Chr. Naai- en Jongelingsvereniging
Het hoofdbestuur der Vereniging voor Christelijk volksonderwijs
Het hoofd der Gereformeerde school
De Ned. Hervormde Kerk

In dat zelfde jaar werd het hoofd van de “bovenschool” op het matje geroepen. Hij zou te nauwe banden onderhouden met de zangvereniging der modernen. In 1907 was het batig saldo van de vereniging nog maar 37 cent.

Het schoolgeld werd op 10 cent per week per leerling gesteld en voor de meer draagkrachtigen 15 of 20 cent. De schoolkinderen moesten opgeven hoeveel broertjes en zusjes er te verwachten waren in het komende jaar.

12 – Het Gereformeerd Onderwijs in Sliedrecht

We gaan verder met een historisch overzicht van de Gereformeerde school.

· 1900 – In de Tweede Kamer der Staten Generaal wordt de leerplicht aangenomen. 50 leden stemmen voor en 491eden tegen!
Er is dit jaar uitbreiding van het onderwijzend personeel tot 4 personen en er zijn ongeveer 200 leerlingen.

· 1901 – De heer C.M. van Rees, bestuurslid, heeft de handwerkklas bezocht. Hij meende dat ze daar wel aardig bezig waren, doch vond dat de juffrouw wat vroeg eindigde.
Op 7 februari treedt H.M. de Koningin in het huwelijk met Hertog Hendrik van Mecklenburg. leder kind kreeg chocolademelk, 2 eierkoeken, 1 taartje, 1 busje flikjes, 1 sinaasappel, bruidsuikers en een feestplaat.
Op 1 april is Hermanus de Jong naar school gegaan.

School-1201
Hermanus de Jong en zijn broer Jan

Deze Hermanus de Jong is geboren te Sliedrecht op 31 maart 1895. Hij was een zoon van Jan Johannis de Jong en Kornelia Lanser. Hermanus is getrouwd te Sliedrecht op 16 augustus 1921 met Elizabeth van Bergeijk die eveneens te Sliedrecht op 4 februari 1900 geboren is. Zij was een dochter van Joannis van Bergeijk en Barbera de Haan.

Uit het huwelijk van Hermanus en Elizabeth kennen we de volgende drie kinderen:
1. Kornelia, geboren te Sliedrecht op 18 december 1922.
2. Barbera, geboren te Sliedrecht op 14 februari 1926.
3. Johanna, geboren te Sliedrecht op 14 februari 1926.
4. Jan, geboren te Sliedrecht op 18 december 1932.

Op een bejaardenmiddag, rond 1967, verhaalde de heer De Jong de volgende herinneringen van zijn eerste schoolbelevenissen.

“1 april 1901 naar school gebracht door moeder. De school stond achter de Gereformeerde Kerk. Daar ging ik, op mijn best gekleed, een mooie blauwe pet op met zwarte klep. Niet zoiets als sommige dominees op hun hoofd hebben als ze de preekstoel beklimmen; daar zit geen voor- of achterkant aan.
Ons werd geleerd zeer beleefd te zijn tegen de meesters. Als we op de dijk mijnheer Prins of Kalis tegenkwamen, moesten we de pet afnemen en beleefd groeten. Als we soms eens de burgemeester aan zagen komen, moesten we netjes blijven staan, met de pet af, en zeggen: “Dag mijnheer de burgemeester!” Tegenwoordig zeggen ze niets, of: “Daar heb je Chris…”. (Van Hofwegen was destijds de Sliedrechtse burgemeester).

Als er een politieagent aankwam, vluchtten we maar gauw een stoep in. Die hadden het altijd op schooljongens voorzien. In onze tijd waren er twee, één voor het ‘boveneinde’ en één voor het ‘benedeneinde’. Tegenwoordig zijn er zeker 25 en ze hebben soms nog de handen vol!

De jongenshoofden waren geheel kortgeknipt of met een klein kuifje. Dit was voor de reinheid op het hoofd. Tegenwoordig hebben ze het daar niet meer over; wie weet wat er tussen die lange haren woont!?

We hadden als bovenmeester meester Bokhout. Die was in onze ogen ijselijk vroom. Daar mocht niets van, veel strafregels schrijven. We maakten ze thuis al in voorraad. Huiswerk kregen we niet. Als je straf kreeg, was het schoolblijven of zwaar arrest op de zolder in het huis van meester Bokhout. Dan ging het luik dicht, totdat het de meester beliefde naar boven te komen. Als je niet naar huis mocht, kreeg je op zolder een boterham. Maar het ergste was, als de meester boven kwam en hij aan het vermanen ging. Tenslotte moest je bidden om vergeving. Wij vonden het heel goed toen hij in december 1906 naar Tilburg vertrok.
Toen kwam meester Van Neutegem. Die was streng, maar niet zo femelachtig. Kort, krachtig en meestal was je in één keer genezen!”

· 1902 – Het schoolgeld is voor veel gezinnen een zwaar offer; 1 kwartje per week is een groot bedrag. Daarom zijn er veel betalingsmoeilijkheden.
Toch doet het bestuur de uitspraak: “God eist vervulling van de door ons afgelegde dure eed tot opvoeding onzer kinderen. Dit gaat zelfs boven kleding, ja, zelfs boven voedsel.”

· 1903 – “Kunnen wij voor de kinderen uit de hoogste klassen eens een uitstapje organiseren”, is de vraag van het bestuurslid, de heer Rijsdijk.
Men zal toch eens informeren bij de directie van Fop-Smit, hoeveel het kost om 40 tot 80 kinderen te vervoeren.
Het Christelijk onderwijs wordt vanuit Den Haag al enigszins gesubsidieerd. Er zijn diverse voorwaarden waaraan men moet voldoen en die nauwkeurig gecontroleerd worden. De wet vraagt bijvoorbeeld 3 m³ lucht voor elk kind. Teneinde hierop aanspraak te kunnen maken, moet het bestuur de zolder in één van de lokalen verleggen, om zo meer kubieke meter inhoud te verkrijgen.

· 1904 – De school wordt maandelijks bezocht door 2 bestuursleden; zij rapporteren dat vier ogen in 1 boekje staren, maar de financiën zijn niet toereikend om meer exemplaren aan te schaffen. Er wordt gesproken over nieuwbouwplannen.

· 1905 – De knapenvereniging doet een verzoek om een lokaal te mogen gebruiken voor hun vergaderingen. Dit wordt toegestaan onder de volgende voorwaarden;
1. dat zij zich als ‘Christen knapen’ zullen gedragen
2. niet in de kastjes tasten
3. nimmer op de banken staan.
Omdat er ook kinderen van Christelijk Gereformeerde ouders op school zijn die niet het volle schoolgeld kunnen betalen, wordt aan deze kerk verzocht, evenals de Gereformeerde Kerk, door middel van het houden van een collecte, bij te dragen in de schoolkas.
Door de regering wordt weer een stapje in de rechtsgelijkheid op onderwijsgebied gezet. De minimum jaarlonen van het hoofd der school en de verplicht aangestelde onderwijskrachten van het ‘bijzonder onderwijs’ komen geheel voor rekening van het Rijk.

· 1906 – Een leerling is lijdende aan difteritus. De overheid eist dat de leermiddelen vernietigd worden.
Op 1 oktober deelt bovenmeester Bokhout mee, dat hij een benoeming als hoofd der school heeft aangenomen in Tilburg. Het tijdperk Bokhout wordt hiermee afgesloten.
Uit 30 sollicitanten wordt de heer A. F. van Neutegem uit Zutphen als opvolger gekozen. Op 2e Kerstdag bezoekt de heer Van Neutegem met echtgenote Sliedrecht. De heer Van Rees haalt hen met het rijtuig van de trein af.

Adrianus Florus van Neutegem werd geboren te Ridderkerk op 2 juli 1881. Hij is overleden te Sliedrecht op 13 oktober 1937. Hij was een zoon van Teunis van Neutegem en Geertje Plaisier. Adrianus Florus was gehuwd met Margaretha Helena Duijser die te Zwijndrecht op 22 maart 1880 geboren werd. Uit dit huwelijk kennen we de volgende kinderen:
1. Daniël, geboren te Sliedrecht op 13 januari 1908.
2. Arnoldus, geboren te Sliedrecht op 2 december 1909.
3. Geertje, geboren te Sliedrecht op 24 november 1911.
4. Barbera, geboren te Sliedrecht op 8 november 1913.
5. Adrianus, geboren te Sliedrecht op 13 mei 1916.
6. Johannes, geboren te Sliedrecht op 29 maart 1919, overleden aldaar op 13 april 1921.
7. Maria, geboren te Sliedrecht op 5 januari 1921.Zij is getrouwd te Sliedrecht op 23 september 1941 met J. B. Welmers, geboren rond 1907.
8. Margaretha, geboren te Sliedrecht op 21 juli 1923, begraven aldaar op 28 augustus 1986.

School-1202· 1907 – Op 1 februari wordt het nieuwe hoofd der school geïnstalleerd.
Met toespraken van het bestuur en de zegenbede uit Ps. 134 : 3, gezongen door de jeugd, wordt bovenmeester A. F. van Neutegem ingehaald. De kinderen worden hierna verrast met een sinaasappel en een kokosmakroon.
Er komen ook lange bestuursvergaderingen voor.
De heer J. de Haan, secretaris, schrijft aan het einde van de notulen van 20 maart het volgende: “‘Plat gezeten en suf gedacht, werd de avond met dankzegging besloten.”
Op 20 september is het heiwerk begonnen voor de nieuwe school. Op 23 oktober wordt de eerste steen gelegd door de heer A. Meyer, als oud-strijder voor het Christelijk onderwijs.
De school wordt door aannemer A. Verhoef uit Vlaardingen gebouwd: Dit voor de somma van
f 10.622,-.

· 1908 – Het aantal leerlingen bedraagt 234.
Het personeel bestaat uit: A. F. van Neutegem (hoofd der school), C. de Boer geboren 06-03-1880, H. A. Broekzitter geboren 15-03-1884, W. Kok geboren 17 -12-1885, J. N. F. van Orunen geboren 12-02-1888.
Omdat de schoolbanken geverfd moeten worden, krijgen de kinderen een week extra vakantie.

wordt verzocht dit in de gebeden te gedenken.

School-1203“Op 1 april is de nieuwe school geopend en plechtig ingewijd door vele aanwezige heren en dames en belangstellenden.’ Zo begint het verslag in het notulenboek. Burgemeester Van Haaften, Ds. Bos, Gereformeerd predikant, Ds. Van Drunen, Christelijk Gereformeerd predikant en Ds. Ten Kate, Nederlands Hervormd predikant, zijn aanwezig .

In de avondvergadering is het feest voortgezet. In groten getale zijn de leden gekomen; zij worden allen onthaald op heerlijke chocolademelk met nog meer lekkernijen. Bestuursleden en onderwijzend personeel verzorgen de avond.
Meester Broekzitter laat allen, onder orgelspel, de kracht van zijn longen waarnemen. De aanwezigen worden verrast door ‘spiegelende voordrachten’ en dankbare woorden dat deze nieuwe school in gebruik is genomen. Het geheel is een geslaagde avond. Tot besluit wordt Ps. 72 : 11 gezongen.

· 1909 – Op de ledenvergadering merkt de heer Van de Vlies op dat het wel wenselijk is een begroting te maken van uitgaven en inkomsten. De penningmeester, de heer C. M. van Rees, antwoordt: “Dit blijkt zo vaak een wassen neus te zijn!’
De Gereformeerde Jongelingsvereniging ‘Eén is Uw Meester’ houdt op 25 november haar jaarfeest in de vestibule van de school.

· 1910 – Ds. R. van de Kamp, Gereformeerd predikant, vraagt de kerkenraad hoe te handelen met briefjes die hij wekelijks ontvangt van de politie. Deze vermelden namen van personen, welke doelloos des zondagsavonds in de Kerkbuurt rondlopen.
Het salaris van het hoofd der school wordt verhoogd tot f 1.000,- per jaar.
Op 15 juli is in ons land de 1000e School met de Bijbel te in Vreeland geopend.

· 1911 – Bovenmeester Van Neutegem vraagt een nieuw behangetje in de keuken en wil dit er zelf wel tegen plakken. De zelfwerkzaamheid wordt niet passend gevonden. De erevoorzitter, Ds. Van de Kamp, zegt ‘dat dit beter aan den behanger past’!

· 1912 – De ‘vakschool’ voor meisjes wordt geopend.
De aanschaf van leermiddelen wordt altijd omringd met financiële zorgen. Zo vraagt de heer G. Smelt of er bij aanschaf van krijt en pennen ook korting kan worden gegeven bij grotere afnamen.
De heer A. van Wijngaarden (boekhandel) zegt dat bij 10 gros 5% wordt gegeven. Nu is het hek van de dam. De heer Van Rees, bestuurslid, meent dat dan ook de schriften wel goedkoper ingekocht kunnen worden.
De erevoorzitter, Ds. Van de Kamp, zegt dat men niet te krenterig moet zijn. Het geeft soms financiële, maar ook geestelijke schade!
Er zijn dit jaar 268 leerlingen.
Over de besneeuwde schoolstoep volgt een lange discussie. Er is veel genot voor de schooljeugd, maar ’s avonds is er overlast voor de ouderen. Men besluit de jeugd een kleine baan te geven en de rest met scherp zand te bestrooien.
Uit het jaarverslag blijkt dat slechts één leerling door de dood werd ontnomen en de school gevrijwaard bleef van langdurige of besmettelijke ziekten.

· 1913 – Het gaat niet goed in het bestuur. Er zijn nogal wat spanningen. De heer H. H. Kalis zegt: ‘Ik ben nog maar 1 jaar in het bestuur, maar ik constateer dat het goddeloze vergaderingen zijn.’ Over één van de bestuursleden wordt op een ledenvergadering gezegd: ‘Hij heeft een stok met gouden handvat en voorts één van ijzer, waarmee hij slaat als men hem durft tegenstaan!’ Op 20 november treedt het bestuur in zijn geheel af na jarenlange interne strijd. Een nieuw bestuur wordt op 24 november gekozen.

· 1914 – In augustus breekt de Eerste Wereldoorlog uit. Algehele mobilisatie.

School-1204· 1915 – Er moet rekening gehouden worden met onverwachte komst van militairen, daar de school door bevoegde autoriteiten in ogenschouw is genomen. De laatste maanden van het jaar is er veel verzuim door de mazelen onder de jeugd. Er is uitbreiding van onderwijs: 13 leerlingen nemen deel aan de Franse les.

· 1916 – Er wordt voor het eerst gesproken over een ouderavond .

· 1917 – De nieuwe grondwet geeft in een herzien onderwijsartikel aan, dat het bijzonder algemeen lager onderwijs, naar dezelfde maatstaf als het openbaar onderwijs, van rijkswege zal worden bekostigd.
Er wordt niet meer op leien geschreven. In de eerste klas beginnen ze met potlood en in de tweede klas schrijven de kinderen met inkt. Het gemeentebestuur bericht dat het van 21 december tot 7 januari alle openbare scholen vakantie geeft, in verband met schaarste van kolen. Besloten wordt dit besluit te volgen.
· 1918 – Het schoolgeld is nog f 0,20 per week. In januari is de U.L.O. (Uitgebreid Lager Onderwijs) begonnen met 30 leerlingen. De eerste ouderavond wordt op 13 februari gehouden .
In Nederland heerst de ‘Spaanse griep’. Als gevolg hiervan is de school 3½ week gesloten. Van het onderwijzend personeel overlijdt niemand. Tijdens deze epidemie overlijden:
Maria Hoeflaak, 8 jaar; Maria de Raadt, 10 jaar; Arina de Raadt, 7 jaar en Cornelis Guis, 6 jaar.

· 1919 – De school wordt verbouwd door er een verdieping op te bouwen en zo meer ruimte te hebben voor het Middelbaar Uitgebreid Lager Onderwijs. Op 17 september wordt dit gedeelte in gebruik genomen.

. 1920 – Op 30 juni wordt in de Tweede Kamer der Staten Generaal de wet aangenomen betreffende de gelijkstelling van openbaar en bijzonder (christelijk) onderwijs. Door velen wordt dit gezien als een bekroning van het werk en een verhoring van het gebed.De ‘schoolstrijd’is ten einde.Aan de kerkenraden van de Gereformeerde en Christelijk Gereformeerde Kerk wordt verzocht dit in de gebeden te herdenken.

11 – Het Gereformeerd Onderwijs in Sliedrecht

In de komende delen staat de komst van het bijzonder onderwijs centraal. Eerst zullen we ons richten op de Gereformeerde School en in een later stadium komen de overige christelijke scholen aan de beurt.

Lang geleden
De plaatselijke schoolhistorie is verbonden aan de dorpshistorie, en deze is weer verbonden met de vaderlandse geschiedenis. Ook de kerkgeschiedenis speelt een voorname rol in het onderwijs aan de jeugd.

Na de reformatie in de 16e eeuw waren kerk en staat zeer nauw met elkaar verbonden. Zij waren bijna in dezelfde handen.
Zo staat er in de Statenbijbel dat deze: “Op last van de Hoogmogende Heeren der Staten-Generaal der Vereenigde Nederlanden en volgens het besluit van de Nationale Synode gehouden te Dordrecht in de jaren 1618- 1619 uit de oorspronkelijke talen in onze Nederlandsche taal getrouwelijk is overgezet.”

Door de reformatie kwam de bijbel in handen van het ‘gewone’ volk. Men kon (en mocht) nu zelf de bijbellezen en de rijkdom daarin ontdekken. De uitleg van de geestelijkheid was niet langer meer het enige kanaal waardoor men hoorde van God. Waar de reformatie in Lutherse of Calvinistische vorm de ruimte kreeg werd het analfabetisme bestreden. Tijdens de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (1588 – 1795) droeg ons land een ‘gereformeerd’ karakter. De Gereformeerde Kerk was de enige kerk die door de republiek officieel werd erkend. Aanhangers van andere kerkgenootschappen hadden wel gewetensvrijheid, maar geen godsdienstvrijheid. Ze konden hoogstens via schuilkerken proberen aan hun godsdienstig en geestelijk leven vorm en inhoud te geven.

Vanuit de nauwe band welke tussen de officiële kerk en de staat bestond, kreeg het onderwijs aan de jeugd een gereformeerd karakter. De schoolmeesters moesten – evenals alle anderen in rijksbetrekking (ambtenaren) – lidmaten van de Gereformeerde Kerk zijn!

Gedurende de republiek was een schoolmeester, vooral op de dorpen, een figuur met veel bijbaantjes. Zijn benoeming ging via de ambachtsheer, maar nooit zonder instemming van kerkmeesters en kerkenraad. Naast de verplichting de jeugd te onderwijzen was hij koster, klokkenluider, voorzanger, voorlezer, en doodgraver. Ook in Sliedrecht! Op 4 april 1760 werd Pieter Alblas in deze functie benoemd. Hij volgde zijn vader, Jan Alblas, op. De lessen begonnen ’s morgens om 9 uur. Van 12 tot 1 uur was men vrij. Om 4 uur ging de school uit. Op zaterdagmiddag werd er geen school gehouden. Naast het leren van rekenen, schrijven en lezen moest de meester aandacht besteden aan de Goddelijke waarheden, het leren van de bijbelboeken, de 12 Artikelen des Geloofs en de 10 Geboden.

De woensdagmorgen werd in zijn geheel besteed aan het leren van de psalmen. Op zaterdagmorgen werden de grondwaarheden der religie en de belijdenis van het ware gereformeerde geloof geleerd. De ´Heidelbergse Catechismus` moest uit het hoofd geleerd worden! Elke zondagavond werd in de kerk naar goede gereformeerde traditie een zondagsafdeling behandeld. De beste leerling moest de desbetreffende zondag, welke aan de beurt was, voor de predikstoel opzeggen.

Na de Franse tijd (1813) is er veel veranderd in ons land. De Gereformeerde Kerk, die sinds 1816 Nederlandse Hervormde Kerk werd genoemd, kreeg in dat jaar het Algemeen Reglement opgelegd. Op geestelijk gebied was de vaderlandse kerk van een bedenkelijk karakter. De dichter Bilderdijk zei in 1810: “De kerk die geen kerk meer is, maar een ongeordende samenvloeiing van God onterende dwalingen.”

Prof. O.J. de Jong schreef in zijn ‘Nederlandse Kerkgeschiedenis’: “Het geloofsleven was vervlakt en de godsdienst werd aangeprezen als waarborg van deugd, een geest van zelfgenoegzaamheid had de overhand, een God die braaf werd gediend, moest wel zegenen.”

Door dit klimaat vond op 14 oktober 1834 een afscheiding plaats in het Groningse plaatsje Ulrum. Op meer plaatsen in ons land verlieten mensen ‘om den gewetens wil’ de Nederlandse Hervormde Kerk. Ook in Sliedrecht. Zij vonden hun kerkelijke ’thuis’ voorlopig bij de Christelijk Afgescheiden Gemeente in Giessendam. De naam ‘Gereformeerd’ mocht op last van Koning Willem I niet gevoerd worden. In 1853 stichtten zij een gemeente in Sliedrecht.
Het kerkgebouw stond in Wijk A, nu Rivierdijk. Om een school te stichten, was toestemming nodig van de overheid. Volgens artikel 194 van de Grondwet was men verplicht dat alle godsdienstige begrippen geëerbiedigd dienden te worden. De uitleg van dit alles was, dat een School met de Bijbel bij de wet verboden was. De schoolkinderen moesten tot brave burgers opgeleid worden. Gelovige ouders konden daar geen genoegen mee nemen.
Zij hadden bij de doop van hun kind(eren) een belofte afgelegd. Zwaar woog het antwoord dat zij voor God en Zijn heilige gemeente hadden afgelegd: “Belooft gij dit kind, als het tot verstand zal zijn gekomen, waarvan gij de vader en de moeder zijt, in de voorzeide leer naar Uw vermogen te onderwijzen en te doen onderwijzen?”

School-1101
Groen van Prinsterer

1848 Nieuwe onderwijswet
Deze ‘voorzeide leer’ was niet aanwezig op school. Het onderwijzend personeel werd meestal niet aangetrokken uit de afgescheiden ‘wereld’. In de zitting van de Tweede Kamer op 27 augustus 1840, zei Groen van Prinsterer: “Ouders mogen niet worden verhinderd hun kinderen zulk een onderwijs te doen geven, als zij menen te kunnen verantwoorden voor God.
Die dwang, ik zeg het ronduit, is ondragelijk en behoort een einde te hebben.”

In 1848 werd het geven van onderwijs in de grondwet vrijgegeven. Een nieuwe onderwijswet kwam in 1857 tot stand. Ouders hoefden voortaan geen verlof meer te vragen om een School met de Bijbel te stichten.

Toch bleef er een grote onrechtvaardigheid bestaan. Ouders die voor hun kinderen Christelijk onderwijs verlangden, moesten dit zelf in zijn geheel bekostigen en moesten bovendien hun belasting mee blijven betalen aan de openbare school. Dat was niet terecht, de schoolstrijd was nog lang niet gewonnen!

Het stichten van een christelijke school ging in eerste instantie meestal uit van ouders en/of de kerkenraden van de Christelijk Afgescheiden Gemeente. In de laatste 20 jaar van de vorige eeuw werd ook in de Nederlandse Hervormde Kerk steeds meer een ‘School met de Bijbel’ gepropageerd. In Giessendam werd in 1860 al een christelijke school geopend. Dit vergde grote financiële offers.

Het kerkelijk leven van de Christelijk Afgescheidenen was dus financieel zwaar. Zij moesten en de school en de kerk en de predikant betalen. Het waren de ‘kleine luyden’ die met smalle beurs, kerk en school van de grond af aan moesten opbouwen .

Ook in Sliedrecht
Voor het eerst lezen we in de kerkenraadnotulen van de Christelijk Gereformeerde Gemeente op 3 februari 1872 iets over het christelijk onderwijs.
De heer L. Bouwer, onderwijzer der Christelijk Gereformeerde Gemeente school te Giessendam, verzoekt op een avondstond in de week te mogen spreken over het christelijk onderwijs. Daarna is het weer stil tot 17 november 1881. In veel plaatsen is de aanzet van ‘de school’ een zaak van de kerkenraad. Niet in Sliedrecht. Daar wordt ‘de school’ in eerste instantie door gewone leden van de kerk ter hand genomen.

In een notulenboek tot ‘eventuele oprichting van eene School met den Bijbel op Gereformeerde grondslag’ lezen we in Artikel 1 het volgende: “In den avond van den 17e November dezes jaars 1881, zijn in vriendschappelijke kring bijeengekomen, door eene te voren gemaakte onderlinge overeenstemming, in de kerkenraadkamer van de Christelijk Gereformeerde Gemeente te Sliedrecht, de navolgende personen: Ds. G. de Braal, B. Hansum, P. Visser, B. v.d. Vlies, A. Koppe, A. Meyer, J. Ceelen, A. Versteeg en N. Hogendorp.”

Er is een ‘bij voorbaat aanwezig fonds’ van ongeveer f. 280,-, gecollecteerd op 17 augustus 1879 aan de huizen en op 20 augustus 1881 in de kerk.
Hiermee zitten we midden in de geschiedenis van de strijd voor het christelijk onderwijs. Op 3 augustus 1878 is aan Koning Willem III het volkspetitionnement aangeboden. Dit ‘smeekschrift’ aan de Koning om een school met de Bijbel werd door niet minder dan 305.102 personen uit het gehele land ondertekend. Zij verzoeken de Koning om de Onderwijswet van de liberale minister Van Kappeyne niet te ondertekenen. Deze wet zal de Scholen met de Bijbel met de ondergang bedreigen. In elke plaats is een comité opgericht om de handtekeningen te verzamelen. Deze comités vormen later ‘De Unie’ (een school met de Bijbel) . Elk jaar wordt in augustus de bekende ‘Uniecollecte’ gehouden.

Op 24 november 1881 worden de Statuten van de ‘Vereniging tot heil der jeugd’ opgesteld en wordt aan Z.M. de Koning verzocht om rechtsgeldigheid.
De goedkeuring wordt in maart 1882 ontvangen, zodat er in Sliedrecht vanaf die tijd een Vereniging bestaat om het christelijk onderwijs te bevorderen.

Opmerkelijk is dat, in tegenstelling tot andere plaatsen, niet de kerkenraad, maar een Vereniging de aanzet geeft om aan het onderwijs van de jeugd richting te geven.

Als men daarbij nog bedenkt dat er toch predikanten van ‘naam’ in Sliedrecht stonden zoals ds. J. Juch, ds. J. Wisse Cz. en ds. E. van ’t Loo, moet vastgesteld worden dat de Vereniging bij haar oprichting met overtuigingskracht heeft moeten werken .

Veel strijd is er geweest over de vraag: “Moet het een school van de Vereniging zijn of een school der Gemeente?”

De kerkenraad roept op zondag 28 september 1884 na de avonddienst de manslidmaten bijeen om van hen te vernemen welke school zij verlangen.
De uitslag van deze vergadering is:”Een school van de Gemeente”.

School-1102Een eigen school
Op 1 juli 1888 wordt ds. J.R. Dijkstra bevestigd als predikant van de Christelijk Gereformeerde Gemeente te Sliedrecht. Als voorvechter van het Christelijk onderwijs vindt hij hier een gemeente die aan het sparen is om een school te stichten .
Hij is de man die de ‘schoolzaak’ met voortvarendheid ter hand neemt. Op 6 augustus 1888 wordt een vergadering gehouden waar alles op een rij gezet wordt.

1. Het stichten van een school is een Christenplicht.
2. Een nieuw schoolgebouw kost ca. f. 4.500, —
3. In kas is ca. f. 1.800, —
4. Het tekort bedraagt ca. f. 2.700, —

Financieel probleem
De zaak is duidelijk, er is een financieel probleem. Staande de vergadering vraagt ds. Dijkstra wie er bij wil dragen om dit tekort weg te werken. Er wordt voorgesteld om geld tegen lage rente te lenen. Ds. Dijkstra merkt met klem op, dat het beter is een school te stichten zonder schuldenlast. Een school in stand houden vraagt toch al jaarlijks een groot offer. Op diezelfde avond wordt er ingetekend voor een bedrag van f. 889, –. Binnen een paar weken is het resterende bedrag bijeengebracht, wat blijkt uit de notulen van 7 september 1888.

In deze vergadering wordt besloten om over te gaan tot het bouwen van een ‘School met de Bijbel’. Door de grote offervaardigheid, welke in korte tijd getoond is, wordt ‘door des Heeren Zegen een deur der Hoope ontsloten om spoedig met de bouw der school te beginnen.’

School-1103Op 9 oktober 1888 vindt achter het gebouw van de toenmalige Christelijk Gereformeerde Gemeente een kleine, maar historische plechtigheid plaats.
In de voormalige pastorietuin (voor de predikant was een ander huis gekocht en het hoofd der school werd de nieuwe bewoner van de pastorie) is de fundering al gelegd voor de nieuw te bouwen school. De eerste steenlegging wordt verricht door de kleine Rein Dijkstra, het 3½ jaar oude zoontje van de predikant.
Een eenvoudige steen wordt naderhand in de gevel aangebracht met daarop de volgende woorden:
De eerste steen gelegd door Rein Dijkstra J.R. zn.
Oud 3½ jaar
9-10-1888
Spreuken 22 : 6
Het wordt een eenvoudige school met 3 lokalen, ongeveer 21 meter lang en 9 meter diep.
Bij een school horen kinderen en onderwijzend personeel. Het bestuur heeft dan ook de handen vol om dit bij elkaar te krijgen.

Bokhout
In januari 1889 wordt aan de heer J. Bokhout, onderwijzer te Dordrecht, verzocht om eens met het bestuur te spreken. Van hem zijn ‘alleszins zeer gewenschte getuigenissen vernomen.’ Met algemene stemmen wordt hij op 24 januari 1889 tot hoofd der school benoemd met een traktement van f. 800,- per jaar. Op 7 maart 1889 wordt aan ouders en voogden die het ‘Christelijk onderwijs voor hunne kinderen begeerden’ gelegenheid gegeven daarvan opgave te doen. Op die avond worden 95 kinderen ingeschreven.

Over de opening van de school is alleen bekend dat ds. J.R. Dijkstra op donderdag 25 april 1889 gesproken heeft over Spreuken 1 : 7a: “De vreeze des Heeren is het beginsel der wetenschap.”

De opening moet voor ds. Dijkstra een bijzondere dag zijn geweest. Binnen een jaar na zijn komst in Sliedrecht wordt de zolang begeerde school geopend. Hij was de man die hier als voorvechter van het christelijk onderwijs orde op zaken stelde. Een niet geringe prestatie, als men daarbij bedenkt onder welke omstandigheden hij in Sliedrecht zijn ambt moest vervullen. Bij zijn overlijden wordt dit duidelijk.

In het jaarboekje van de Gereformeerde Kerken van 1925 wordt het volgende geschreven: “‘Hoe het kwam, zij hier opengelaten, maar ds. Dijkstra en Sliedrecht pasten niet bij elkaar”.
Op 27 oktober 1889 verlaat hij Sliedrecht en vertrekt naar Joure.

School-1104De lessen beginnen
Op maandag 29 april 1889 beginnen de lessen. Het aantal leerlingen bedraagt 126. Meester J. Bokhout, het hoofd der school, en meester J. Oostenga vormen samen het onderwijzend personeel. Het schoolgeld is 10 cent per week voor elke leerling, met vermindering van 2½ cent voor elk volgend kind uit hetzelfde gezin. Voor ouders die kunnen bewijzen niet bij machte te zijn het volle schoolgeld te betalen, is een beroep op het suppletiefonds mogelijk.

Zo startte de school 100 jaar geleden, en het ging goed. In september zijn reeds 2 lokalen gevuld met 140 leerlingen! Meester Oostenga heeft de eerste en tweede klas met ongeveer 70 leerlingen, meester Bokhout de derde tot en met de zesde klas, samen zo’n 70 leerlingen.

Als aan het einde van een bewogen jaar de stand van zaken wordt opgemaakt, is er grote dankbaarheid dat nu ook Sliedrecht een ‘School met de Bijbel’ heeft.
De penningmeester heeft, nadat alles betaald is, nog f. 19,99½ in kas. Het schoolgebouw heeft uiteindelijk f. 4.738,96 gekost!

Wat er gebeurde in de eerste 10 jaar?
* 1890: Juffrouw Pos begint met het geven van nuttige en fraaie handwerken voor de meisjes.
* Pleuntje Bokhout ontvangt voor het aanmaken van de kachels in de school f 12, — per half jaar.

* 1891: De Unie collecte welke op 13 augustus huis aan huis wordt gehouden door alle bestuursleden, brengt f 250, — op.
v Meester A. Kes wordt benoemd tegen een jaarloon van f 525,-.

* 1892: De kerken die uit de ‘afscheiding 1834’ zijn ontstaan (Christelijk Gereformeerde Gemeente) en de kerken die in de ‘Doleantie 1886’ (Nederduitsche Gereformeerde Kerk) hun oorsprong hadden, besluiten samen op weg te gaan. Op een gezamenlijke synode vergadering, 16 juni, wordt dit besloten. Een nieuwe naam wordt gekozen namelijk Gereformeerde Kerken in Nederland. Zo verandert ook de naam van de school (eerst uitgaande van de Christelijk Gereformeerde Gemeente en nu uitgaande van de Gereformeerde Kerk) in Gereformeerde School.

* 1893: Op 30 augustus wordt in Sliedrecht een Vereniging voor Christelijk Onderwijs opgericht. Bestuur en leden komen uit de Nederlandse Hervormde Kerk.

School-1105
De Zoutstoep was in dit gedeelte van de Kerkbuurt

* 1894: Het aantalleerlingen is gestegen tot over de 200! Dit geeft problemen. De wet op het lager onderwijs eist, dat, als er per 1 januari 1895 meer dan 199 leerlingen zijn, men verplicht is een nieuwe onderwijzer te benoemen. Financieel geeft dit voor het bestuur grote zorgen. Waar halen we het geld vandaan?

* Na enige discussie besluit men aan de ouders van enkele kinderen het volgende voor te stellen: ‘In april gaan de kinderen toch van school, wilt U ze in deze situatie eind december al van school nemen?’

* 1895: Bestuursleden zijn de heren: ds. G.H.W. Esselink, J. Ceelen, B. v.d. Wiel, A. Baars, A. Meyer, H.F. Roskam en A. Versteeg.
* Het kolenhok van het hoofd der school mag op kosten van de schoolvereniging worden gemaakt.

* 1896: De school wordt uitgebreid met een lokaal, zodat er nu 4 lokalen zijn.
* 1897: Er zijn klachten bij het bestuur binnengekomen: het onderwijzend personeel slaat de kinderen. Op een bestuursvergadering moeten zij zich verantwoorden. Meester J. Bokhout springt in de bres voor zijn collega’s.
* Hij verklaart dat het geen algemeen gebruik is om de jeugd te slaan. Bij hoge uitzondering wordt er wel eens een ’tikje’ gegeven. Het blijkt dat sommige kinderen het bij hun ouders veel erger maken dan het is.
* Er is een vacature en meester Dotman uit Dordrecht geeft proefles. De bestuursleden zijn tevreden over hem. Op de vraag of er geen bezwaren tegen zijn benoeming zijn, klinkt een gereformeerde stem: “Jawel, hij is lid van de Nederlandse Hervormde Kerk.” Maar,… er zijn omstandigheden die positief kunnen uitvallen. Bij een eventuele benoeming gaat hij des avonds naar huis en des zondags kerkt hij in Dordrecht. Met gesloten enveloppe wordt gestemd, 5 stemmen voor, 1 stem tegen. Hij wordt benoemd per 1 juli 1897.

* 1898: Meester J. Bokhout neemt zitting in de plaatselijke feestcommissie voor het aanstaande kroningsfeest. Het bestuur heeft geen bezwaar mits de te zingen liederen niet in strijd zijn met onze beginselen. Ds. J. v.d. Berg en de heer J. Ceelen zullen in overleg met het personeel van de school enige versieringen aanbrengen in verband met het feest van Prinses Wilhelmina op 6 september.
* De penningmeester, de heer C.M. van Rees, heeft gezorgd voor een flinke schoolbel; allen zijn zeer tevreden. Prijs f 5, –.

* 1899: “Zal er nog iets aan de pleeën verbeterd kunnen worden? Ze rieken den laatste tijd zoo erg!’ De bestuursleden, de heren B. v.d. Wiel en R Rijsdijk, zullen een onderzoek instellen.

10 – De scholen aan het begin van de 20e eeuw

Een nieuwe school aan de Boslaan
De school nabij de Boslaan (De Bossche school) kwam in 1903 gereed. De oude Maranathaschool werd in hetzelfde jaar gesloten. Met de komst van de school bij de Boslaan diende een nieuwe nummering te komen. Zo werd de Groeneveldeschool nu school I, de school bij de Boslaan school II, de school in het oostelijke deel van de Kerkbuurt werd school III, de school bij de kerk heette school IV en de school op Baanhoek was school V.
Voor school II (De Groeneveldeschool) betekende de opening van de nieuwe school een grote verandering. Het personeel bleef op de vertrouwde plaats werkzaam. Wel waren zij voortaan verbonden aan school I. Het grootste deel van de leerlingen verhuisde echter naar de school aan de Boslaan, waar ook een aantal leerlingen van de school van de heer Disselkoen (school IV) werd geplaatst. Van school III werd een twintigtal kosteloze leerlingen verplaatst naar andere scholen. Op school I werden de leerlingen van de voormalige Maranathaschool geplaatst. Het personeel van deze school gaf in ‘ t vervolg les aan de Bossche school, school II. Het hoofd van de school, de heer T. Hoekstra, was zeer tevreden met het nieuwe onderkomen. Hij constateerde met genoegen dat het gebouw uitstekend voldeed. Ook de verwarming liet in de voorbije wintermaanden niets te wensen over. Het personeel sprak waardering uit voor de nieuwe werkomgeving, waar het in de “frissche lokalen het zooveel prettiger en dus beter lesgeven is.” Aan de school werd een zevende leerkracht toegevoegd, waarmee ook het hoofd van deze school weer ambulant werd.

Schoolbehoeften
Vaak lezen we dat de scholen geen mogelijkheden zagen om te komen tot een inrichting van een schoolbibliotheek. Pas in 1903 werd voor het eerst een kleine bibliotheek aan school II geopend. Het bedrag waar de hoofden van scholen mee moesten rondkomen was dan ook geen vetpot. De scholen I, II, IV en V ontvingen per leerling f 0,80 per jaar. Voor school III was dit bedrag f 1,90 per leerling per jaar. Nuttige handwerken was een duur vak. Per vrouwelijke leerling werd voor alle scholen een bedrag van f 0,50 beschikbaar gesteld.

School-1001
Schoolklas met schoolhoofd Disselkoen van school IV

Ambtsjubilea
Op 1 november 1904 was de heer Disselkoen 25 jaar hoofd der school, waarbij hij bedacht werd met ene bloemenhulde. Een maand later vierde de heer Groenevelt zijn 40-jarig jubileum als hoofd van de school, waarbij hij door de Commissie gecomplimenteerd werd.
In dit jaar werd ook het vak gymnastiek op school I en V ingevoerd, hoewel de omstandigheden in de open lucht op stoffige speelplaatsen niet gunstig waren. We laten dan de wintermaanden en de regenachtige dagen nog maar buiten beschouwing.

Geschuif met leerlingen
Een pluspunt was de daling van het aantal leerlingen per klas. Deels werd dit bereikt door de herplaatsing van de leerlingen over de scholen na de opening van de Bossche school en mede werd het verwezenlijkt door het overplaatsen van leerkrachten naar de scholen I en II van de scholen IV en V.
Overigens had de overplaatsing ook een schaduwzijde. Leerkrachten kregen steeds leerlingen van andere scholen voor hun neus. Leerlingen met geheel verschillende achtergronden. Uiteenlopende leeftijden tussen de negen en dertien jaar in klas 4 waren geen uitzonderingen. Getracht moest maar worden om er weer een eenheid van te smeden. Geen gemakkelijke opgave. Nadat in 1905 het achtste lokaal van de Bossche school in gebruik was genomen bij de aanstelling van een extra leerkracht en de schoolhoofden van de scholen IV en V een klas toegewezen werd, was daarmee uiteindelijk de wens van de afdeling Sliedrecht van de Bond van Onderwijzers werkelijkheid geworden. Van de aanwezige lokalen werd optimaal gebruik gemaakt en het ambulantisme was redelijk teruggebracht.
Het besluit werd met de volgende woorden begroet: “Wij zijn ten zeerste ingenomen met het feit dat hij, die de beste leerkracht moet zijn, zelf klassenonderwijzer is.” Het leidde wel bij ziekteverzuim tot het naar huis sturen van leerlingen.

Schoolverlaters
Het is wel aardig om eens te bekijken waar de schoolverlaters van school III in 1905 terecht kwamen. Vijf meisjes verlieten de school in de loop van ’t jaar 1905 wegens volbrachte schooltijd. Twee daarvan bezochten de normaallessen te Sliedrecht, de andere drie waren in huishouding werkzaam. Eén jongen (uit de 7e klas) ging een ambacht leren, één jongen ging naar de Ambachtsschool te Dordrecht, één meisje naar de Industrieschool te Dordrecht, twee leerlingen vertrokken naar een lagere school te Dordrecht, vier leerlingen verhuisden naar andere plaatsen, één jongen ging naar de H.B.S. te Dordrecht, één jongen naar ’t Gymnasium te Dordrecht. Van deze leerlingen hadden er zes de 6e schoolklas niet doorlopen, n.l. de vier die verhuisden en de twee die naar een lagere school in Dordrecht vertrokken. Eigenlijk een mager resultaat als met de opzet van de school, opleiding voor H.B.S. e.d. in aanmerking neemt.

Geen lieverdjes
Niet altijd is sprake van volgzame, lieve, oplettende kinderen. In het jaarverslag over 1905 van school 4 lezen we: “De vijfde klasse telt 54 leerlingen, waarvan 24 al eens zijn blijven zitten en 12 meer dan eenmaal. Naast leerlingen, die den 13-jarigen leeftijd reeds hebben volbracht of dien voor 1 april zullen bereiken, zitten kinderen van 10-jarigen leeftijd. De oudsten zijn de domsten en de ondeugendsten. Het werken in deze klas eischt de uiterste inspanning en als de namiddagles dan nog gevolgd wordt door een gymnastiekles is de onderwijzer gewoon “op”.
Een nog erger geval speelde zich af op school II, waar een leerling een bron van last voor de onderwijzer en een gevaar voor de medeleerlingen was. Hoewel het hoofd op verwijdering aandrong en plaatsing op een tuchtschool, werd aan het verzoek geen gehoor gegeven. De vrees leefde dat het verwijderen van de knaap een voorbeeld voor anderen zou kunnen zijn. Wie zich maar steeds lastig, brutaal en onhandelbaar zou opstellen, zou zich daarmee een mogelijkheid scheppen om aan de leerplicht te ontsnappen……. .

Het jaar 1906
Een aantal feiten en gebeurtenissen betreffende het jaar 1906 waren o.a.:
* De opening van de derde christelijke school op 1 april 1906, wijk C 163, kostte de openbare scholen IV en V diverse leerlingen. Een feit waarmee men niet ingenomen was, maar dat wel mede de oorzaak was van minder volle klassen. * De prijzen voor getrouw schoolbezoek worden vervangen. Immers schoolbezoek was een plicht geworden en diende niet langer beloond te worden. Naast getrouw schoolbezoek zouden voortaan ook factoren als vlijt, gedrag en vorderingen mee gaan tellen. Een en ander diende per 1 april 1907 in werking te treden.

* Bij de schoolcommissie leeft de wens uit te breiden tot zeven leden om zodoende tot een betere werkverdeling te komen. Dit gebeurt een jaar later in 1907.

School-1002* Even leefde het idee in 1906 om een aantal klassen in te richten speciaal voor “achterlijke” kinderen. Na overleg met deskundigen bleken de “achterlijken” niet echt achterlijk te zijn en kon elk kind op de eigen school blijven. * Op school IV is de bekende leesmethode van Hoogeveen ” Aap, Noot, Mies”, in gebruik.

* Problemen waren er volop. Bijvoorbeeld rond de zeer verschillende methoden die op de scholen werden gebruikt. Onder andere bij verhuizingen en overplaatsing van leerlingen kwamen deze aan de orde.

* Het verschillende tijdstip van toelating op de scholen gaf eveneens stof tot overdenken. Sommige scholen telden over een periode van 6 jaar acht groepen en andere weer zes groepen, enz.

* Eerste aanzet tot sparen (enkele kinderen) voor een gezamenlijk schoolreisje naar Den Haag en Scheveningen met 20 kinderen o.l.v. onderwijzer Runge.* Minder enthousiasme om schoolverslagen te maken bij het personeel, daar de moed verloren gaat als men geen resultaten ziet bij vorige gedane wensen… .

* Trouwens, de heren hoofden van scholen blonken ook niet uit in hun berichtgeving. De Commissie bericht aan het College van B & W: “Wat de verslagen der H.H. Hoofden betreft, moeten wij U mededeelen, dat zij wat inhoud en zaakrijkheid betreffen, niet vooruitgegaan zijn”.

* Een feit dat toegeschreven werd aan het afschaffen van het ambulantisme, waardoor de controlerende rol minder mogelijk was geworden.

* De roep om centrale verwarming wordt hoorbaar. Vooral voor school I, grootendeels bevolkt met de slechtst gevoede en gekleede kinderen, diende de centrale verwarming tot aanbeveling.

* Het publiek is intussen op de hoogte dat slaan van de kinderen niet langer toegestaan is. Graag wordt dit feit aangegrepen om een onderwijzer aan de schandpaal te nagelen. De Commissie besluit echter voortaan alleen maar schriftelijke en ondertekende voorvallen, waarbij zichtbare tekenen van mishandeling kunnen worden getoond in behandeling te nemen.

Het jaar 1907
* De wens om te komen tot gelijke schooltijden voor alle scholen en een gelijk leerplan leeft sterk bij de commissie. Men wenste meer eenheid in methode en leerplan, zodat overplaatsingen en verhuizingen met minder problemen zouden kunnen verlopen.

* Ook de schoolopziener was hiervan een voorstander. Deze wenste voor alle scholen:
1. een zelfde schooltijd;
2. een zelfde leerplan;
3. zoo min mogelijk verplaatsing van leerlingen;
4. dat de leerlingen gelijkmatig over de scholen zouden worden verdeeld;
5. dat zooveel mogelijk éénzelfde methode zou worden gevolgd;
6. dat Commissie en B & W door bezoeken zich zouden overtuigen van de vorderingen der leerlingen.

* Aan de wensen van de schoolopziener kon niet worden voldaan daar de heren schoolhoofden zich met de punten 1, 2 en 4 niet konden verenigen. Punt 3 zou een zaak van B & W moeten zijn. Wellicht zou het verdwijnen van de 8-klassige scholen de hoofden van gedachten doen veranderen. Besloten werd de scholen 1 en 2 weer terug te brengen naar zes klassen van 12 maanden i.p.v. de acht klassen van 9 maanden. Het cursusjaar werd zodoende met 3 maanden verlengd van 1 januari 1908 tot 1 april 1908. Rond de methoden waren en bleven de meningen van de hoofden sterk verdeeld, een invoering van één leerplan zou al heel wat moeilijkheden kunnen opheffen. Op school hebben de onderwijzers zelfs voor de verschillende groepen andere schrijfmethoden voorgeschreven gekregen door het hoofd.

School-1003
Schoolklas school II met de heer Steijnis

* De Commissie voelt veel voor het opnieuw gedeeltelijk invoeren van het ambulantisme op school II, IV en V. Tijdelijk zou een onderwijzer aangesteld moeten worden voor de drie scholen.

Geen rozengeur, maar … een mesthoop
* De gedeeltelijk overdekte speelplaats van school I was eindelijk bestraat, maar werd niet schoongehouden en was daardoor sterk vervuild.* Met de verwarming was ’t in deze school nog knudde. Slechts 2 dagen waren de lokalen van school 1 in de voorbije winter goed verwarmd als gevolg van het stoken van cokes. Een geslaagde proef die echter niet werd doorgezet. De kinderen in de laagste 4 klassen hadden vaak zoveel last van de rook, dat ze telkens naar buiten moesten in de erge kou.

* In school V was het al niet veel beter. In groepjes dienden de kinderen zich bij de kachel hun verkleumde vingers te komen warmen.

* School II was drie weken gesloten i.v.m. difteritis.

* School III bleef zorgen baren. De bevolking heeft geen vertrouwen in ‘ t onderwijs.

* De schoolreis school IV was doorgegaan. Voor het volgend jaar stond een uitstapje naar Arnhem en Nijmegen op het programma.

* De speelplaats van school III mag de naam van schoolplein niet dragen. Er is in de steeg zo’n sterke luchtzuiging dat het er altijd waait. Als er bijna geen wind was tochtte het er nog. Indien men opzettelijk versnelling van de luchtstroom had willen verkrijgen, had men ’t niet beter kunnen doen dan in de stoep het schuurtje en de beide bergplaatsen te bouwen. Een wens was de tuin tegenover de school in te richten als plein.

* Een mesthoop stinkt zo erg naast een klassenlokaal van school V, dat de ramen niet open gezet kunnen worden. Inheemse westenwinden! Leerlingen van deze school moeten zelf soms leermiddelen kopen zoals griffels, veren, gom, e.d. Een stoel en lessenaar blijven vrome wensen, evenals schoolvergaderingen. Het plein van school V werd ook gedeeltelijk bestraat.* Urinoirs blijven op vele plaatsen stinken..

Een leerling in het kolenhok
Op een buitengewone vergadering van de schoolcommissie (1907) moet een leerkracht zich verantwoorden voor een tegen hem ingediende klacht. Een vader had beweerd dat zijn zoon onwaardig behandeld was door de onderwijzer. Het kind zou zijn opgesloten in ’t kolenhok van de school.
De onderwijzer deelde mee dat de leerling in zijn klas was geplaatst zonder daartoe bekwaam te zijn, hij was erg achterlijk, zelfs door het geven van privaatlessen was ’t aan ’t hoofd van de school niet gelukt de jongen lezen te leren. Daarbij was de knaap erg lastig en ongezeglijk, zodat de onderwijzer zich nogal eens driftig maakte tegenover de jongen, die het zelfs in de klas andere leerlingen lastig maakte.
Het was daarbij voorgekomen dat de jongen uit de klas was verwijderd en enige tijd in de gang stond, waarna hij later weer binnen werd geroepen. ’t Was ook voorgekomen dat wanneer hij de jongen riep deze uit ’t kolenhok kwam, wat zich aan ’t einde van de gang bevond, doch nimmer had hij de jongen in genoemd hok geplaatst Integendeel, hij begaf zich soms vrijwillig daarheen.
Een paar malen was ’t gebeurd dat de jongen, na in de gang te zijn geplaatst, naar huis was gegaan en dan door vader of moeder weer naar school was gebracht.

Een rokende leerling
De commissie kreeg wel meer klachten te behandelen. Zoals de zaak tegen een leerkracht die een jongen zodanig had geslagen dat het kind blauwe plekken op het zitdeel had gekregen.
De voorzitter der commissie, tevens arts had zich overtuigd van de ernst der zaak. De onderwijzer bekende dat hij de leerling moedwillig een klap had gegeven, terwijl hij surveilleerde op het plein. De leerling zou zeer lastig zijn. Straffen hielp niet. Het gebeurde had plaats omdat de jongen een pijp rookte op het plein. Hij had hem al herhaalde malen een pijp afgenomen en er was vroeger al eens bijna een ongeluk gebeurd met een pijp en lucifers. Ook bleek de leerling andere jongens sigaren te hebben gegeven.
De onderwijzer werd te kennen gegeven dat hij de maat wel wat overschreden had, waarop hij verklaarde niet van de verordening op de hoogte te zijn. De verordening werd toegezegd en de onderwijzer werd te kennen gegeven zich voortaan van dergelijke straffen te onthouden …!

09 – Strijd tussen schoolhoofden en onderwijzers

Het voorstel om inzage te krijgen in het jaarverslag, ingediend door de Bond van Onderwijzers afdeling Sliedrecht, viel bij niet in goede aarde bij de heren hoofden van scholen.
Dit blijkt duidelijk uit onderstaand schrijven gericht aan de Commissie van Toezicht.

M.M.

In antwoord op de missive d.d. 26 januari 1904 namens de Commissie van Toezicht tot ons gericht door den Secretaris, den Heer van Papenrecht om ’t jaarlijksch schoolverslag op te maken in overleg met ons personeel, hebben wij de eer U te berichten, dat wij ons wenschen te houden aan de wetten en voorschriften, ons van overheidswege gegeven.
Zoolang de republikeinsche school niet is ingevoerd en de gemeenteraad van Sliedrecht ons zijn vertrouwen blijft schenken, moeten wij weigeren elke poging te steunen, die wordt aangevoerd om de rechten, die bij de wet of verordening van ’t Hoofd eener School zijn toegekend, aan anderen over te dragen.
Naar onze meening zal iedere maatregel, die het gezag in de school aantast, het openbaar onderwijs schaden.
Wel zijn wij steeds bereid wenschen en opmerkingen, door ons personeel aan ons kenbaar gemaakt, ernstig te overwegen en daarvan, voorzooverre zij ons geschikt voorkomen, in ons verslag melding te maken.
Overigens zullen wij ingevolge art. 13 der verordening een verslag inzenden, zooals zoovele jaren heeft plaatsgehad, zonder dat wij, in strijd met de verordening en dus in strijd met onzen plicht, ons personeel de gelegenheid zullen bieden daarin een oordeel uit te spreken over eigen ijver, eigen geschiktheid, gedrag, enz, enz.
Wij meenen met zekerheid te mogen aannemen, dat eene dergelijke absurditeit nimmer bij de vaststelling der verordening in ’s raads bedoeling heeft gelegen.
Wij zullen echter de vrijheid nemen afschrift dezes aan dat College toe te zenden, opdat de Gemeenteraad zich zal kunnen uitspreken voor ’t geval, dat wij ons in dezen mochten vergissen en de Raad het eenhoofdig gezag in de school niet in allen deele mocht willen handhaven.

Hoogachtend enz.
De Hoofden der O.L. scholen
Alhier.

Sliedrecht, 30 januari ’04

School-0901
´t Groeneveldeschool en omgeving Op deze foto zien we de oude Groeneveldeschool. Althans zo werd het gebouw in de volksmond genoemd.Bij de nieuwbouw kreeg de school officieel het nummer 2. Later nadat de school in het Maranathagebouw werd gesloten en de Bosscheschool bij de Boslaan was geopend ging de school door het leven als school 1. Echter, de naam Groeneveldeschool verdween niet uit het spraakgebruik.

De onderwijzers krijgen inspraak bij de Commissie
Nadat de Commissie de hiervoor afgedrukte brief had ontvangen waarin door de schoolhoofden het verzoek om samen met het personeel een verslag op te stellen werd afgewezen, werden de onderwijzers en onderwijzeressen per schrijven van 1 februari 1904 verzocht zelfstandig een verslag over het afgelopen jaar te maken. Hiervan werd gaarne gebruik gemaakt. Over het verstreken jaar 1903 maakten de onderwijzers vervolgens voor ’t eerst een eigen jaarverslag.

Een jaarverslag van het onderwijzend personeel
We zullen in de diverse verslagen eens nagaan wat er onder het onderwijzend personeel leefde.
Het grootste gebrek aan school I (Rivierdijk, thans omgeving ’t Groenevelt) was volgens de onderwijzers en onderwijzeressen “het gemis aan eenheid”. Zo werd in de aanvangsklassen een andere rekenmethode gebruikt dan in de daarop volgende klassen. Voor vele vakken moest iedereen maar zien wat hij of zij deed. Schoolvergaderingen, waarbij het leerplan gezamenlijk besproken zou kunnen worden, werden niet gehouden. Het leerplan, opgesteld door het schoolhoofd, was een papieren ding dat hier of daar ergens in een kast door het schoolhoofd was opgeborgen en waarmee een deel van ’t personeel in ’t geheel niet op de hoogte was. De hoofden waren wars van schoolvergaderingen. Waren zij bang voor een geldingsdrang van de onderwijzers? Het doordrijven van hun zin tegen de wil van ’t hoofd? Voor oppositie? Wellicht was hun vrees niet geheel ongegrond. De nieuwe eeuw was kennelijk het startpunt om lang broedende ideeën aan de oppervlakte te brengen.

Autocratisch
De vraag : ” Wilt gij ’t gezag van ’t hoofd der school in zijn tegenwoordigen vorm behouden?”, werd met een duidelijk “Neen!” beantwoord.
Het autocratische gezag der schoolhoofden, misschien voor vroegere toestanden geschikt, zou met alle eerlijke middelen bestreden moeten worden. Niet langer kon berust worden in de toestand van onmondigen en minderwaardigen. Duidelijk werd de werksfeer er als een van heer en knechtschap ervaren.
Een groot bezwaar was het lesgeven aan veel te grote klassen. Het handwerkonderwijs diende niet langer aan twee klassen (60 leerlingen) tegelijk gegeven te worden. Het onderwijs was voor de toekomstige huismoeders van te groot belang om er op een dergelijke wijze mee om te gaan.
Bij absentie van de leerkrachten zou een regeling getroffen moeten worden waarbij zo weinig mogelijk met leerkrachten werd geschoven en het onderwijs zo min mogelijk schade werd aangedaan.
De morgenschooltijd zou onderbroken moeten worden door een schoolpauze in het belang van de gezondheid en de beweeglijkheid van het kind. Bovendien zou voor een betere ventilatie van de schoollokalen gezorgd moeten worden.

Geen zindelijke zaak
Het schoonmaken van de lokalen verdiende veel verbetering. Op ramen en deuren lag zoveel stof, dat men er wel op kon schrijven …. . Het kwam meermalen voor dat ’s woensdagsmiddags de school eerst werd schoongemaakt en daarna de kachelpijpen werden geveegd, waardoor alle banken met roet waren bedekt. De kleren en handen van de kinderen werden besmet. Geen zindelijk zaak … .
Een kraan van de waterleiding zou in ieder lokaal zeer wenselijk zijn om de kinderen tijdens warme zomerdagen zonder stoornis te laten drinken. Een wasbak onder de kraan zou goed uitkomen om de kinderen, die thuis onvoldoende werden gereinigd, enigszins toonbaar te maken.
De verwarming was bij koud winterweer in een woord een treurnis. De lokalen werden te laat verwarmd om voor een aangename temperatuur te kunnen zorgen. Bovendien konden de kachels op sommige dagen zo roken dat het beter was ze maar uit te laten gaan en de gehele dag in de kou te zitten. Aanbevolen werd voortaan cokes te stoken.

School-0902
School 2 bij de Boslaan. Links op de foto is de Bosscheschool te zien.De school kreeg bij de opening het nummer 2. Rechts een een fraai beeld van de Boslaan, die de dijk met de Tiendweg verbond.

Onredelijk
Om de vrije- en ordeoefeningen (gymnastiek) zoveel mogelijk geregeld te laten verlopen was een houten vloer in de overdekte speelplaats wenselijk. Men zou dan minder van weer en wind afhankelijk zijn. Het feit dat de kinderen van de scholen III en IV hun oefeningen deden in een behoorlijk verwarmd lokaal bij “De Groote Kerk”, werd als een onredelijk feit gezien.
Het verslag eindigt met de woorden: “Wij waarderen het in Uwe Commissie, dat zij door het verzoek aan ons klasseonderwijzers getoond heeft onzen strijd te begrijpen, onzen verheffenden strijd voor de emancipatie van den klassenonderwijzer tot waarachtig nut van ’t onderwijs.”

Geen stoel
De collega’s van school 2 (de school aan de Boslaan, in later tijden huishoudschool) betreurden eveneens het feit dat het schoolhoofd zich niet op het verzoek van de Commissie was ingegaan, “terwijl hij toch, uit den aard der zaak, beter dan de Commissie zich ervan heeft kunnen overtuigen, dat onderlinge beraadslaging van het gansche personeel zoonoodig is.”
Twee oorzaken die de lagere school in haar ontwikkeling remden waren:
· het onderschatten van de waarde van goed volksonderwijs;
· De positie van het hoofd was er een als van meester en knecht. Het hoofd besliste alles, kon beslissen in alles, voor allen, over allen.
Aangepakt dienden te worden de grote klassen, een getalsgrootte van 30 werd als ideaal aangegeven.
Ook hier werd sterk geklaagd over het ontbreken van de juiste leermiddelen, zoals een klok en een weegschaal. Ook meer directere zaken zoals schriften, leien en gom waren niet altijd in voldoende mate aanwezig. Was het bedrag per leerling werkelijk niet te verhogen in het belang van beter onderwijs?
Van de omvang van de bibliotheek had behalve de onderwijzer van klas 6 geen weet. Duidelijk werd dat de onderwijzer nog steeds voor de klas stond. Een klassenstoel was voorlopig nog een vrome wens van de onderwijzer.

Privaten
Op school 3 (Kerkbuurt, voormalige ‘Woonkorf’) veroordeelt men het personeels- en salarisbeleid van de gemeente Sliedrecht, waardoor vacatures lang onvervuld bleven. Zo ook in 1903 toen men 8 maanden lang tevergeefs wachtte op een nieuwe collega.
De klassen 8 en 9 werden afgeschaft door B & W. De mogelijkheid om onderwijs op MULO-niveau te volgen was onmogelijk geworden. Een nieuw leerplan was noodzakelijk. Het werd door het gehele personeel opgesteld!
De 65 leerlingen waren toevertrouwd aan 5 leerkrachten, hetgeen schril afstak bij de overige scholen. Toch durfde men nog klagen ……. Een blijvende klacht behelst de gebrekkige speelplaats en de daaraan grenzende tochtige steeg. Over de reiniging is men niet enthousiast, evenals over de privaten De leermiddelen waren ruim voldoende.

School-0903
School 4 stond in wijk C, schuin tegenover de ´Grote Kerk`. Het gebouw was in de plaats gekomen voor de oudste school van Sliedrecht, die naast de kerk te vinden was.Het grote gebouw op de voorgrond diende als woning van het schoolhoofd.

Vele klachten
Op school 4 (Kerkbuurt tegenover de kerk) had men eveneens veel op te merken. In de eerste plaats werd een betere vorm van samenwerking tussen het personeel van de school onderling gewenst en in de tweede plaats werd geklaagd over het gebrek aan kennis betreffende de totale inrichting der school. De oplossing: Geregelde samenkomsten van het gehele personeel onder leiding van het Hoofd der School. Over de door andere scholen begeerde gymnastiekruimte vele klachten. Slechte verlichting – veel te weinig gaslampen – , een onaangename geur te wijten aan een riool en het gedwongen moeten nat houden van de vloer. Gelukkig werd hiervoor een oplossing gevonden door de vloer te oliën, waardoor het stof gebonden werd en meer gaslampen te plaatsen. Merkwaardig om te lezen, maar een kistje verbandmiddelen ontbrak nog steeds op de scholen.

Vrijmoedig en ongehoorzaam
Ook op school 5 (Baanhoek) zijn de klassen veel te groot. Het onderwijzend personeel erkent dat “de resultaten van het onderwijs in de verschillende klassen niet zijn, zooals wij van een goede zesklassige school zouden kunnen verwachten. De aanvangsklasse is al zo groot dat in die klasse geen voldoende ontwikkeling te bereiken is.”
De lokalen worden in ’t algemeen te groot bevonden, waardoor ’s winters een probleem ontstaat rond de verwarming en de verlichting.
Vanwege de inloop van veel vuil – de kinderen liepen op klompen – werd de aanschaf van schoolpantoffels aanbevolen. Over ’t gedrag van de leerlingen spreekt men van vrijmoedig en ongehoorzaam. Vooral jonge leerkrachten lukte het pas na veel moeite orde te handhaven. De Sliedrechtse jeugd maakte in dit opzicht geen gunstig figuur, vergeleken bij die van andere gemeenten.
“Wellicht zou uit het vrijmoedig spreken de gevolgtrekking kunnen worden gemaakt, dat de kinderen tenminste kunnen spreken, doch niets is minder waar, wanneer men onder spreken verstaat: het net en duidelijk uitdrukken van hun gedachten.”

Uit den boze
Omtrent de leermiddelen hadden de leerkrachten geen idee wat aangeschaft werd en aanwezig was. Ze waren zeker onvoldoende in voorraad. Een ander probleem was de onmogelijkheid voor de onderwijzers een keus te bepalen bij de aanschaf van nieuwe boeken, daar hij/zij geen idee had welke de mogelijkheden waren. De presentexemplaren kwamen niet verder dan de kamer van ’t hoofd. Een personeelsbibliotheek was een duidelijke vereiste om tot een verantwoorde keuze te komen.
Ook hier wordt geklaagd over het gemis aan samenwerking van ’t onderwijzend personeel. Een vak zou gedurende een zesjarige cursus volgens drie of vier verschillende methoden onderwezen worden. Bij de overgang had de onderwijzer geen idee van de aanwezige kennis van zijn nieuwe groep leerlingen. Ook bij de toepassing van de tuchtmaatregelen was geen enkele eenheid te bespeuren. Wat bij de een werd toegelaten, werd bij een volgende leerkracht bestraft. Duidelijk is dat men pleit voor het houden van schoolvergaderingen.
Het werd uit den boze beschouwd dat voor het lezen van een boek uit de schoolbibliotheek een bijdrage van de lezer (1 cent) werd gevraagd. De gemeente zou met een betere vorm van subsidie hier een eind aan kunnen maken. Het aantal lezers zou zeker ook toenemen als de rem van de financiële bijdrage zou worden weggenomen. Gevraagd werd om een bedrag van f 15,00 à f 20,00 per jaar. Ingenomen was men over de doorgevoerde pauze in de ochtendschooltijd, welke een gunstige invloed had op ’t daaraanvolgende lesuur.

Veel hebben de uitvoerige verslagen het eerste jaar niet opgeleverd. “Het personeel van school 2 begint dan ook een jaar later het verslag van 1904 met de regels:

“Ons rapport zal voor een goed deel gelijkluidend zijn met dat van verleden jaar, daar de toestanden in vele opzichten ongewijzigd zijn gebleven.”

School-0904
Dokter Prins De Baat,
lid van de Schoolcommissie

Strubbelingen tussen de commissie en de hoofden van scholen
Een opmerking rond het functioneren van een onderwijzeres van één der scholen zou leiden tot een fikse botsing. De sfeer tussen de nieuwe Commissie en de schoolhoofden was zeker niet optimaal na het betrekken van het onderwijzend personeel bij de jaarverslagen. Het werd er niet beter op toen de onderwijzeres haar schoolhoofd voor de Commissie daagde om zijn kritiek hard te maken. Van de secretaris had zij het probleem rond haar vernomen. Betrokken schoolhoofd was hierdoor zo in z’n wiek geschoten dat hij in het eerstvolgende jaarverslag (1904) weigerde namen te noemen bij gemelde feiten.

De Commissie vond het verslag op haar beurt beneden alle peil en eiste een nieuw en beter uitgewerkt rapport. Het schoolhoofd op zijn beurt weigerde, waarop de Commissie de Schoolopziener inschakelde.

In een buitengewone vergadering, onder leiding van de schoolopziener, op donderdag 21 september 1905 werd het probleem aangekaart.
De ingediende klacht betrof: “Het niet geven van die inlichtingen welke de Commissie noodig oordeelde.” Het schoolhoofd wordt verweten dat hij de autoriteit niet voldoende waardeert. De door de Commissie gewenste aanvulling was meer dan redelijk. Het verzwijgen van gegevens en namen werd gezien als een verzaken van de plicht.
Het schoolhoofd gaf van zijn kant te kennen dat het onmogelijk was een klacht tegen hem in te dienen daar hij zijn plicht had voldaan door een verslag in te dienen. Het feit dat de Commissie het verslag terugzond, wat hij als een grove belediging opvatte, deed niets aan het feit af.
Bovendien vond hij het minder raadzaam de Commissie nieuwe gegevens rond personen te verstrekken daar hij weinig vertrouwen had in de bron waaraan de zaak werd verteld. Als hoofd werd hij door de Commissie steeds geprikkeld, waarbij hij de Commissie verwijt de republikeinse school te huldigen. Een feit, waarvan de hoofden niet gediend zijn!
Na het inzenden van het tweede verslag over 1904 achtte hij daarmee het eerste verslag als vervallen.

Republikeins
De secretaris der Commissie geeft aan dat het nooit de bedoeling is geweest de hoofden van scholen te beledigen. Tegen de verdachtmakingen protesteert hij met klem. Het is toch niet mogelijk iemand van republikeinse neigingen te beschuldigen om het feit dat aan de onderwijzers een oordeel wordt gevraagd. Punt was dat de hoofden het niet begrepen hadden op de Commissie.
Een afspraak binnen de Commissie was dat ieder lid een verslag van een school voor zijn rekening zou nemen en eventuele klachten zou onderzoeken. De secretaris heeft vervolgens de hem toebedeelde school voor zijn rekening genomen en betreffende onderwijzeres aangesproken over de aan haar adres uitgesproken klacht. Volgens hem is dat niet republikeins te noemen, maar gedaan volgens afspraak. Jammer dat alle goede bedoelingen zo slecht waren uitgelegd.
De voorzitter der Commissie wijst nogmaals op het falen van het schoolhoofd en noemt de aantijgingen schandelijk en infaam. De schoolopziener vindt ook dat het schoolhoofd te kort is geschoten in zijn plicht.
Het karakter van de bespreking wordt steeds onaangenamer. De schoolopziener geeft uiteindelijk het schoolhoofd acht dagen de tijd het vereiste verslag in te dienen en daarbij de namen prijs te geven.
Volgens het schoolhoofd bestaat het aan hem teruggezonden verslag echter niet meer, zodat hij niet aan de eis kan voldoen, waarna hij de bespreking verlaat.
De schoolopziener zit duidelijk met een probleem opgezadeld. Hij geeft aan dat vervolging van het hoofd tot ontslag zou leiden. Zover wilde niemand het laten komen. Voor de lieve vrede zou men proberen alsnog tot een vergelijk te komen, maar het zal duidelijk zijn dat na het gebeurde van een goede verstandhouding geen sprake meer kon zijn.

Een schoolhoofd schrijft
“In mijn school (V) vonden in het jaar 1903 drie mutaties plaats, één onderwijzer nam ontslag i.v.m. zijn vergevorderde leeftijd, één onderwijzer verliet de school daar hij een andere betrekking aanvaardde en één onderwijzeres werd overgeplaatst.
Dank zij mijn ambulantisme kan ik door in les geven voor te gaan, de nieuwe collega’s inwijden in de hier gevolgde methoden van onderwijs. Van de noodzakelijkheid zal men zeker overtuigd zijn, wanneer ik U er op wijs dat aan onze scholen in den regel slechts nieuwelingen in het vak worden benoemd, daar onderwijzers met eenige ervaring hier bij eene vacature niet solliciteeren, aangezien hunne dienstjaren elders doorgebracht bij de vaststelling van hun salaris niet in rekening worden gebracht.
Wanneer ik nog meedeel dat in het afgelopen jaar 129 schooltijden door het personeel zijn verzuimd, enkele wegens examens, de meeste wegens ziekte, en ik de aangewezen man ben, om overal in te vallen en daartoe in alle klassen steeds les moest geven, om van alles op de hoogte te zijn, dan zal het U duidelijk wezen, dat een ambulant hoofd geen overdaad is. Niet alleen voor het invallen is zelf les in alle klassen geven noodig, maar ook voor het brengen van eenheid in het onderwijs der geheele school.”

Einde van het ambulantisme
Veel resultaat had het betoog niet, want op de school van collega Disselkoen verdwijnt in 1904 een leerkracht en is het gedaan met het ambulantisme van het schoolhoofd
Dit wordt in het jaarverslag aangekaart met de woorden: “Aan het onderwijs werd groot nadeel aangebracht, doordat de zevende leerkracht aan de school werd ontnomen. Gelegenheid tot controle vind ik bijna niet meer.

08 – Spanningen binnen de schoolmuren

Tussen 1860 en 1880 nam het aantal bewoners van ons land met 25 % toe. Dit betekende voor de scholen meer leerlingen. Daardoor diende ook het onderwijzerskorps uitgebreid te worden. Duidelijk viel nu een tekort aan leerkrachten op. Ongeveer een vijfde deel van het personeel werd gevormd door kwekelingen en dat terwijl het bij de wet vanaf 1 januari 1881 verboden was hen als zodanig aan te stellen.
Het aantal scholen nam maar weinig toe. Dat betekende grotere scholen met meer onderwijzers en een veel minder sterk toenemend aantal schoolhoofden. Een feit dat zich zowel landelijk als plaatselijk in Sliedrecht voordeed.
Het vooruitzicht voor een onderwijzer om ooit hoofd te worden, en daarbij te profiteren van de veel betere salarisregeling, was grotendeels verdwenen. Hiermee kondigde zich het probleem aan voor de eerstkomende decennia, een blijvende stand van klassenonderwijzers.

School-0801
Kweekschool Haarlem

Kweekschool Haarlem
Hierbij speelde ook nog dat rond 1880 veel onderwijzers afstudeerden aan de Kweekscholen. Deze lieden waren voor die tijd toch veel moderner en mondiger dan de generatie onderwijskrachten die voor 1880 les gaven. Een conflictsituatie tussen hoofden en onderwijzend personeel kondigde zich aan.
Noemen we ook nog het streven van de schoolhoofden om ambulant – vrijgesteld van lesgeven – te zijn, zodat zij beter toezicht konden uitoefen op het werk van de onderwijzers en daarbij uitgroeiden tot een schoolopziener binnen de schoolmuren dan zal men begrijpen dat de spanningen binnen diezelfde muren opliepen.

School-0802
De eerste bladzij uit het notulenboek van de Bond van Nederlandse Onderwijzers, afdeling Sliedrecht.

Vakvereniging
In 1873 werd de eerste Hulponderwijzers Vereniging te Amsterdam opgericht, gevolgd door de eerste landelijke vereniging in 1874. Deze laatste telde vier afdelingen, waaronder Dordrecht. Na een aarzelende start groeide de tot Bond van Nederlandse Onderwijzers omgedoopte vereniging gestaag. In 1891 telde men al 37 afdelingen met ruim 1600 leden. Een niet meer weg te denken organisatie was, naast het al in 1842 opgerichte Nederlands Onderwijzers Genootschap, tot stand gekomen.

Strijd
Vooral het eerder genoemde ambulantisme had kwaad bloed gezet bij de onderwijzers. De schoolhoofden en de onderwijzers groeiden steeds verder uit elkaar. Kwamen steeds feller tegenover elkaar te staan. De tijd dat de onderwijzers in dienst waren van het schoolhoofd was ten einde. Ieder was werkzaam bij de gemeente of het bestuur oordeelde men. De tijd van het ambulante schoolhoofd, oppermachtig pijp rokend, in en over de school de baas spelend, was grotendeels voorbij.
In de grote steden drongen, zoals gebruikelijk, vernieuwingen eerder door dan in kleinere gemeenten, maar ook in Sliedrecht kwam men tot de oprichting van een afdeling van
De Bond van Nederlandse Onderwijzers(1897).

De “Bond” in Sliedrecht
De afdeling Sliedrecht van De Bond van Nederlandse Onderwijzers werd op 2 september 1897 opgericht. Het voortouw werd genomen door Mej. L. van Vuuren, onderwijzeres van school 4, en de heren J. Zuidhof (school 1), D. Zuidhof (school 2), L. J. den Hartog (school 3), K. Volbeda (school 4) en van school 5 H. K. Lenstra, T. Kleyn, P. den Haan en H. C. Helleman.
Slechts de vijf laatstgenoemde leerkrachten waren aanwezig op de oprichtingsvergadering bij de weduwe Moret. De heren Zuidhof waren door de secretaris vergeten bij de uitnodiging. Hij geeft zichzelf een waarschuwing met de woorden: “Hij wachte er zich voor tegen eenen volgenden keer!”
De aanwezigen stonden voor een gewichtige beslissing. Dit blijkt wel uit de volgende woorden in de notulen van die avond: “Het gelaat van voorzitter Lenstra droeg de sporen van ’t gewichtige ambt dat hem op de schouders was gelegd”.
Een belangrijk punt van bespreking vormde het vaststellen van het reglement. Secretaris Helleman diende direct al zijn ontslag in wegens zijn vertrek naar Utrecht. Zijn opvolger werd de heer Kleyn. Penningmeester werd de heer D. Zuidhof.

Afgesproken werd dat ieder bij toerbeurt op de vergadering een inleiding zou houden over een onderwerp op het gebied van ’t onderwijs. De eerste inleider zou de heer Lenstra worden met het onderwerp: “Eenige opmerkingen over Voedsel en Kleeding.” Hierbij werd het verband gelegd tussen deze zaken en de leerplicht. Lenstra vertrok reeds begin 1898 naar een andere gemeente en werd als voorzitter opgevolgd door Volbeda.
De contributie werd vastgesteld op f 1,= per half jaar, waarvan f 0,85 moest worden afgedragen aan de algemene kas van het hoofdbestuur van De Bond.
“Nadat de aanwezige leden hun respectieve potjes bier en quast hadden geledigd, sloot de voorzitter met een hartelijk “Au revoir” deze 1e vergadering van de afdeling Sliedrecht van De Bond van Ned. Onderwijzers”.
De derde vergadering kende twee gasten t.w. de heren Colijn en Timmermans. Een groei zat er in het eerste verenigingsjaar niet in. Dit ondanks het inschrijven van een nieuw lid, want helaas werd het aantal leden weer uitgedund door het vertrek van een drietal naar elders. Op 1 januari 1902 telde de afdeling 17 leden, waaronder 3 vrouwelijke.

Strijd
Opvallende zaken in de eerste jaren van de onderwijzersbond waren de vele verzoeken van andere afdelingen om mindervaliden of de nabestaanden van vroeg overleden collega’s financieel te ondersteunen. In deze jaren speelde ook de stichting van een herstellingsoord voor onderwijzers te Hilversum.
Het passeren van de Sliedrechtse onderwijzers bij de sollicitatie naar een baan als hoofd van school 1 riep boosheid op. In de Sliedrechtse Courant werd hierover in een ingezonden stuk de verontwaardiging uitgesproken.
De heer Colijn, intussen tot voorzitter benoemd, kwam met een aantal voorstellen. Een salarisvoorstel, een voorstel tot invoering van een speelkwartier tijdens de ochtendschooltijd en inzage in de jaarverslagen van de schoolhoofden en het invoeren van schoolvergaderingen Daar het gemeentebestuur in deze zaken een beslissing moest nemen, werden de door de onderwijzers ondersteunde voorstellen aan B & W voorgelegd. Weliswaar haalden niet alle voorstellen de eindstreep, maar wat betreft salarisverhoging op grond van dienstjaren doorgebracht in de gemeente Sliedrecht, werd toch een succes geboekt.
Een probleem vormde de opstelling van de schoolhoofden die bij benoemingen van personeel de aangenomen leerkrachten lieten beloven geen lid van De Bond te worden. Uiteraard was dit tegen het zere been bij de wel aangesloten leden. Navraag werd gedaan door voorzitter Colijn bij de burgemeester. Deze ontkende dat hij er van op de hoogte was dat er door de hoofden van scholen vragen werden gesteld zoals boven vernoemd. Door het College was er geen opdracht toe gegeven. Echter op de vraag, of het lidmaatschap van De Bond invloed kon hebben bij de benoeming liet de burgemeester zich niet uit.
Het bestuur van De Bond liet het er niet bij zitten en daagde de schoolhoofden uit een antwoord te geven inzake de indoctrinatie. Een antwoord bleef echter uit. Wel is het bekend dat twee door de schoolhoofden onder druk gezette onderwijzeressen nog in hetzelfde jaar zich als lid hebben aangemeld.

Niet onder curatele
Het zal duidelijk zijn dat er voor de nieuwe voorzitter nog veel te wensen overbleef. In zijn nieuwjaarsrede van 11 januari 1901 laat hij dit duidelijk weten.

“Wie belang stelt in bondszaken heeft uit de openingsrede van den bondsvoorzitter kunnen zien, wat er nog te doen blijft. Voor ons was ’t afgeloopen jaar ’n tijd van werkzaamheid; weliswaar waren de resultaten nog min, maar wat we bereikt hebben geeft ons moed om voort te gaan … en er is nog veel te doen. Nog steeds is onze invloed op den gang der schoolzaken gering, nog steeds bestaat er wanverhouding in de traktementen, nog steeds is onze positie te zeer afhankelijk,nog steeds moeten we ’t aanzien dat sommige van onze collega’s voor meerder werk niet betaald worden, nog steeds moeten sommige van onze collega’s tobben voor klassen van 60, 70, ja 80 leerlingen en daartegenover ambulanten die in dolce far niente bespiegelingen maken over ’t werk van het overheerlijke schoone ambulantisme en peinzen, hoe ze ’n dam zullen opwerpen tegen het overheerschend revolutionaire bondsidee. Dit alles mag echter niet stemmen tot bitterheid en ergernis. ’t Moet voor ons zijn ’n aansporing om meer te doen dan onze plicht en zoodoende te toonen, dat wij door onzen ijver en door liefde voor de school niet noodig hebben onder curatele te staan van onze patronen, die noch door voorbeeld, noch door ijver toonen onze meerderen te zijn.”

Schoolverslagen
Aan de situatie veranderde voorlopig niet veel. In 1903 gaf de Plaatselijke Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs nog aan dat het verzoek tot inzage van de schoolverslagen niet in te willigen was. Men zou echter wel de schoolhoofden verzoeken in een schoolvergadering met het gehele personeel het verslag op te maken. Duidelijk voelde men de commissie aan de zijde van de onderwijzers staan. Zoals we later zullen zien voelden de schoolhoofden niets voor het voorstel en zouden de leerkrachten van de scholen zelf een eigen schoolverslag gaan opstellen, waaraan de commissie duidelijk aandacht besteedde en de gegevens opnam in het verslag dat naar B & W werd verstuurd.

Geen berusting
Van berusting was zeker geen sprake. Het hoofd van school 2, de heer T. Hoekstra, werd zelfs verzocht op een openbare vergadering een lezing te houden over het Ambulantisme en Schoolvergaderingen. Bij nader inzien gaf de gevraagde toch maar niet thuis.
Uiteindelijk heeft Colijn zelf een inleiding gehouden over het onderwerp Schoolvergaderingen.

In de plaatselijke Sliedrechtsche Courant lezen we:

Verplichte schoolvergaderingen. “Uit verschillende voorbeelden, ontleend aan de practijk, toonde inleider aan, dat de wettelijke verhouding tot patroons veel te wenschen overlaat. Het gezag meent dat de verhouding moet zijn heer tot knecht, terwijl wij als klasse-onderwijzers graag zagen chef tot vrind.. Nu is dat helaas zoo niet. Nu lijkt het wel alsof men als klasse-onderwijzer vierkant tegenover zijn patroon staat, terwijl ieder patroon tegenover ieder onderwijzer, waarvan bekend is, dat hij meedoet in de tegenwoordige onderwijzersbeweging, een soms zeer gereserveerde houding aanneemt, zoodat men soms nooit kan uitmaken, wat men aan elkaar heeft.
Een hoofdig gezag is uit den tijd, ’t idee republikeinsche school is onuitvoerbaar…… , maar patroon naast onderwijzer en omgekeerd regelen samen de schoolzaken. Wij zijn geen machines, maar zelfstandig werkende krachten, die omtrent leergang en methode ideeën hebben, die in ’t belang van het onderwijs zijn. Nu ontbreekt er veel aan wederkeerige waardeering. Onze patroons beschouwen ons als hunne vijanden, als de aanranders van ‘ t gezag en ook wij klasse-onderwijzers zijn niet altijd even vriendschappelijk gestemd tegenover onze patroons, alles een gevolg van de tegenwoordige wettelijke regeling. Daarin moet verandering komen, want zelfs minister Kuyper verklaarde dat de toestand, zooals die nu is, niet goed is. Hij zou indien hij hoofd eener school was wel degelijk besprekingen houden met z’n personeel. Alleen de wet bindt en daaraan is op ’t oogenblik niet te veranderen. Op den weg onzer afdeeling ligt het om te komen tot verplichte schoolvergaderingen. Zij zijn niet een middel om ’t gezag neer te halen, maar wel een krachtig middel om het onderwijs te verbeteren. Ze zijn in ’t belang van de zelfstandigheid van den klasse-onderwijzer, in ’t belang van ’t schoolkind; een zeer doeltreffend middel voor onderlinge controle!”

Aan de door de onderwijzers gehate vrijstelling van het hoofd om les te geven kwam mede onder druk van de Schoolcommissie rond 1904 een eind. Een woord van lof krijgt het raadslid Van Dongen die door zijn amendement de definitieve nekslag aan het ambulantisme gaf. Alleen aan school 1 blijft het hoofd nog tijdelijk ambulant, hoewel deze situatie al direct ter discussie komt te staan. In 1904 is het namelijk moeilijk aan vervangend personeel te komen bij ziekten van de leerkrachten. Een der oplossingen om het onderwijs toch draaiende te houden zou zijn om de zevende leerkracht van school 1 in te zetten. Het schoolhoofd zou dan kunnen invallen voor zijn “uitgeleende” leerkracht.
Tijdens de vergadering van 28 maart 1904 neemt G. Timmermans de voorzittershamer van Colijn over. De laatste geeft te kennen “liever eens mee te doen als gewoon soldaat.”

School-0803
Uitnodiging voor een vergadering op maandag 8 juli 1907

Onderlinge strijd
De eensgezindheid van het eerste uur had echter al een deuk opgelopen. Politiek gezien was het gezelschap nogal gemêleerd. Aan de ene zijde was sprake van een duidelijke liberale inslag, terwijl een deel de ideeën van de socialistische beweging (SDAP) voorstond. Duidelijk gaf dit wrijvingen. Voorzitter Colijn, intussen weer achter de bestuurstafel teruggekeerd en behorend tot de eerste groep trad af en de heer Verhoog, een aanhanger van de socialisten, nam zijn plaats in. Kennelijk was de vergadering niet gelukkig met zijn voorzitterschap, want al spoedig legde hij voorzittershamer er bij neer en ….. werd weer opgevolgd door de heer Colijn.
De kwestie zich aan te sluiten bij de “Arbeidersvereniging” bleef de gemoederen bezighouden. Voorstanders voerden aan dat de vakvereniging sterk gemaakt moest worden door samenwerking. Geen aansluiting zou op den duur doodbloeden betekenen! “Een vakvereniging kan zich in tijd van nood niet alleen helpen, solidariteit met anderen is vereist”, zo vond een deel van de afdeling.
Tegenstanders beriepen zich op het feit dat aansluiting het volgen van een bepaalde politiek zou inhouden. Van sterker worden van de vakvereniging zou geen sprake zijn, immers velen zouden De Bond verlaten om bovengenoemde reden. Hiermee zou juist het tegenovergestelde bereikt worden van hetgeen men voor ogen had.

Liberale gedachte wint voorlopig
Voorlopig overwon de liberale gedachte, wat blijkt uit een aantal stemmingen. Voor samenwerking met andere dan onderwijzersverenigingen stemden 5 leden, tegen waren er 6 en 1 stem werd blanco uitgebracht. Verder werd met meerderheid van stemmen o.a. tegen gestemd bij voorstellen de levensomstandigheden van de ouders te verbeteren (woningen, arbeidstijden, minimum loon, ongevallenverzekering, drankbestrijding enz.), uitbreiding van het algemeen kiesrecht en verkorting van de arbeidsdag.
Hoewel de socialisten, onder aanvoering van de jonge onderwijzer P. K. Roetman, voorlopig het onderspit dolven was de strijd tussen de twee kampen duidelijk aanwezig.
Een ander probleem doet zich voor in 1904 bij het 25-jarig jubileum van schoolhoofd Disselkoen. Ondanks de vele grieven van de bondsleden tegenover de handelwijze van genoemde schoolleider verschijnt toch een aantal bestuursleden op de receptie van de jubilaris. Reden voor o.a. penningmeester D. E. Zuidhof en 2e secretaris P. K. Roetman te bedanken voor een verdere bestuursfunctie. Als gevolg hiervan besluit op zijn beurt voorzitter Timmermans, die tot de receptiegangers behoorde af te treden, maar hij wordt bij de eerste bestuursverkiezing weer herkozen.

Opmerkelijk
Uit de vergeelde notulenboeken haalden we een aantal opmerkelijke zaken boven water.
Een zeer merkwaardig feit doet zich voor wanneer de afdeling begin 1902, met algemene stemmen, oordeelt dat “het den onderwijzer verbieden lichamelijk straffen toe te dienen onpaedagogisch is, en nadeelig voor de tucht, zoowel in, als buiten de schooluren.”
Het grote schoolverzuim was de leerkrachten een doorn in ’t oog. Naar hun mening zou het verstrekken vanuit gemeentewege van schoolkleding en voeding een steentje kunnen bijdragen tot een beter schoolbezoek. Toen men probeerde de afdeling Volksonderwijs voor het idee te winnen, gaf deze vreemd genoeg niet thuis. Even later werd de afdeling zelfs opgeheven.
Een omstandigheid die thans ook niet meer in te denken valt, was de mogelijkheid voor de hoofden van scholen om te beschikken over de vrije tijd van de onderwijzers.
Bij een stemming of de subsidies aan ’t bijzonder onderwijs verhoogd dienden te worden en er een volkomen gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs moest komen, stemden warempel respectievelijk bij het eerste voorstel één lid en bij het tweede voorstel twee leden voor. Had dit te maken met het late tijdstip van de vergadering of waren de heren onderwijzers even niet bij de les?
Unaniem was men van mening dat gehuwde onderwijzeressen in het belang van het onderwijs de school dienden te verlaten.
Minder opzien zal het baren dat de verenigingskas, waarvoor per lid een bijdrage werd gevraagd van een half procent van ’t jaarinkomen, in verband met het vele noodzakelijk reizen naar onder andere de Raad van State en het bijwonen van diverse landelijke vergaderingen een beduidend tekort vertoonde. Een contributieverhoging van 1/10 procent, wat over een jaarsalaris van f 600,00 zes dubbeltjes bedroeg, was niet te voorkomen.

Erkenning of toch niet?
Een aantal lessen, zoals handwerken en gymnastiek, diende buiten de schooluren gegeven te worden. Aangemoedigd door het succes van het afschaffen van het ambulantisme diende het bestuur van De Bond een verzoek in bij het College van B & W om de overuren uit te betalen. Een feit dat in het verleden wel eerder plaatsgevonden had maar de laatste jaren achterwege was gebleven. Kennelijk miskende het College het werk van de vakvereniging, want in haar antwoord gaf het gemeentebestuur te kennen alleen met personen te willen onderhandelen op financieel gebied. Een feit dat de discussies binnen de vereniging weer hoog deed oplopen.

07 – Hoe leerde men in de vorige eeuwen lezen?

We belandden in het voorgaande hoofdstuk aan het eind van de 19e eeuw. Tijd om eens te bladeren in de leerboekjes die de kinderen gebruikten in de vorige eeuwen en die eeuw. Uiteraard nemen we ook de draad weer op om het plaatselijke reilen en zeilen van het onderwijs rond de vorige eeuwwisseling toe te lichten.

School-0701De klankmethode
Als we eens in de schoolklas van vroeger konden kijken, zouden we zeker een aantal lezende kinderen aan het werk kunnen zien.
Het belangrijkste vak op de school van vroeger en die van nu was en is lezen.
In het begin van de negentiende eeuw kwam de klankmethode in zwang als vervangster van de spelmethode.

Ging de laatste er nog vanuit dat door het aaneenrijgen van alfabetische klanken; dus via “vee-aa-dee-ee-er” naar het woord vader moest gaan.

Bij de nieuwe methode ging men uit van de klanken.
Het woord haan ontstond door het aaneen smelten van de klanken (h) (aa) (n). Een omwenteling in het leesonderwijs. In betrekkelijk korte tijd leerden de kinderen lezen.

De man achter de methode was de Friese predikant-schoolopziener J. H. Nieuwold.
Naast het werken met klanken kwam bij hem ook het gebruik van beelden om de hoek kijken.

Een verdere uitwerking van de klankmethode kwam op naam van P. J. Prinsen die voor het eerst met losse letters ging werken. Met de spelmethode was het wel gebeurd. Anderen hebben op zijn methode verder geborduurd.
School-0702Rond de eeuwwisseling (1905) kwam de bij ieder nog wel bekende leesplank met de voorstellingen van”Aap, Noot en Mies” van Hoogeveen ten tonele. Rond de dertiger jaren kreeg Hoogeveen concurrentie.

Nieuwe ideeën grepen om zich heen. Het nieuwe heette deglobaalmethode, waarbij niet langer de splitsing van de woorden in klanken, maar de herkenning van het totale woord centraal staat.
De ontbinding in klanken volgde eerst in een later stadium.

Het kind kon al lezen voordat het letters kende. We zijn dan aangekomen bij de bekende boekjes van “An en Moe” die op hun beurt weer plaats moesten maken voor het bekende rijtje van “Boom, Roos, Vis”. Hierbij komt men enigszins terug van de globaalmethode door tegelijkertijd èn het totaalbeeld “boom” èn de klanken (b) (oo) (m) aan te leren. We praten bij deze ( voorlopig) laatste methode van de structuurmethode.

Boekjes
Veel boekjes hadden in de vorige eeuw een zedenkundige strekking. Naast de gebruikelijke leesboekjes kwamen er bij de invoering van de onderwijswet van 1857 ook leer-leesboekjes voor de nieuw ingevoerde vakken, zoals aardrijkskunde, geschiedenis en natuurkunde.
Pas na 1900 kwamen de meer op het kind gerichte boekjes van o.a. Ligthart en Scheepstra met illustraties van Jetses. Velen herinneren zich nog wel werkjes zoals “Nog bij Moeder”, met Ot en Sien in de hoofdrol.

Schrijven
Lang is de ganzenveer het schrijfgerei bij uitstek geweest. In het midden van de 19e eeuw was de stalen pen al in gebruik. Rond 1860 verschijnen al speciale schrijfmethoden, zodat meester niet meer eigengemaakte schrijfvoorbeelden moest maken.
Over de vorm van de letters (drukletters of Romeinse letters) en de wijze waarop ze geschreven dienden te worden (schuinschrift of blokschrift) was men het zeer oneens met elkaar. Trouwens, de geleerden hebben heden nog verschil in opvatting op dit punt.
Het schrijfmateriaal is wel veranderd, de kroontjespen is vervangen door de vulpen en de balpen. Van schoonschrijven werd overgestapt naar het aanleren van een handschrift waarbij snelheid naast fraaiheid een rol ging spelen.

Spelling
Pas in 1804 werd de spelling landelijk geregeld. De spelling van de Leidse professor Siegenbeek werd tot de officiële schrijfwijze verklaard. De onderwijzers wisten nu waar ze aan toe waren. Daarvoor bepaalde ieder voor zich wat hij goed dacht. In 1865 kwamen De Vries en Te Winkel met een nieuwe opzet voor de spelling. Wat moest men kiezen: Siegenbeek of De Vries en Te Winkel? Een nieuwe tijd van twijfels brak aan. Twijfels die trouwens ook nu weer heersen na de invoering van de nieuwe spelling. Intussen weet best iedereen dat het pannenkoek is maar beheersen we ook de andere wijzigingen al volkomen? Over de waarde van het juist spellen zijn de meningen vaak verdeeld geweest. Taalonderwijs mag niet louter spellingoefening zijn, maar een goed schriftelijk taalgebruik gaat niet zonder een goede spelling!

School-0703Rekenen
Wie kent niet de uitdrukking : “Dat is volgens Bartjens ….. .” Heeft u er dan ook bij stilgestaan dat met Bartjens de 17-e eeuwse Zwolse schoolmeester Willem Bartjens wordt bedoeld? Van de hand van deze man verscheen het bekende rekenboek “Cijfferinghe” dat twee eeuwen later, (1834) in een weliswaar bewerkte versie onder de naam Vernieuwde Rekenkunst, opnieuw werd uitgebracht en gebruikt werd in de Nederlandse scholen.
Bij Koninklijk Besluit was in 1817 bepaald dat voortaan in ons land gemeten en gewogen zou worden met maten en gewichten geënt op het metrieke stelsel. De meter kwam in de plaats van de el.De vernieuwde uitgave van Bartjens sloot aan op deze ontwikkeling wat nog niet zeggen wou dat de invoering van het nieuwe stelsel zonder slag of stoot plaatsvond. Inhoudsmaten geplaatst in de scholen werden hier en daar gebruikt als opbergplaats voor de meest uiteenlopende dingen die opgeborgen moesten worden. De meetstok met een lengte van een meter diende nog vaak als middel om te tuchtigen.

Vormleer
Een nieuw vak: “vormleer”, een soort eenvoudige wiskunde, dat bij de wet van 1857 werd ingevoerd was geen lang leven beschoren. Niemand die het jammer vond dat het vak in 1889 weer geschrapt werd.
Het rekenonderwijs was zeer gekunsteld, wars van de werkelijkheid. Sommen van reizigers, die in tegengestelde richting vertrokken van twee verschillende punten en elkaar op een bepaald punt moesten tegenkomen en van vollopende emmers door twee of meer op verschillend moment opengedraaide kranen waren aan de orde van de dag.
Het rekenonderwijs kenmerkte zich in later jaren meer als koopmansrekenen, waarbij door het maken van een oneindig aantal rijtjes sommen het een en ander werd ingeoefend.
In de jaren ’90 van de twintigste eeuw werd een ommezwaai gemaakt naar meer wiskundig rekenen dat meer het inzicht op rekengebied traint dan bepaalde trucjes bij de leerlingen inslijpt. Na Bartjens is heel wat gerekend, op velerlei manieren. Een feit is echter dat 1 + 1 nog altijd 2 is en dat de antwoorden van de tafels geen enkele wijziging hebben ondervonden of zullen ondergaan!

Terug naar de Sliedrechtse scholen rond de eeuwwisseling
Op 31 augustus 1898 werd op eendrachtige wijze door de schooljeugd het feest gevierd van de inhuldiging van Koningin Wilhelmina. Dankzij de getrouwe medewerking van schoolhoofden, onderwijzers en onderwijzeressen van alle scholen kon de uitvoering van een Kinderzangkoor der hoogste klassen van de openbare en bijzondere scholen (ruim 700 kinderen), onder leiding van de heer W. van der Schuijt, op de speelplaats van school 4 gegeven worden. Op de 1e september werd een schoolfeest gehouden voor alle schoolkinderen in hun eigen schoolgebouw, onder leiding van de hoofden van scholen en onderwijzend personeel, met medewerking van een aantal dames. Een feest waarop ieder met veel genoegen zou terugzien. In 1901 op 7 februari had eveneens een groot feest plaats ter gelegenheid van het huwelijk van Koningin Wilhelmina en Prins Hendrik.

Problemen bij de Maranathaschool
In juli 1897 is er voor het eerst sprake van het opheffen van school 1, de Maranathaschool, in Wijk A. Motief hiertoe was o.a. de ongeschiktheid van de verouderde school waarvan bij een stormvloed nog twee lokalen onder water hadden gestaan. De toenmalige schoolopziener Blokhuis wilde niet weten van afkeuring van het gebouw. Immers, het water liep er in en toch ook weer er uit ……… . Bovendien achtte hij de tijd nog niet rijp om schoolhoofd Groenevelt van school 2 met pensioen te sturen en voor hem de heer Disselkoen, hoofd van school 5, in zijn plaats te benoemen, waarmee ook de benoeming van de heer Janse als nieuw schoolhoofd van school 5 niet doorging. Hiermee was school 1 voorlopig gered.

School-0704In de kou
De verwarming van school 1 was ook zeer onvoldoende. In december 1899 zitten de leerlingen veelal in de kou. De duurte van de kolen en het beknibbelen op het loon van de kachelaanmaakster waren de redenen. In plaats van kolen werd kolengruis en kolenstof gestookt. Het loon van de aanmaakster was teruggebracht van f 1,00 met het nodige hout tot f 0,70 zonder hout per week. De vrouw diende een brandend spaantje en een houtje bij gebrek aan grove steenkool op het natte gruis te leggen waarmee de kachel aanwas gemaakt. De lokalen waren als gevolg van dit alles zo rond 9 uur met rook gevuld. Voor 11 à 12 uur lukte het niet de kachel goed door te laten branden, waardoor de leerlingen de eerste uren als verdoofd in de kou zaten.
De aanvangstemperatuur was 0 graden en deze liep ’s morgens op tot zo’n 10 graden.
Merkwaardigerwijze werd het boven aangehaalde eerst wel in het verslag van de Commissie van Toezicht opgenomen, maar kennelijk na beraadslagingen weer geschrapt. B & W bleven zodoende onwetend van de “koude” feiten …… , hetgeen eveneens gebeurde met de klacht van het hoofd van school 4 in wijk C. Wat niet kent, wat niet deert?
In 1901 is het aantal leerlingen van de Maranathaschool zo groot dat door de Commissie van Toezicht zelfs wordt aanbevolen de school met 2 lokalen uit te breiden.
Aan de school werd een onderwijzer extra toegekend maar van een aanbouw zou geen sprake kunnen zijn. Naar de mening van B & W was het beter een nieuwe school te stichten, gelegen tussen de scholen 2 en 3. Een voorstel waarmee men uiteraard zeer ingenomen was. Nog hetzelfde jaar wordt het besluit door de Raad genomen tot bouw van een nieuwe school ter hoogte van de Boslaan. Het besluit betekende tevens het einde van de school in het Maranathagebouw.

Leerplicht
Het zou nog tot 1874 duren eer de Kinderwet Van Houten werd aangenomen. Hierbij werd het verboden kinderen beneden de 12 jaar in dienst te nemen of te hebben. Helaas was dit niet van toepassing op huishoudelijke en persoonlijke diensten, waardoor het mogelijk bleef kinderen onder de 12 jaar in huis, fabriek of op het land te laten werken onder de hoede van vader of moeder. Een kwalijke maas in de wet!
Leerplicht kwam er pas in 1898. Er was veel tegenkanting tegen de wet. Het was de algemene verwachting dat de kamerleden met een stemmenverhouding van 50-50 het voorstel zouden verwerpen.
Een mol bracht echter redding, want tijdens een ochtendrit trapte het paard van de afgevaardigde baron Schimmelpenninck in een molshoop en wierp zijn ruiter ter aarde. Deze kan wegens een gebroken sleutelbeen niet ter zitting komen en als gevolg hiervan wordt de leerplichtwet van Goeman-Borgesius met 50 tegen 49 stemmen aangenomen. Ieder kind was nu verplicht 6 jaar naar school te gaan. Kinderen boven de 10 jaar konden ten hoogste 6 weken verlof krijgen om mee te helpen bij de land- en tuinbouw of de veehouderij. In 1921 wordt er een jaartje aan de leerplicht toegevoegd en in 1942 verplichtten de Nazi’s de kinderen tot 8 jaren leerplicht. In 1947 werd dit in onze wetgeving overgenomen. Het landbouwverlof komt in 1958 te vervallen.

Vroeg verlaten van de school
Een probleem is nog steeds het op te vroege leeftijd verlaten van de school. In 1898 komt van de schoolopziener een schrijven binnen, waarin de Commissie van Toezicht verzocht wordt er bij de werkgevers op aan te dringen “zich te beteugelen bij het aannemen van jonge werknemers”.
Het aantal kinderen dat te vroeg de school verliet was inderdaad hoog.

Onderstaand staatje – rond 1899 – geeft dit duidelijk aan:
School verlaten voor:         -de 12-jarigen leeftijd         -de volbrachte schooltijd

School 1 in Wijk A            30 %                            61 %

School 2 in Wijk A            29 %                            42 %

School 3 in Wijk B            0 %                             0 %

School 4 in Wijk C            42 %                            72 %

School 5 in Wijk D            44 %                            72 %

Op een aantal van rond de 1100 leerlingen is duidelijk sprake van een zorgwekkende toestand. Besloten werd een circulaire (500 stuks) te verspreiden in de gemeente waarin het probleem werd uiteengezet.
De invoering van de leerplicht in 1898 zou aan deze problemen een eind maken, hoewel de hoofden van de scholen 4 en 5 rapporteerden dat een negental leerlingen ondanks de leerplicht de school links lieten liggen. De invoering van de leerplichtwet betekende voor de scholen automatisch meer leerlingen, waardoor situaties met klassengrootten rond de 60 à 70 leerlingen een nieuw obstakel vormden.
Het ruimtegebrek werd problematisch. In 1902 zouden in totaal 100 leerlingen de scholen verlaten, terwijl er 230 op het punt stonden om toegelaten te worden.
Oplossingen werden bedacht om leegstaande lokalen van school 2 in gebruik te nemen, een klasse van school 1 naar school 2 over te brengen, een nieuwe wijkindeling aan te bevelen.
Er circuleerden zelfs geruchten dat kinderen moesten blijven zitten daar het qua plaatsruimte beter uitkwam.

Overlijden van het hoofd van school 4
Op 10 april 1900 overlijdt het hoofd van school 4 in wijk C, de heer Van der Schuijt. Deze gebeurtenis veroorzaakt een diepe schok binnen de plaatselijke onderwijswereld.
Het zou tevens een herplaatsing van een tweetal schoolhoofden ten gevolge hebben. Tot hoofd van school 4 werd benoemd de heer Disselkoen, voorheen hoofd van school 5. De heer Janse, hoofd van school 1 in wijk A, werd het nieuwe schoolhoofd te Baanhoek.
Duidelijk had Janse hoge verwachtingen van de aan te treffen situatie. Dit viel echter tegen. De leerlingen waren weliswaar geciviliseerder dan aan het boveneinde, maar in de verstandelijke ontwikkeling was hij zeer teleurgesteld……… . Een nieuwe naam is die van de heer T. Hoekstra uit ’s Gravenzande, benoemd tot hoofd van school 1 in de plaats van de heer Janse.
Een noodlottig sterfgeval overkwam de heer ’t Hoen die op 1 juli 1902 40 jaar verbonden was aan ’t onderwijs. Bij het schaatsenrijden in de winter van 1902 verongelukte de genoemde onderwijzer helaas.

De scholen krijgen nummers
Nu er zoveel scholen waren werd het nuttig deze op de één of andere manier aan te duiden. Een naamgeving was in die tijd nog niet gebruikelijk. Alleen in de volksmond werden namen gebruikt, waarbij de scholen vernoemd werden naar het hoofd der school. Een aardige gedachte natuurlijk, maar … een overplaatsing van een schoolhoofd van de ene naar een andere school kon voor veel verwarring zorgen. Van gemeentewege werd voor nummers gekozen. Hierbij ging men in eerste instantie nog uit van een nummergeving, waarbij gekeken werd naar het jaartal waarin de school geopend werd. De school onder de kerk was oorspronkelijk school I, de school aan de Tolsteeg heette school II.
Later werd de “Maranathaschool’ in Wijk A getooid met het nummer 1, de “Groeneveldeschool” heette school 2, de school van de heer Frahm was school 3, de school bij de kerk school 4 en de school op Baanhoek school 5.

De Commissie treedt geheel af
Het aantal schoolgaande kinderen op het boveneind van de gemeente was intussen zo groot dat het gemeentebestuur besloot een nieuwe school te laten bouwen ter hoogte van de Boslaan. Een besluit dat door de Commissie van Toezicht bestaande uit de heren: Dr. P. Langeveld (voorzitter), Y. L. de Jong (secretaris), B.W. de Jong en I.J. van den Berg met gejuich werd begroet.
De heer Langeveld herdacht op 15 januari 1902 het feit dat hij 25 jaar geleden plaats nam in hierboven genoemde commissie.
Ruim een jaar later neemt de heer Langeveld het besluit te bedanken voor het lidmaatschap van de Commissie. Hij is van mening dat B & W en/of de Raad van de gemeente Sliedrecht de laatste tijd herhaaldelijk het advies der Commissie naast zich neerlegt en een negeren van een advies rond het Herhalingsonderwijs voor Meisjes was de druppel die de emmer deed overlopen. De overige commissieleden verklaarden zich solidair en traden allen af, welk besluit per 2 april 1903 aan de Raad werd meegedeeld.

Een nieuwe Commissie
Op 17 september 1903 kwam een nieuw benoemde Commissie voor het eerst bijeen. Benoemd waren de heren: A. Prins de Baat, D. Kroon en Th. Ph. van Papenrecht. Met veel wilskracht, lust en liefde ving men de taak aan, hoewel de leden geheel onkundig waren met de materie en zelf spraken van “katten in een vreemd pakhuis.” Later zou de Commissie aangevuld worden met de heren J. Prins van Wijngaarden en A. A. Hofman.
Het eerste verzoek kwam van de afdeling Sliedrecht van de Bond van Ned. Onderwijzers om een geregelde pauze in te stellen tijdens de schooltijden. Het tweede verzoek kwam van dezelfde groep, waarbij inzage werd gevraagd in het jaarverslag van de schoolhoofden. Hieromtrent zou tevens de mening moeten worden gevraagd van de onderwijzers. Mochten de hoofden van scholen weigeren dan zou het volgens commissielied Kroon aan de leerkrachten gevraagd kunnen worden zelf met een jaarverslag te komen. Het derde verzoek, eveneens van de kant van de onderwijzers, hield in een vraag om de klassen kleiner te maken en alle niet in gebruik zijnde lokalen ter beschikking te stellen. Er zou dan met 28 leerkrachten gewerkt kunnen gaan worden en daar er reeds 27 leerkrachten in de gemeente Sliedrecht werkzaam waren, diende slechts één persoon nieuw te worden aangesteld. Hierdoor zou dan mede aan een grief van de onderwijzers; het ambulantisme* van de hoofden een eind komen.
De commissie had duidelijk behoefte aan informatie. Een abonnement op een tweetal onderwijsvakbladen, t.w. “De Bode” en ” ’t Nieuwe Schoolblad” werd genomen, zodat men met de visie van de beide partijen, de schoolhoofden en onderwijzend personeel, zou kennis maken.

*( vrijgesteld zijn van lesgeven)

06 – Debating club

De hoofdonderwijzers waren allen lid van de Sliedrechtse Debating Club
School-0601Achterste rij van links naar rechts: J. D. Wetsels (rijksontvanger), C. Groustra (hoofdonderwijzer), A. L. Luyt (boekhandelaar), Danielse (gem. secretaris), P. Langeveld (arts), J. V. Disselkoen (hoofdonderwijzer) , F. Janse (hoofdonderwijzer)  .
Voorste rij van links naar rechts:A. Prins de Baat (arts) , E. D. G. Frahm (hoofdonderwijzer), Ds. Dr. J. W. Lieftinck (predikant), W. van der Schuijt (hoofdonderwijzer) en P. Scheltema ( arts).
P. Langeveld, A. Prins de Baat en Ds. Dr. J. W. Lieftinck waren lid van de schoolcommissie.

Het personeel in 1896
Rond 1896 stonden de volgende personen voor de klas:
School 1: Hoofd Frans Janse, Gerard C.A. Steynis, Andries Kerssen, Jan Zuidhof en Hendrika G. Cramer.
School 2: Hoofd Benjamin J. Groenevelt, Dirk Mackaij, Jan Willem van Gelderen, Lourens Roetman, Dirk E. Zuidhof en Sophia S. Frevel.
School 3: Hoofd Kornelis Groustra, Albertus Schuur, Leonard J. den Hartog, Pieter J Steenhoven en Bertha M. Brinkgreve.
School 4: Hoofd Willem van der Schuijt, Heiwich A. Runge, Jan R. ’t Hoen, Johannes van der Heide, Pieter J. Groenevelt, Jan van Rugge en Louise W. S. van Vuuren.
School 5: Hoofd Jacob V. Disselkoen, Aart Boer, A. van Weijgerden, Pieter J. de Haan, Teunis Kleijn, Hendrik C. Hellema en Johanna J. A. Damsté.

School-0602
Disselkoen

Een feestdag op school 5 te Baanhoek
Op School 5 werd op 1 mei 1896 een uniek feit herdacht. Onderwijzer A. van Weijgerden, sinds 1877 verbonden aan de school, was op genoemde datum 50 jaar als onderwijzer werkzaam. De dag was voor hem een grote feestdag, maar aan stoppen met werken dacht hij voorlopig nog niet. Eerst in 1901 geeft de dan ruim 70-jarige te kennen ontslag te nemen, maar de vrees de voordelen te ontgaan die zouden kunnen voortspruiten uit de stichting van een weduwen-pensioenfonds weerhield hem toch weer van zijn voornemen.
In 1902 verlaat hij de school uiteindelijk. Schoolhoofd Disselkoen spreekt lovende woorden over Van Weijgerden, die “tot de laatsten dag betoonde een ijver en toewijding, waaraan menig jong onderwijzer een voorbeeld kon nemen.”
Disselkoen

School-0603
Janse

Een mazelenepidemie in 1898
Sliedrecht werd in 1898 getroffen door een mazelenepidemie die het verzuim in de maand juni tot 20 % deed stijgen en in juli zelfs tot 31 %. Gedurende die maanden stond het onderwijs aan de school in Wijk A van de heer Janse bijna geheel stil. Telkens moest met de van ziekte herstelde kinderen de leerstof worden ingehaald. In de lagere klassen waren het de zieken die het onderwijs ophielden, maar in de hogere klassen waren het de gezonden die wegens ziekte van hun jongere huisgenoten moesten verzuimen.
Een feit dat de bevreemding wekte van de heer Janse. De oudere leerlingen konden zijns inziens best de school bezoeken zonder kans op infectie. Bovendien moest het hem van ’t hart dat het onzinnig was dat onderwijzers de toegang van de school werd ontzegd. Tenslotte hield hij een pleidooi om de mazelen te schrappen van de lijst van besmettelijke ziekten.In Wijk D moesten de leerlingen van de eerste klas, die rond de 70 kinderen telde, op advies van dokter Langeveld, tevens voorzitter van de schoolcommissie, enige tijd thuis blijven.

Een noodkreet van de heer Groustra, het hoofd van school 3
School 3 – immer aan kritiek blootgesteld – gaf in het jaarverslag van 1898 goed tegengas. Herhaaldelijk werd het onderwijs gekraakt. Kennelijk zaten de heer Groustra de, volgens hem onterechte, grieven zeer hoog. In een scherp betoog laat hij de Commissie van Toezicht zijn visie weten.
“Wanneer aan deze school eene vacature ontstaat, melden zich telkens enkel sollicitanten aan, die werkzaam zijn aan eene gewone Volksschool, zonder uitgebreid leerplan. Deze leerkrachten moeten het onderwijs aan de voor hen vreemde inrichting grootendeels opnieuw leeren.”
“Waar Middelbare Scholen voor ’t zelfde aantal leerlingen driemaal zooveel kosten als eene school met uitgebreid leerplan, is het treurig te constateeren dat de Lagere School achtergesteld wordt bij de Middelbare.”
“Men zou alles in ’t werk dienen te stellen de School met uitgebreid leerplan, nadat de stichting van een drie-jarige H.B.S. te Sliedrecht werd veroordeeld, te maken tot eene inrichting die de vergelijking kan doorstaan met dergelijke scholen in de steden. In stede daarvan wordt zoveel mogelijk bezuinigd op het onderwijs.”
“Wel heet het gemakkelijk, dat het onderwijs op de school nog niet op orde is! Het is geen eerlijk spel iemand eerst met lamheid te slaan en hem dan te bespotten.’
“Ik kan de gebrekkige inrichting niet voor mijn rekening nemen. De zuinigheid bedriegt hier de wijsheid.”

School-0604
Groustra

Tenslotte raadt de heer Groustra het volgende aan:
– De school moet verbouwd worden.
– Onderwijzers moeten worden aangesteld met hoger salaris en een enkele maal met meer bevoegdheid.
– De inrichting dient zo goed te zijn als ’t kan. Een plaats met meer dan 10.000 inwoners verdient dit.

Geen malse kritiek van een duidelijk gekrenkt schoolhoofd.
Gezien tegen het tijdbeeld aan het eind van de 19-e eeuw een gedurfd aantal uitspraken.

Eieren voor zijn geld
Hoewel de Commissie het verhaal van de heer Groustra niet geheel onderschrijft, neemt zij de woorden wel serieus en geeft het College van B & W de raad een onderzoek in te stellen, waarbij de hulp van de leden van de Commissie wordt toegezegd.
Bij B & W schoot de opmerking dat de heer Groustra “de gebrekkige inrichting niet voor zijn rekening wilde nemen” in het verkeerde keelgat. Er waren heel wat gesprekken voor nodig om de zaak weer recht te zetten. Het College kon slechts meegaan in het feit dat wanneer onderwijzers moesten worden aangesteld deze met een hoger salaris beloond zouden worden en een keuze gemaakt diende te worden uit personen met meer bevoegdheden.
De heer Groustra werd verzocht zijn opmerking aan het College nader toe te lichten, waarop hij eieren voor zijn geld koos en zijn woorden introk. Van inspraak was aan het eind van de negentiende eeuw nog weinig sprake.

05 – Van de kerk naar C12

Langzamerhand was de school bij de kerk te ouderwets en veel te klein geworden, waarop de gemeente ging denken over de bouw van een nieuwe school (1870). Men ging over tot aankoop van een stuk grond schuin tegenover de kerk. In 1874 was de school gereed. Ook meester Van der Hoeven verhuisde mee naar de nieuwe onderwijzerswoning. Kerk en school werden voorgoed van elkaar gescheiden. De doorgangen van de oude schoolmeesters-woning naar de kerk en de consistorie werden afgesloten.

School-0501Voor het eerst in de geschiedenis (1874) van het Sliedrechtse onderwijs werd er aan de schoolkinderen geen les meer gegeven in de onmiddellijke nabijheid van de kerk. Een gymnastieklokaal en de bibliotheek van het Nut namen de plaats in van de oorspronkelijke bewoners. In 1952 merkte de toenmalige bewoner van het pand, een kapper, bij toeval tijdens een opknapbeurt van zijn woning dat de toren op instorten stond. Dit betekende het einde van het oude schoolgebouw uit 1807 dat plaats moest maken bij de renovatie van de kerktoren.
Het vervangende gebouw heeft tot 1924 als gemeenteschool dienst gedaan. Daarna is het van 1925 tot 1930 gebruikt door de Vereniging voor Christelijk Onderwijs en was er de Julianaschool in gehuisvest. Nadat deze school naar de Merwestraat was verhuisd, kreeg het ruim zestigjarige gebouw een andere functie. In 1935/36 werd een gedeelte verbouwd tot gymnastieklokaal. Dit gebouw stond jaren bekend onder de naam, naar het huisadres, “C 12”. Een school voor Voortgezet Lager Onderwijs en een Verkeersschool waren aan het eind van de vijftiger jaren te vinden in een aantal lokalen. Een gedeelte van de school bestaat nog steeds. Nu is het een onderkomen van de muziekvereniging “Crescendo”. De onderwijzerswoning heeft later dienst gedaan als arbeidsbureau en is alweer geruime tijd geleden afgebroken.

Na de onderwijswet van 1878
Op 17 augustus 1878 werd een nieuwe wet op het lager onderwijs aangenomen. De belangrijkste wijzigingen hier bij waren:
De naam hulponderwijzer verviel. Allen die les gaven werden voortaan onderwijzer genoemd.
De naam hoofdonderwijzer betekende onderwijzer met hoofdakte.
De baas van de school heette voortaan “hoofd der school”.
Het aantal kinderen per onderwijzer werd verminderd tot ca. 40.
Het maximum aantal leerlingen per school werd gesteld op 400.
Zes jaar later werd dit aantal al weer verhoogd tot 600 en werden de klassen weer groter.
De minimumsalarissen werden gesteld op: f 700,00 voor hoofd, f 600,00 voor onderwijzer met hoofdakte en f 400,00 voor een onderwijzer.
Het onderwijs in de laagste klassen zou bij voorkeur gegeven moeten worden door onderwijzeressen.
Invoering van het vak nuttige handwerken voor meisjes.
Het rijk zou 30 % van de kosten gemaakt door het openbaar onderwijs aan de gemeenten gaan vergoeden.

Aantal scholen bij de invoering van de wet
Sliedrecht telde drie jaar na invoering van de nieuwe wet drie openbare scholen voor gewoon lager onderwijs, een openbare school lager onderwijs en voor meer uitgebreid lager onderwijs (MULO) in wijk B en een gesubsidieerde bijzondere school voor meisjes. Deze laatste werd 1882 toegevoegd aan de school in wijk B. Tevens werd in dat jaar besloten tot stichting van nog een school in wijk A. Bovendien werden de eerste geluiden waargenomen van initiatieven tot stichting van een bijzondere school van de zijde der Christelijk Gereformeerden.

De school in wijk A stond onder leiding van de 64 jarige M.J.M. Dulburg Schlief. Naast hem kende de school nog 4 onderwijzers, t.w. de heren W.W.Odink, A. Kerssen, J. Zuidhof en de van de school in Wijk D overgeplaatste C.A.Steijnis. Gezamenlijk gaven zij les aan circa 320 kinderen. Doordat de school slechts vier lokalen kende, moesten twee onderwijzers samen gelijktijdig van een lokaal gebruik maken. Het Sliedrechtse benedeneinde herbergde het armste deel van de bevolking. Mede hierdoor vormde het aantal leerlingen dat gratis onderwijs ontving (10 %) het hoogste percentage in de gehele gemeente.

Het onderwijs in school Wijk B verkeerde voortdurend in een kwijnende toestand. Het aantal leerlingen was slechts 33, hetgeen “voor een groote bloeiende gemeente” met een zeer gering cijfer wordt gewaarmerkt. Het schoolhoofd Frahm werd geassisteerd door de heren L.Roetman en C.H.Otter. Hoewel een drietal leerkrachten voor een gering aantal leerlingen een gunstige uitgangspositie lijkt. kende de school wel degelijk problemen. De zeer uiteenlopende leeftijd 6 t/m 15 jaar en ontwikkeling van de schoolgaande kinderen was voor de klassenindeling een groot bezwaar. Tot de school konden van andere scholen slechts kinderen worden toegelaten die de eerste en tweede klas met goed gevolg hadden doorlopen.
Over de kwaliteit van het onderwijs heerste een duidelijke onvrede. Dit betrof zowel de resultaten als de toestand waarin de leermiddelen zich bevonden.
Tijdens een bijzondere vergadering van de Plaatselijke Commissie van Toezicht, waarbij het schoolhoofd Frahm aanwezig is wordt de kwestie uitgesproken. Hierbij lopen de gemoederen hoog op als de voorzitter van de commissie, de heer Langeveld, de heer Frahm vraagt ” eene andere inrichting van zijne school te geven, opdat het onderwijs meerdere vruchten drage en de ouders niet verplicht zijn hunne kinderen naar kostscholen te zenden.”

De school in wijk C, de meest bevolkte (470 leerlingen) van ons dorp, werd in 1881 getroffen door het overlijden van het schoolhoofd de heer C.J.van der Hoeven. Tijdelijk werd hij vervangen door de heer W. Fermie die daarbij werd bijgestaan door de onderwijzers J.R. ‘ t Hoen, L. ’t Hoen, L. D. Labberté, J. van der Heijden en J.E. van Duijneveldt. Als het nieuwe schoolhoofd zou worden benoemd de heer C.W.van der Schuijt.
Het gebouw werd tevens gebruikt voor de lessen gegeven door de Rijksnormaalschool op woensdagmiddag en op zaterdag.

De school in wijk D telde vier lokalen, maar had dringend een extra lokaal nodig. Het hoofd van deze school was de heer B.J.Groenevelt, oud 36 jaar. Hij werd bijgestaan door de heren H.de Wolf, A van Wijgerden en J.W. van Gelderen. Het aantal leerlingen dat de school bezocht lag gemiddeld rond de 250.
Ook de inrichting van de school voldoet volgens de plaatselijke commissie van toezicht niet aan de eisen gesteld door dezelfde wet. Wel is reeds op elk der scholen naast de hoofdonderwijzer een onderwijzer in het bezit van de hoofdakte aangesteld.

Naai- en breischool
Veel kinderen verlieten nog vroegtijdig de scholen. Van het bij de wet ingevoerde nieuwe vak in de nuttige handwerken is op de Sliedrechtse scholen in 1881 nog geen sprake. Volgens de Commissie van Toezicht een reden dat met name de meisjes in de hoogste twee klassen de school vaarwel zegden. Het feit dat er aan geen enkele school een onderwijzeres, bevoegd in het geven van de nuttige handwerken, verbonden was zal hier mede aan hebben bijgedragen. De kinderen werden ’s middags naar een naai- en breischool gestuurd en de ouders vonden het de kosten vervolgens niet waard om de meisjes ’s ochtends naar school te laten gaan. Bij het huishoudelijk werk kon men best een goedkope hulp gebruiken.

Schoolverzuim
Het schoolverzuim was groot. Met name bij de leerlingen in Wijk D. De reden? Armoede, onverschilligheid, te hoog schoolgeld ……. . Bij de school in Wijk A verzuimden veel kinderen, omdat hun vader het beroep van schipper had. Om het schoolverzuim in te dammen werd besloten tot het uitreiken van beloningen voor getrouw schoolbezoek. De hoofden van scholen dienden hiertoe het verzuim van elk kind nauwkeurig bij te houden. Beloningen bestonden o.a. uit atlasjes en leesboekjes. Aan trouwe schoolgangers, minstens zes jaar schoolbezoek met goed gevolg, werd een diploma, een “eereblijk” uitgereikt. Het resultaat was positief, het verzuim werd in ieder geval sterk teruggebracht.
In het jaar 1881 werd plaatselijk de eerste proef genomen met het schoolsparen. Dit gebeurde op de school in Wijk D. Het resultaat was veelbelovend, zodat men besloot ook in de school in Wijk A een spaarbank op te richten.

De eerste onderwijzeressen
De Plaatselijke Commissie van Toezicht die toentertijd bestond uit de heren K. van Wijngaarden Yzn. (voorzitter), P. Langeveld ( secretaris), A.J. van Haaften, A. Vermaes Mzn en A.J. van der Lee drong aan op het aanstellen van vrouwelijke leerkrachten om bovengenoemd probleem op te kunnen vangen.
In 1882 werden, wellicht als gevolg van bovenstaande, aan twee scholen onderwijzeressen aangesteld. Dat waren de dames H.J. Peiffer in Wijk A, P.Grosjean en E.F. Busé in Wijk B. Een jaar later werd de eerste onderwijzers in Baanhoek gesignaleerd. Haar naam was juffrouw E. de Beer.
Een succes voor de Plaatselijke Commissie van Toezicht die bestond uit de heren: K. Van Wijngaarden Yzn. ( voorzitter), P. Langeveld ( secretaris), A.J. van Haaften, A. Vermaes Mzn en A.J.van der Lee.

Wat het onderwijs in 1881 kostte
Het onderwijs vormde op de gemeentebegroting van 1881 een belangrijke post. In totaal werd een bedrag van f 21218,24 en een halve cent opgevoerd. Door het rijk werd, met uitzondering voor de meisjesschool, voor 30 % in de uitgaven voorzien.

Het bedrag werd uitgegeven aan:
Jaarwedden hoofden van scholen f 5219,84
Jaarwedden en toelagen onderwijzers f11032,63
Jaarwedden en toelagen Kwekelingen f 198,63
Onderhoud gebouwen f 1311,32
Schoolbehoeften f 1172,51
Licht, stoken en schoonhouden f 902,05
Bijdrage pensioen f 366,665 (het halfje ….!)
Schoolcommissie f 50,00
Bijdrage gesubsidieerde meisjesschool f 945,60

De kosten werden gedeeltelijk gevonden uit de opbrengst van de schoolgelden. Dit bedrag, ongeveer 3100 gulden, werd bijeengebracht door een bijdrage van f 0,10 per kind per week. Bij meerdere schoolgaande kinderen uit één gezin bedroeg de bijdrage f 0,05 per ieder volgend kind. “Bedeelden en zij, die schoon niet bedeeld, onvermogend zijn en de minvermogenden, worden niet aan de heffing van schoolgeld onderworpen.” In totaal bedroeg het aantal kinderen dat gratis onderwijs ontving 120 leerlingen.
Voor de elitaire school in Wijk B gold een aparte regeling met hogere bedragen per leerling.

De financiële toestand van de onderwijzers rond 1881
De jaarwedden, vastgesteld door de gemeenteraad, van de hoofden van scholen waren die voor de wijken A, C en D f 1050,00. Het hoofd van de school in Wijk B verdiende f 1530,00 op jaarbasis.
Verder werd aan de hoofden een vrije woning verzekerd, waarvan de fictieve huurwaarde werd vastgesteld op f 250,00 per jaar.
De onderwijzers met hoofdakte ontvingen f 750,00 en een onderwijzer zonder de hoofdacte kwam uit op een bedrag van f 650,00. De leerkrachten aan de school van de heer Frahm verdienden f 250,00 meer per jaar. Het onderwijs aan een school voor meer uitgebreid lager onderwijs werd duidelijk beter betaald.
Eigenlijk waren deze bedragen een verslechtering ten opzichte van een eerdere regeling, waarbij men als onderwijzer op een bedrag van f 700,00 kon rekenen met bovendien een gratificatie van f 50,00 na twee jaar en van f 100,00 na een vierjarig verblijf. De meesten konden echter van de oude regeling blijven genieten, waardoor het mede verklaard is dat er weinig verloop onder het onderwijzend personeel was.
De salarissen waren geen vetpot. Enkele onderwijzers en hoofden trachtten door het geven van privaatlessen en het werk aan de Rijksnormaalschool hun inkomen te vermeerderen.
Van gelijkstelling was nog geen sprake. Een eventueel aangestelde onderwijzeres zou maximaal f 600,00 ontvangen voor hetzelfde te leveren aandeel.
In 1888 werden de jaarwedden zelfs opnieuw verminderd, en wel met f 100,00 per jaar. Een verlaging van ruim 15 %! Tien jaar later is van een verbetering van de salarissen nog geen sprake. Het aanvangsloon bedraagt nog immer f 650,00 per jaar. Het is dan ook geen wonder dat de heer Disselkoen, hoofd van school 5 te Baanhoek zijn beklag doet.
Zowel in 1898 als in 1899 verliet de helft van zijn personeel de school. De continuïteit van het onderwijs werd hierdoor sterk verstoord. Waarom verlieten zoveel leerkrachten de school? Simpelweg omdat de traktementen in andere plaatsen, vooral de steden, hoger lagen! Logisch dus de vele mutaties. Het schoolhoofd spreekt van “arme kinderen, die in hunne leerjaren zo vaak van onderwijzer moeten verwisselen” en van ” wellicht moge ook hier nog eens een traktementsregeling tot stand komen, in ’t belang van ’t onderwijs, die tevens zoowel voor Hoofden als van Onderwijzers na een zeker aantal dienstjaren behoorlijke verhoogingen zou toekennen.”
De klacht was niet aan dovemansoren gericht. In 1900 kwam, mede door inspanning van de Commissie van Toezicht een nieuwe regeling tot stand. De hoofden van scholen en een twintigtal onderwijzers en onderwijzeressen brachten hiervoor hun dank uit.

De scholen op een rijtje
Intussen tellen we 7 scholen. De school aan de Tolsteeg is vervangen door een nieuwe op Baanhoek (1850) ongeveer ter hoogte van de huidige spoorbrug. De school onder de toren heeft plaats moeten maken voor de genoemde school aan de overzijde van de dijk (1869). De school in het oosten van de Kerkbuurt (1860) was nieuw en in het oosten van de gemeente fungeerde, sinds 1844, de voormalige wolspinnerij nog steeds als schoolgebouw.
De heer Dullburg Schlief werd, na 38 jaren gefungeerd te hebben als schoolhoofd in Wijk A, in 1885 opgevolgd door de heer F. Janse, voordien onderwijzer te Scheveningen.

School-0502Intussen (1 februari 1884) was er niet ver van deze school verwijderd binnendijks een nieuwe school (7 lokalen) geopend. Deze school kreeg als schoolhoofd de heer B. J. Groenevelt die daarvoor werkzaam was in Wijk D. De school zou later, volgens plaatselijk gebruik, bekend worden naar het hoofd van de school als de “Groeneveldeschool”.
Het nieuwe schoolhoofd in Wijk D werd de heer J.V. Disselkoen. In 1881 kreeg de heer Frahm eervol ontslag als hoofd van school 3 in wijk B. Zijn opvolger werd de heer K.Groustra, hoofd van een school te Edam.
Al in het verslag over het jaar 1885 spreekt de Commissie van Toezicht van overbevolking van de laagste klassen en een jaar later volgt het advies om in de naaste toekomst nog een nieuwe school te bouwen.
Een verzoek dat voorlopig niet gehonoreerd zou worden. Wel werd de school in Wijk C in 1890 verbouwd. Het eerste en tweede leerjaar kregen, als gevolg van de verbouwing, les in het gymnastieklokaal in de oude school onder de kerk, het derde en vierde leerjaar bleven in de school terwijl de hoogste twee leerjaren les kregen in de Consistoriekamer van de Ned. Hervormde Kerk.
In 1889 werd door de vereniging “Tot Heil der Jeugd” op 19 april de school geopend behorende tot de Christelijk Gereformeerde Gemeente te Sliedrecht, hoofd de heer J. Bokhout. Ook deze school kwam te staan onder het toezicht van de Commissie. In 1894 wordt op het adres wijk A 763 een tweede bijzondere school, hoofd de heer P. van Aalten, geopend.

Niet altijd lovend
In de jaarverslagen is de Commissie lang niet altijd lovend over de geleverde prestaties van de leerkrachten. Zo wordt gesproken over een onderwijzeres die haar taak ziet als “eene die afgewerkt moet worden”, een onderwijzer die “een ongunstige uitzondering vormt op het bevredigende onderwijs aan een school”, een onderwijzer die “alle pedagogisch talent mist” en een onderwijzer die “in geen enkel opzicht voor zijne taak berekend is”.
Het feit dat aan de school in Wijk C twee onderwijzeressen zijn aangesteld, werd niet positief beoordeeld. “Het onderwijs zou er hierdoor niet mee op vooruitgegaan zijn.”
De uitspraken vallen bij de schoolhoofden niet in goede aarde. De Commissie geeft hen echter als antwoord dat ” de Commissie bevoegd en verplicht is het verslag zelfstandig op te maken, zonder daarvan rekenschap te geven aan de hoofden van scholen.”
Trouwens, niet alleen schoolhoofden gaven acte de préséance bij de Commissie, ook leerkrachten dienen zich zo nu en dan te komen verantwoorden voor hun (on)pedagogisch gedrag ten aanzien van leerlingen. Een bewijs dat de Commissie zeker geen wassen neus vormde in ons dorp. De kennis van zaken werd vergaard uit maandelijkse bezoeken aan de scholen. Wensen bleven er voor de heren wel. De leerplannen konden meer uniformiteit gebruiken. Een aanpassing van de schoolbanken, met name in de oude school in Wijk A (uitgevoerd 1890) en in de school van Wijk C, zou geen overbodige luxe zijn. Het schoonhouden had ook niet ieders goedkeuring, terwijl hier en daar van een rioollucht sprake was.
In 1886 is voor het eerst sprake van de aanwezigheid van een schoolbibliotheek op een der scholen (Wijk C). Vrijwillige bijdragen van enkele dorpsgenoten stelden het hoofd der school in staat enige boeken te kopen. Gebrek aan fondsen belette echter een uitbreiding.
Een nieuw onderwerp van discussie was de invoering van de vrije- en ordeoefeningen (gymnastiek) in het leerplan of dat men wenste te wachten tot het jaar van verplichtstelling (1893). Na enige discussie wordt voorlopig tot het laatste besloten. Erg wilde het niet vlotten met de invoering, want de scholen 1, 2 en 5 kregen tussen 1897 en 1902 een vrijstelling tot het geven van gymnastieklessen. Met dit voorstel was de Commissie van Toezicht het t.a.v. school 2 niet eens, daar de school over een goed in te richten overdekte speelplaats beschikte.
De hoofden van scholen werd tevens verzocht de leerlingen van de twee hoogste klassen bekend te maken met de muntstelsels van andere landen, vooral op grond dat “tegenwoordig vele ingezetenen uit de volksklasse zich naar het buitenland begeven tot uitoefening van hun bedrijf.”
Het probleem van de te grote aantallen kinderen werd zo nijpend dat de schoolopziener tot de conclusie kwam dat “inhalingsonderwijs” na schooltijd verplicht gegeven moest worden door de onderwijzeressen aan de kinderen die het klassikaal onderwijs niet konden volgen. Ook de nuttige handwerken dienden buiten de schooluren gegeven te worden (1888).
Voor het nieuwe commissielid J. W. Lieftinck waren deze maatregelen kennelijk nog niet voldoende want hij stelde voor om voortaan ook op zaterdagmorgen school te houden. De heer Groustra van School 3 was reeds van plan deze wijziging in zijn leerplan op te nemen. Met de schoolopziener werd contact opgenomen om de wijziging door te voeren voor alle openbare scholen. Begin 1893 ging de schoolopziener akkoord en is de zaterdagochtend met ingang van het nieuwe cursusjaar een schooldag geworden.
Problemen met leerlingen zijn niet van vandaag en gisteren. Regelmatig worden tegen lastige figuren maatregelen genomen. Het veertien dagen verwijderen van de school was een veelvuldig toegepaste straf. Op de school van de heer Janse in Wijk A vonden op 26 mei 1894 zelfs zodanige ongeregeldheden plaats dat het schoolhoofd genoodzaakt was alle leerlingen ’s middags vrij te geven.
Een opvallende klacht betreft de aanwezigheid van een kwalijk riekende mestvaalt op de speelplaats van school 3 in de Kerkbuurt. B & W nemen direct maatregelen ……

04 – De wet van 1857

Al eerder zagen we dat de wet van 1806 een aanleiding was tot een schoolstrijd tussen de voorstanders van openbaar en bijzonder onderwijs.
De nieuwe wet van 1857 poogde hieraan een eind te maken, maar slaagde er niet in. Integendeel, er werd wel vrijheid gegeven tot het oprichten van scholen, maar er zou slechts rijkssubsidie gegeven worden wanneer de scholen voor iedereen toegankelijk zouden zijn. Met andere woorden steun was er alleen voor scholen van hetzelfde karakter als de openbare. De vrijheid werd weliswaar vergroot, maar echt tevreden waren de partijen niet. Het aantal bijzondere scholen nam na 1857 snel toe, want de voorstanders van confessioneel onderwijs konden nu scholen stichten geheel “buiten bezwaar van ’s lands schatkist”. Men was daarbij afhankelijk van vrijwillige bijdragen, schenkingen en schoolgelden. De schoolstrijd werd er nu tevens een van een strijd om de subsidie, waarbij het openbaar onderwijs zat intussen ook niet stil zat. In 1866 werd op tweede paasdag in het Friese Heerenveen een vergadering belegd die de aanleiding zou vormen tot de oprichting van de “Vereniging tot bevordering van het Volksonderwijs” op 25 mei van dat jaar te Leeuwarden.

De kenmerken van de wet van 1857 waren:

*Voorgeschreven werd welke vakken er gegeven moesten worden. Dat waren er 9 namelijk lezen, schrijven, rekenen, vormleer, Nederlandse taal, aardrijkskunde, geschiedenis, kennis der natuur en zingen. Ook voor het meer uitgebreid lager onderwijs (MULO) werd een nadere omschrijving van de vakken gegeven.
*De schoolopziener kreeg de bevoegdheid om lokalen die schadelijk voor de gezondheid of te klein waren af te keuren.
*De onderwijzer diende in het bezit te zijn van bewijzen van bekwaamheid en zedelijkheid; de opleiding moest plaatsvinden op kweekscholen, rijksnormaalscholen of aan de openbare scholen zelf.
*Onderwijs kon gegeven worden door hoofd- en hulponderwijzers en kwekelingen van beiderlei kunne. Voor de vrouwen werd één rang ingevoerd, die van schoolhouderes.
*De onderwijzers kregen hiermee de erkenning zelfstandig met een onderwijstaak belast te zijn en waren niet langer de “hulpjes” van het schoolhoofd!
*De 4 rangen, die de wet van 1806 kende, werden teruggebracht tot 2. De eisen bij de examens werden verzwaard, waarmee het peil bij de onderwijzers steeg.
*Het schoolhoofd moest door een kwekeling worden bijgestaan bij meer dan 70 leerlingen, bij meer dan 100 door een hulponderwijzer, bij meer dan 150 door een hulponderwijzer en een kwekeling, bij meer dan 200 door 2 hulponderwijzers.
*Het wettelijk minimumsalaris voor schoolhoofd werd vastgesteld op f 400,= per jaar plus vrije woning en tuin en f 25,= voor de opleiding van een kwekeling. De hulponderwijzer ontving minimaal f 200,= per jaar.

Onvrede tussen schoolhoofden en onderwijzers
De nieuwe onderwijswet van 1857 bracht voor de opleiding van de schoolmeester en schooljuffrouw ook grote veranderingen. Zo werd het aantal rijkskweekscholen, waar de studie gevolgd kon worden tussen 1860 en 1880 van één naar zeven uitgebreid. In de grotere steden ontstonden de eerste gemeentelijke kweekscholen. Amsterdam had de primeur in 1876. In het aantal via toelatingsexamens geplaatste leerlingen zat een stijgende lijn. De kweekscholen waren op verre na niet in staat voldoende personeel op te leiden, zodat de kwekelingen op de scholen zelf ook nog het vak konden leren.
Steeds meer geschoold personeel vond een plaats binnen de schoolmuren. Qua opleiding staken zij gunstig af bij het oudere personeel. Hierdoor groeide een tegenstelling tussen het op de scholen aanwezige oudere personeel. Een situatie die er niet beter op werd, doordat de ouderen meestal doorschoven naar de banen van schoolhoofd. Een veel beter betaalde baan, waarbij het salaris 2,3 maal zo hoog was dan dat van de onderwijzer. De tegenstelling van slecht of gebrekkig opgeleiden met weinig algemene ontwikkeling tegenover goed of tenminste beter opgeleiden en de financiële achterstelling van de onderwijzers brachten in veel gevallen spanningen met zich mee De onderlinge verhoudingen werden vaak bedorven en voor de ondergeschikte onderwijzers werd de toestand vaak ondraaglijk. De schoolhoofden hadden al sinds 1842 de mogelijkheid zich aan te sluiten bij het Nederlandsche Onderwijzers Genootschap (N.O.G.). Voor de onderwijzers was hierin geen plaats. Uiteindelijk zou de onvrede leiden (1874) tot de oprichting van de “Bond van Nederlandsche Onderwijzers”.

Schooltoezicht
Gegrond op de onderwijswet van 1806 werd in mei 1842 een nota opgemaakt door een Provinciale Commissie van Onderwijs.
Hierin werden nog eens duidelijk de regels gesteld, die in acht moesten worden genomen door plaatselijke commissies belast met het toezicht op het onderwijs.
Een “Commissie van Plaatselijk Toezigt”, bestaande uit eenige bij de Districts-Schoolopziener bekende en vertrouwde personen kreeg na een aanstelling van het gemeentebestuur het toezicht op enige hoofdaangelegenheden van het Schoolwezen.

De taken bestonden uit:

* Het behulpzaam zijn en ondersteunen van de schoolopziener.
* Het doorgeven van vacatures en andere voor het plaatselijke onderwijs belangrijke zaken.
* Zorg voor behoorlijk ingerichte schoolvertrekken, het nodige meubilair en hulpmiddelen.
* Controle op de reinheid. Zo moesten de lokalen tweemaal per week gereinigd worden, tussen de schooltijden geluchr worden en ’s winters op een voor de gezondheid niet nadelige wijze verwarmd worden.
* Toezicht houden op het naar school gaan van alle leerlingen. Vooral op de kinderen, die tot de arme en minvermogende klasse behoorden, diende gelet te worden.
De kinderen moesten “allen zindelijk en gewasschen ter school komen, geen afzigtelijke of besmettelijke ongemakken hebben en voorzien van de Koepok-inënting”.
Kinderen uit gezinnen, waar de kinderpokken of een andere besmettelijke ziekte heerste mochten de school niet bezoeken, zolang de besmetting duurde.
* Aandacht voor het feit dat de onderwijzers en onderwijzeressen de bepalingen op het onderwijs nauwlettend naleefden
De orde en tucht dienden volgens opvoedkundige beginsels, zonder het gebruik van oude strafwerktuigen of verworpene dwangmiddelen gehandhaafd worden. De leerkracht had zich in alle opzichten voorbeeldig te gedragen.

De werkzaamheden van elke klas moesten gedurende elke schooltijd volgens een opgemaakt rooster – zichtbaar in de school opgehangen – gegeven worden.
De commissie diende op geregelde tijden schoolbezoeken te houden, zodat het reilen en zeilen van de scholen goed in de gaten kon worden.
De maatregelen, die de commissie in het belang van het onderwijs kon nemen, beperkten zich uitsluitend tot aanmoediging, opwekking, hulpbetoon en overreding van ouders, leerlingen en onderwijzers.
Mocht de commissie het nodig vinden om strengere maatregelen te nemen diende overleg met de schoolopziener plaats te vinden.

De betekenis van de schoolcommissie was – dat zal duidelijk zijn – gering. Zaken als schooltijden, vakanties, schoolgeld konden geregeld worden. Van een medezeggenschap inzake het onderwijs was zeker geen sprake.

Instelling schoolcommissie (1857) in Sliedrecht
Bij raadsbesluit van 22 december 1857 werd in Sliedrecht een plaatselijke schoolcommissie ingesteld die de taak kreeg toezicht te houden op het onderwijs. Op 20 januari 1858 kwam de commissie bestaande uit 5 leden voor de eerste maal bijeen. Tot voorzitter werd gekozen W.M.van Haaften, secretaris werd J.A.van Hattem. Leden waren J. Prins Visser, J. Luyt en W.W. Kalis.
Een van de eerste werkzaamheden was het opstellen van een nieuw schoolreglement voor de onderwijzers.
Besloten werd schoolhoofd Van der Hoeven zijn aanstelling als koster, voorzanger en klokluider, welke volgens de nieuwe wet niet zou stroken met het karakter van de school, niet te ontnemen. Het feit dat van de 5972 inwoners er 5815 “de gereformeerde leer toegedaan” waren en men mede hierdoor niet al te veel te vrezen had voor een kerkelijke invloed op de school was hieraan niet vreemd. Een van de eerste daden van de commissie was een bezoek brengen aan de drie Sliedrechtse scholen. Doel van dit bezoek was een onderzoek op de scholen naar de vorderingen van de kinderen, waarvan de ouders van de “bedeling” leefden.
Viermaal per jaar werden de kinderen tot de scholen toegelaten. De ouders, die onderwijs voor hun zoon of dochter wensten, moesten hun kind aanmelden bij de secretarie. In totaal woonden (1863) er in ons dorp 1380 huisgezinnen. Voor de drie bestaande scholen betekende dit 460 huisgezinnen De schoolcommissie zorgde voor een verdeling van de leerlingen over de scholen. Aan de hand van deze cijfers werden de “schoolgrenzen” bepaald. Voor de school in wijk A was dit vanaf de grens met Giessendam tot aan de bewaarplaats van de brandspuit bij Wijk B 19. De school in Wijk C kon rekenen op de leerlingen vanaf genoemd brandspuithuisje tot aan de korenmolen in Wijk C. Voor de school in wijk D resteerden de kinderen vanaf de korenmolen tot de grens met Papendrecht.

Schoolgeld en Schoolverzuim
Rond 1860 was de kinderarbeid nog vrij algemeen. Werkeloosheid en armoede teisterden een groot deel van de bevolking. Landelijk gezien leefde een zevende deel van de mensen van de “bedeling”. Het schoolverzuim nam een ontstellende omvang aan. Behalve kinderen die nooit de school bezochten, waren er ook die te hooi en te gras aan het onderwijs deelnamen. Het in 1806 ingevoerde klassikale onderwijs was door de vele absenten bijna onmogelijk.
Hoewel de bevolking van ons land tussen 1860 en 1880 met 25% toenam hield het schoolbezoek hiermee zeker geen gelijke tred. Sterker, landelijk gezien was het aantal schoolgaande kinderen tussen de 6 en 12 jaar afgenomen van 34% naar 14%. Cijfers die enigszins verdoezeld werden doordat in absolute cijfers gezien nauwelijks sprake was van een daling. In 1862 bezochten zo’n 100.000 kinderen de school en in 1880 waren dit er 90.000. Een negatief saldo van 10.000 (10%) en dat terwijl de bevolking van ons land in dezelfde jaren met 25% was toegenomen.
Een feit, waarover vooral de in 1866 te Leeuwarden gestichte Vereniging tot bevordering van het Volksonderwijs zich ernstige zorgen maakte. Hierbij vroeg zich men af waar, waarom en door wie het verzuim vooral werd gepleegd. Het was overduidelijk dat men de schoolverzuimerts aantrof in de kringen van de armen. De armoede belemmerde het inzicht, belemmerde de belangstelling en eiste de kinderen op voor de arbeid. Men hoopte de situatie te verbeteren door in plaats van “armenscholen” daarvoor de “kosteloze scholen” in te stellen. Kosteloos onderwijs diende ingevoerd te worden voor de minvermogenden.
Het enige afdoende middel tegen het schoolverzuim: instelling van de leerplicht was nog lang niet aan de orde.
Sliedrecht stak nog gunstig af bij het bovenbeschreven beeld, doch het aantal kinderen waarvoor geen schoolgeld, 12,5 cent per week, werd betaald bedroeg 236. De gemeenteraad bepaalde welke kinderen gratis de school konden bezoeken en voor wie er schoolgeld betaald moest worden. Verder kende ons dorp een unieke groep schoolverzuimerts, namelijk zij die de school tijdelijk verzuimden. Dat waren zij die, zoals de volksklasse dit noemde, buiten-af waren.
Zij die “voor hunne stand genoegzame kundigheden hadden opgedaan” dienden de school te verlaten om plaats te maken voor anderen……. . Dit kwam veel ouders overigens niet slecht uit, want de kinderen konden op jonge leeftijd al “in de verdienste” worden gebracht.

Het onderwijzend personeel te Sliedrecht in 1858
In het jaarverslag over 1858 lezen we dat in de school in wijk A naast het schoolhoofd Dullburg Schlief de hulponderwijzer Karel van der Zijde werkzaam is. De school werd “in voldoende staat bevonden” en telde circa 195 leerlingen.
In wijk D werd het schoolhoofd Bogaard bijgestaan door hulponderwijzer Teunis Houtzager. Deze school telde gemiddeld 210 leerlingen
De school aan de kerk werd als laatste bezocht. Hier werd het schoolhoofd Van der Hoeven bijgestaan door hulponderwijzer Gijsbert Overeem. Zo’n 190 kinderen bezochten de school. Aan deze school werd ook onderwezen in het meer uitgebreid lager onderwijs. Enige jaren later zou de nieuw gestichte school in Kerkbuurt-Oost deze taak overnemen.
De hulponderwijzers Van der Zijde en Overeem waren in het bezit van de akte van bekwaamheid van de 3e rang. Alle anderen bezaten die van de 2e rang.
Hulponderwijzers waren in het begin van de jaren ’60 moeilijk te verkrijgen. De nood aan de school van Van der Hoeven was zelfs zo groot dat een kwekeling, Jacob Kros, van 14 jaar de leerlingen onder zijn hoede kreeg. Kennelijk heeft de jongeman goed gefunctioneerd. Dat valt op te maken uit zijn beloning die bestond uit het gedurende één jaar gratis mogen volgen van het meer uitgebreid lager onderwijs.
Nadat, op verzoek van de schoolcommissie, het salaris van de hulponderwijzer door de gemeenteraad werd verhoogd (april 1862) met f 50,00 per jaar van f 400,00 tot f 450,00 was de belangstelling opeens veel groter om in Sliedrecht aan de slag te gaan.
Later (1868) toen het aanbod groter was, deed de raad nog een poging het bedrag weer met f 25,00 te verlagen. Dit leed echter schipbreuk toen bleek dat hulponderwijzer Bouman direct verklaarde op te stappen.
In 1862 verviel tevens de bepaling van de wederzijdse opzegtermijn van drie maanden. Voor de gemeente natuurlijk een waarborg om een ongeschikte onderwijzer te ontslaan zonder de plicht van het salaris door te moeten betalen. Aan de andere kant veroorzaakte genoemd besluit het ” duiventil-effect” voor wat de hulponderwijzers betrof. Om de meest uiteenlopende redenen verliet men de Sliedrechtse scholen, waarna de opvolger weer neerstreek.
Van een enkel geval is het bekend dat de verstandhouding tussen het schoolhoofd en de hulponderwijzer de reden was tot het vertrek van de laatstgenoemde. Dit vond plaats toen de hulponderwijzer Mackaij weigerde de bevelen van de hoofdonderwijzer Bogaard op te volgen en lastig was voor zijn collega’s. Hem werd aangeraden zijn ontslag in te dienen, wat hij dan ook maar deed… .
Een ander opvallend ontslag was dat van de hulponderwijzer Immerzeel aan de school in wijk A, waarbij het schoolhoofd, Dullburg Schlief, “niet ongepast vond in het belang van het onderwijs eens te verwisselen van hulponderwijzer”. Hoewel van ontevredenheid geen sprake was, steunde de schoolcommissie het verzoek en de heer Immerzeel kreeg van de raad weliswaar eervol ontslag, maar diende wel naar een andere baan uit te zien ….. .
Ontslagen en benoemingen waren een zaak van de gemeenteraad. Aan de schoolcommissie werd advies gevraagd bij de voordracht. In 1868 voelde de commissie zich echter zodanig gepasseerd dat ze haar bevreemding uitsprak over het ontslag en de benoeming van hulponderwijzers zonder daar in gekend te zijn. “Het is zeer onaangenaam voor de commissie bij een schoolbezoek hulponderwijzers op de scholen aan te treffen, wien men niet kent en van hare verwisseling geen andere kennis draagt dan bij mededeeling van een afschrift van het verleende ontslag of aanstelling.”
Tevens waren er nog twee bijzondere scholen. Een daarvan was een meisjesschool in Wijk B Mejuffrouw Van Bunge gaf les aan 22 leerlingen. Schoolgeld betalen was voor deze school een verplichting. Desondanks gaf het leerlingenaantal zoveel zorgen dat het aan Van Bunge werd toegestaan om kinderen vanaf de leeftijd van 5½ jaar toe te laten als het aantal kinderen onder de 25 zou blijven. Het schoollokaal werd door de schoolcommissie niet geschikt bevonden. Naar een andere ruimte werd naarstig gezocht. Suggesties varieerden van een nieuw lokaal tot een lokaal op de leegstaande bovenverdieping van de school in wijk B
De andere bijzondere school, voor jongens en meisjes, eveneens in Wijk B, o.l.v de heer Berman, gaf onderdak aan 16 leerlingen. Een jaar later wordt deze school niet meer genoemd. Wel is dan sprake van een jongensschool in Wijk B, hoofd de heer W.J. van Ravesteyn. Slechts 12 jongens volgden de lessen.
De commissie toonde zich zeer tevreden over de kwaliteiten van het lager onderwijs, maar ten aanzien van het meer uitgebreid lager onderwijs waren er enige bedenkingen.
Tenslotte geeft de schoolcommissie het volgende advies aan het College van B & W: “Vermeerdering van schoolruimte en onderwijzers en ruime toepassing ten aanzien van het gratis schoolgaan”.
Om een indruk te krijgen van de grootte van de schoollokalen laten we de maten hieronder volgen.
School Nr 1: 12,20 el lang, 8, 20 el breed en 4,3 el hoog
School Nr 2: 15,– el lang 7,– el breed en 6 el hoog
School Nr 3: 14,33 el lang, 8,25 el breed en 5,09 el hoog

School-0401Het college neem de schoolcommissie serieus
In 1858 ( 8 november) besloot de raad een terrein in de oostelijke Kerkbuurt aan te kopen. Op dit terrein werd de vierde gemeenteschool gebouwd. De opening vond plaats op 2 januari 1861. Schoolhoofd werd de heer E.D.C. Frahm. Naar Sliedrechts gebruik in die tijd kreeg de school in de volksmond al gauw de naam van de “Frahmeschool”. Naast het lager onderwijs werd aan deze school tevens meer uitgebreid lager onderwijs (M.U.L.O.) gegeven. De school was slechts toegankelijk voor kinderen waar schoolgeld voor werd betaald…….. .
Later stond het gebouw bekend onder de naam “De Korf”. Er was o.a. de huishoudschool en later de ambachtsschool in gevestigd. Weer later diende het gebouw als meubeltoonzaal.
Reeds drie jaar later (1864) bleek dat het probleem van meer schoolruimte met de opening van de school in wijk B niet opgelost was. Burgemeester en Wethouders stelden de raad voor geen leerlingen meer in te schrijven op te overbevolkte school in wijk C bij de kerk. De leerlingen moesten geplaatst worden op de school van de heer Frahm. Dit schoot bij de schoolcommissie in het verkeerde keelgat, want hierdoor zouden belangen van de leerlingen geschaad worden. Een toename van het aantal leerlingen en wie zou zeggen wanneer ook leerlingen waarvoor geen schoolgeld zou worden betaald toegelaten zouden worden, was kennelijk niet in het belang van de gegoede burgerij. In de notulen lezen we o.a.: “De gegoede ingezeten burgerstand heeft eene regtmatige aanspraak op het aanwezig zijn van eene zoodanige school” en ” het zeer ten naadeelen zal werken op de overige kinderen, welke alhoewel nog geen uitgebreid onderwijs ontvangen toch beschouwd kunnen worden, daar aanwezig te zijn om opgeleid te worden tot dat meer uitgebreid onderwijs”. Kunnen we hier spreken van een “eliteschool”?
Het eind van het liedje was, dat de schoolcommissie maar weer met een voorstel kwam tot het stichten van een nieuwe school in wijk B of C met een ruimte voor 500 leerlingen en de bestemming voor de school van de heer Frahm te laten voor wat het was. Tevens zou hiermee een oplossing gevonden worden voor de bijzondere school van Van der Bunge. De school en het schoolhuis in wijk C kwamen zodoende vrij voor de meisjes.
De raad toonde zich niet gevoelig voor het voorstel. Integendeel door het schoolgeld van de school in wijk te verlagen en gelijk te stellen met de andere scholen “degradeerde” men de school van de heer Frahm tot een “ordinaire” volksschool. Alleen de restrictie dat kinderen waarvoor schoolgeld werd betaald toegelaten werden bleef voorlopig nog gehandhaafd. Op de school van Van der Hoeven werden de kinderen van de minder vermogende ouders toegelaten Om een beeld betreffende de bekrompenheid van de school bij de kerk te schetsen enige cijfers. De vloeroppervlakte bedroeg ongeveer 70 m², het aantal leerlingen dat daarop bivakkeerde in september 1866: 284. Dat wil zeggen ongeveer 4 per m² …. . Duidelijk een noodsituatie om onder deze omstandigheden te werken. De commissie zette terecht meer druk op de ketel door de gemeenteraad aan te sporen tot nieuwbouw. Zelfs het dreigement de schoolopziener in de zaak te mengen werd gebruikt.
In 1866 was de raad uiteindelijk ook overtuigd van de noodzaak een nieuwe school te bouwen, maar het zou echter nog 8 jaar duren eer het zover was dat het schoolgebouw geopend werd. De school in wijk C kon en mocht voorlopig geen nieuwe leerlingen aannemen, zodat naarstig werd gezocht naar een oplossing. De school in wijk A zou vergroot moeten worden, waardoor een tijdelijke oplossing zou komen voor het ruimteprobleem.

Problemen op de school van Frahm

School-0402
Frahm

Merkwaardig te noemen is dat de zomervakantie, door de raad vastgesteld, van school tot school kon verschillen. Zo kreeg de leerlingen van de hierboven genoemde school in 1863, op verzoek van hoofdonderwijzer Frahm, 14 dagen vakantie in plaats van de gebruikelijk week. De overige scholen moesten na een week de schooldeuren weer openen.
Aan regels werd door de schoolcommissie veel waarde gehecht. Dit bleek wel toen het schoolhoofd, Frahm, werd aangesproken op het feit dat de tafel der werkzaamheden (het leesrooster), niet voorhanden was. Genoemd schoolhoofd had het echter te druk om een rooster op te stellen. Hij verzocht prompt (1862) de raad een tweede hulponderwijzer aan zijn school aan te stellen – wat ingewilligd werd – en daarna kreeg hij zijn handen vrij om aan de gestelde eis van de schoolcommissie te voldoen.
Frahm
Veel meer tongen kwamen los, toen bekend werd dat op de school van meester Frahm de hand werd gelicht met artikel 11 van het huishoudelijk reglement, namelijk de verordening de schooltijd te openen met gebed. Dadelijk kwam de schoolcommissie in actie en werd Frahm op het matje geroepen. De hoofdonderwijzer verklaarde ” een overwegend bezwaar te hebben, ook in verband met de wet op het openbaar onderwijs, in zake van godsdienstige overtuiging”.
Zowel tegenover de onderwijzers, als de leerlingen diende genoemde wet in acht te worden genomen. Het gewraakte artikel diende volgens Frahm te verdwijnen uit het reglement. Aan de onderwijzers moest de vrijheid gelaten worden al of niet met een gebed de schooltijd te beginnen. De commissie veranderde haar standpunt niet en wees het schoolhoofd nogmaals op zijn verplichting ten aanzien van het gebed. Mocht hij nog niet tot inkeer gekomen zijn dan diende hij zich maar met zijn verzoek tot de raad te wenden. Al met al een duidelijke vorm van protest tegen het gezag en dat in het jaar 1865… .

Telegraafkantoor
Een probleem van een geheel andere aard was de inkwartiering van een telegraafkantoor op de bovenverdieping van de school. In de school heerste blijkbaar een enorme rust, want de vloeren dienden belegd te worden met matten om geluidsoverlast te voorkomen. De telegrafist werd te kennen gegeven zo weinig mogelijk bewegingen te maken die het onderwijs in de school stoorden… .
De telegrafist op zijn beurt sloeg onmiddellijk terug. Bij de schoolcommissie komt zijn brief aan, waarin hij klaagt over de verregaande ongeregeldheden, welke plaats vinden op de school in wijk B. Na onderzoek bleek dat een school en een telegraafkantoor niet binnen één gebouw konden functioneren. De gemeenteraad werd geadviseerd uit te kijken naar een andere ruimte voor het telegraafkantoor.
De school van de heer Frahm kwam ook weer in opspraak, nadat een raadslid te kennen had gegeven, dat op het gedeelte, uitsluitend bestemd voor lager onderwijs, door de leerlingen zeer onzedelijke woorden gebezigd werden.
De heer Frahm, hierover aangesproken, vraagt opheldering naar de informant van het raadslid om zodoende de zaak nader te kunnen onderzoeken.

Gymnastiek
Zoals eerder gezegd nam in 1866 het plan tot stichting van een nieuwe school serieuze vormen aan. De schoolcommissie zat al enige tijd met het probleem in de maag dat aan de wet op het lager onderwijs geen uitvoering kon worden gegeven ten aanzien van het vak gymnastiek. Dit om de eenvoudige reden dat er in de gemeente geen geschikte ruimte aanwezig was voor deze lessen. Het op termijn vrijkomen van het schoolgebouw aan de kerk werd als een unieke mogelijkheid gezien om daarin te voorzien.
De behoefte was groot en de kosten, f 200,00 per jaar, voor een gymonderwijzer mochten geen bezwaar vormen. In 1868 ging dit voorstel naar de raad. De gezondheid van de leerlingen had hierbij duidelijk een prioriteit. Immers ziekten zoals t.b.c., epidemieën (cholera) kwamen in deze tijd nog veelvuldig voor. Het voorstel van één der schoolcommissieleden, de heer Prins Visser, waarin werd voorgesteld de schooldag met een half uur per dag in te korten, werd door de gemeenteraad aangenomen.

Klachten en feest
Klachten kwamen op het bureau van de schoolcommissie terecht. Het ging daarbij om het feiten zoals; het sluiten van de schooldeuren, waardoor telaatkomers hun vertier maar op straat moesten zoeken, het niet toestaan van verblijven tijdens pauzen in de school bij regen of bij het opeten van de boterham in de middagpauze. “Schooltje makken” kwam ook nog wel eens voor. De onderwijzers werd opgedragen de namen van de wegblijvers aan de commissie door te geven. Dit gold ook voor wat betreft de leerlingen die zich misdroegen ten opzichte van de hulponderwijzer. Als maatregel zou verwijdering van de school plaats kunnen vinden. Ook toen waren kennelijk niet alle kinderen lieverdjes…
Onderwijzers ontkwamen evenmin aan ingediende klachten. De hulponderwijzers van de school in wijk D werden beschuldigd van het kastijden van de schooljeugd.
De leerlingen bezorgden ook buiten de school nogal eens voor overlast. In 1864 werd in het herziene schoolreglement opgenomen dat de hulponderwijzers opgedragen werd de jongelui bij het verlaten van de school een eind weegs te volgen. De leerkrachten hadden enige moeite met deze nieuwe regel en ook het doorgeven van het schoolverzuim gebeurde niet nauw gelet.
In 1863 werd het feit herdacht dat ons land 50 jaar daarvoor zijn vrijheid had heroverd op de Franse overheersing. Op de scholen werd dit feit met een feestdag herdacht. De kinderen ontvingen een feestplaat met uitleg van de gebeurtenissen enige toepasselijke liedjes, waarmee men hoopte dat de leerlingen een goed denkbeeld zouden krijgen van het leed ons land 50 jaar daarvoor had geleden.
Het jaar 1866 was, vanuit het standpunt van de kinderen gezien, een prima jaar. De schoolbanken werden geverfd en deze klus was zo groot dat dit een week extra vakantie opleverde.

03 – Toename aantal leerlingen vereist een tweede school

Onder schoolmeester Jan de Groot zou het leerlingenaantal sterk toenemen. Nu was de tijd gunstig. De Franse overheersing was voorbij (1813) en het aantal ouders dat onderwijs voor hun kinderen wenste groeide. Gedurende de jaren 1826-1830 werd de school bevolkt door rond de 200 leerlingen. Zo’n 70 à 80 kinderen gingen voor rekening van de gemeente naar school. Een feit was dat de belangstelling onder het armlastige deel van de bevolking eveneens toenam. De Groot diende een ondermeester in dienst te nemen. Er werd zelfs in “ploegen” les gegeven. Voor de kosten draaide hij wel zelf op. Het schoolgeld werd hoger en bedroeg minstens 10 cent per leerling per week. De leerplichtige leeftijd was gesteld op 5 jaar. Dit lijkt aardig, maar dient wel te weten dat de kinderen na het bereiken van het 8e levensjaar de school dienden te verlaten. Het werk wachtte! Kennelijk eiste de gemeente wel waar voor het beschikbaar gestelde geld, immers de kinderen die voor hun rekening school gingen werden bij het verlaten van de school geëxamineerd door de burgemeester en drie raadsleden!

Een school voor het gehele dorp was uiteindelijk te weinig. Bij een besluit van de gemeenteraad van 16 maart 1827 werd overgegaan tot de aankoop van 2 huisjes aan de Tolsteeg.
School-0301Deze werden verbouwd tot onderwijzerswoning en de 2e school werd er in gevestigd.
Schoolmeester van de school werd de eerder genoemde Hendrik Slingerlandt. Hij heeft niet lang aan de school gewerkt. In overleg met de schoolopziener werd Hendrik wegens verregaande onkunde en slecht gedrag op 16 maart 1832 ontslagen. Trieste bijkomstigheid was dat de man door lichamelijke gebreken ook niet geschikt was voor handenarbeid. Vanuit de gemeentekas werd hem een bedrag uitgekeerd van f 2,50 per week.
Intussen (1829) was het aantal kinderen dat de school kon bezoeken reeds gestegen tot 500. Slechts voor 350 leerlingen was er maar plaats.
De plannen om een derde school te stichten waren serieus aanwezig, maar geldgebrek zorgde voor uitstel. Het gebouw aan de Tolsteeg werd gedeeltelijk vernieuwd en vergroot (1836). Het hoofd van de school was intussen Jan Bogaard.

Maranatha
School-0302Het plan een derde school te stichten werd in 1844 toch weer boven tafel gehaald. Op 25 januari van dat jaar besloot de gemeenteraad het gebouw van de voormalige wolspinnerij van Marinus Verschoor aan te kopen.
Dit gebouw, nu nog voor een gedeelte aanwezig en bekend onder de naam Maranatha, had oorspronkelijk een wolspinnerij binnen de muren gehad.
Later was er een synagoge in gevestigd.
In maart 1845 vond de aanbesteding voor de verbouw plaats en al in augustus van dat jaar zouden de eerste lessen gegeven kunnen worden. Er ontstond echter een probleem tussen het Rijk en de gemeente Sliedrecht rond de benoeming van de onderwijzer aan de school.

Aan sollicitanten was er geen gebrek. Een dertiental personen stond in de rij om aan de slag te gaan. Sliedrecht had een voorkeur voor de heer Teunis Dorland, op dat moment ondermeester aan de school bij de kerk. Het raadsbesluit de heer Dorland te benoemen werd door hogere instanties geschorst.
Wat speelde op dit moment namelijk? In 1840 was het Kantongerecht in Sliedrecht gevestigd. Vanuit de regering werd er op aangedrongen ook een gevangenis aan het gebouw te verbinden. De Sliedrechtse raad wenste hieraan niet mee te werken. Zo ontstond een probleem. Geen nor, geen onderwijzer. Aan deze strijd kwam eerst op 3 februari 1848 een eind. Aan de school werd benoemd Marie Jozef Michael Dahlburg Schieff. Uiteindelijk kwam er tevens een nor onder het Kantongerecht, evenals onder het 5 jaar later gebouwde Raadhuis in de Kerkbuurt. Beide gebouwen zijn nu in gebruik door het Sliedrechts Museum..
Sliedrecht was zodoende drie scholen rijk, welke te vinden waren aan het benedeneind (Tolsteeg), het midden (bij de kerk) en aan het boveneind (Maranathagebouw).

Weer een nieuwe school
Het gebouw aan de Tolsteeg moest in 1851 plaatsmaken voor een nieuwe school Op 28 november 1849 had de gemeente het huis “Bleyburg” met de bijbehorende grond gekocht. Op dit terrein werd de school gebouwd. Op 17 maart 1851 werd de school op Baanhoek in gebruik genomen.
Keren we terug tot de school bij de kerk. Daar was Jan de Groot ruim 40 jaar bij het onderwijs. Gelet op het grote aantal leerlingen moet zijn taak enorm zwaar geweest zijn. Op een leeftijd gekomen van 63 jaar werd het hem onmogelijk nog verder te werken. Ook bij de gemeente zag men dit in. Aan de meester werd in overweging gegeven ontslag te vragen. De Groot kon zich hiermee verenigen, maar vroeg wel een pensioen van f 800, = per jaar. Dit ging de gemeente te ver en het bedrag werd na enig heen en weer gepraat gesteld op f 700, = per jaar. Uit de gemeentekas ontving hij f 350, = en de rest diende zijn opvolger af te dragen……. . Tussen 1847 en 1858 vond deze aanbetaling plaats.
Cornelis Johannes van der Hoeven was eerder ondermeester geweest te Breda. Uit de vele sollicitanten was hij als de bekwaamste te voorschijn gekomen. Vooral zijn kennis op het gebied van de Franse, Duitse en Engelse taal, wiskunde en tekende had de doorslag gegeven bij zijn benoeming. Van der Hoeven zou zijn keuze later op velerlei terrein waarmaken.
Naast een aanstelling bij de gemeente kreeg Van der Hoeven ook een aanstelling bij het kerkbestuur als koster, voorzanger en klokluider. Hij werd geen doodgraver meer. Begraven in de kerk was een aflopende zaak en ook buiten de kerk, op het kerkhof gebeurde dat in latere jaren niet meer. Een nieuw kerkhof, gelegen aan de Stationsweg ten noorden van het kruispunt met de huidige Thorbeckelaan verving de oude begraafplaatsen.
Een enkele maal werd nog in de kerk begraven. Deze eer kreeg de oude meester De Groot. Hij werd begraven op de plaats waar hij vele jaren als voorlezer recht over de preekstoel had gestaan.
Een belangrijk jaar op onderwijsgebied was ook 1855. In dit jaar vond een volledige scheiding plaats tussen kerkelijke en burgerlijke gemeente. Bij de notaris werd een acte opgemaakt, waarbij overeengekomen werd dat het kerkbestuur afstand dee van de toren, de school, het erf ten noorden van de school en de onderwijzerswoning.
Van der Hoeven had nu dus duidelijk twee bazen. Er kwam dan ook een bepaling dat wanneer de onderwijzer die in de kosterswoning woonde, geen koster zou zijn het kerkbestuur jaarlijks f 75, = zou ontvangen voor het gemis van de kosterswoning. Over en weer werd het recht van overpad verleend.

02 – Wie er na Abraham kwamen

Tussen Abraham en Hendrik zou eerst nog een lange rij van leerkrachten passeren. Van een aantal weten we niet meer dat zij werkzaam zijn geweest op de Sliedrechtse school als de eerste opvolgers van Abraham Adriaensz. Dat waren: Herman Dircks Stip, Cornelis Vincenten,  Henrikus Buijtendyck en S.A. van der Sluys.

Alle genoemde personen hadden wel te voldoen aan de eisen gesteld in het schoolreglement. Daarin stond te lezen dat:
1e Alle gedrukte boeken en brieven prompt moet kunnen lezen.
2e Een goede hand van schrijven moest hebben.
3e De Psalmen Davids “bequamelijck” moest kunnen zingen.
4e “Ter nooddruft” moest kunnen rekenen”.
5e Een goede methode moest hebben “om de jeugd ten spoedigste te leeren”.

Een niet geringe lijst van eisen. Vraag is echter hoe de 17e eeuwse schoolmeester hieraan kon voldoen. Mogelijkheden tot scholing waren er nauwelijks. De positie van de schoolmeester was niet te benijden. Leerplicht bestond niet. Het analfabetisme was ontstellend. Op financieel gebied was het vooral voor de dorpsschoolmeester een treurige zaak. Bittere armoe noodzaakte tot het aannemen van allerlei bijbaantjes zoals we ook al zagen bij Abraham Adriensz.

Een brief met gevolgen
Pas rond 1657 kunnen we de draad weer opnemen. Schoolmeester is dan Andries van der Sluys. Veel zouden we ook van hem niet gehoord hebben als hij niet een brief verzonden had, welke gericht was aan sinjeur Michiel de Visser. In dit schrijven uitte hij beschuldigingen aan het adres van Schout Barent van Asperen. Bovendien was er het verzoek de brief te laten lezen aan de Heer van Sliedrecht. Grote beroering ontstond. Van der Sluys beweerde bij hoog en bij laag dat de brief geschreven zou zijn door de dominee. Hierbij gebruikte hij woorden als “soo moet de duivel mij halen” en “daer wil ik mijn ouden hals onder zetten”. Het schijnt meer een strijd geweest te zijn tussen de drie schouten van Sliedrecht. Dat waren Cornelis van de Graef (Naeltwijck), Barent van Asperen (Lockhorst) en Joost Boon (Niemantsvriend). De schoolmeester werd uiteindelijk de dupe van de kwestie. Op de vraag van de kerkenraad, of ” het niet syn amt was, het school waar te nemen, en op ’t leeren van de kinderen te passen, sonder met de kercke ofte ’t gerechte sich te bemoeyen “, antwoordde hij met een volmondig “ja”. Hij hield echter vol de brief niet geschreven te hebben. Toen een der aanwezigen de brief te voorschijn haalde en zei: “Gij oude schelm, gij hebt uw ziel al genoeg voor den duyvel gesworen” en daarna de hele brief voorlas kon meester Andries ” sich van schaamte niet onthouden “. De zoon van de meester herkende zijn vaders handschrift en de dochter nam vader onder haar hoede en leidde hem naar buiten.
Schoolmeester Van der Sluys was al eens eerder in opspraak geweest en wellicht was de brief de bekende stok om de hond te slaan. In ieder geval in 1672 is de man afgezet als schoolmeester. Kennelijk ging het ontslag van de oude leermeester velen te ver. De man had immers zijn beroep goed uitgeoefend. Het verzoek hem in ere te herstellen werd echter afgewezen. Zijn opvolger werd een zekere Jan de Heck. Toen deze in 1706 overleed maakten de kinderen kennis met meester Ambrosius Kool. *

Van de heer W. Bos te Sliedrecht ontvingen we een artikel dat enige informatie geeft over de persoon Ambrosius Kool.

Ambrosius Kool, maar kort schoolmeester te Sliedrecht

“Uit de genealogie Kool, gepubliceerd in de Nederlandse Leeuw, jaargang 110, nr. 7 en 8 is het volgende op te maken:

In 1674 kwam Jan de Heck in het schoolhuis van Sliedrecht. Hij overleed in 1706.
Het vinden van een opvolger was niet zo gemakkelijk. Min of meer ten einde raad droeg de kerkenraad Ambrosius Kool ter benoeming voor bij ambachtsheer Johan van der Burch. Het contact was ontstaan, doordat Ambrosius Kool, via zijn huwelijk met Grietje Gillesdr. de Heck, verwant was aan de overleden schoolmeester. Bovendien woonde hij dichtbij, in Hardinxveld.
Ambrosius Kool (1661-1726) was bij zijn benoeming al 45 jaar oud en niet echt in het onderwijs geïnteresseerd. Hij was niet onbemiddeld door zijn handel in grienden. Daar bleef hij mee bezig. Op 11 april 1710, toen hij al geen schoolmeester meer was, verkochten de erven van zijn zwager Adriaen Gillessen de Heck hem “eene buytengriend geleegen op de Steenplaets.”
Van 1688 tot 1690 was Kool diaken te Boven-Hardinxveld. Hij was daar ouderling in de jaren 1695 tot 1699 en in 1706, het jaar van zijn benoeming te Sliedrecht.
Gezien zijn belangen, zowel te Neder- als te Boven-Hardinxveld, was er vanaf het begin sprake van een “ad interim periode” in Sliedrecht.
Na voorlezing van de aanstellingsbrief werd “de schoolorde voorgelesen”, waarna de kerkenraad de papieren zoals gebruikelijk opborg ” in den kerckekist”.
Al spoedig bevielen Kool vooral de bijbaantjes van koster en voorzanger niet. Hij had ze, in tegenstelling tot de meeste schoolmeesters uit die tijd, financieel ook niet nodig en belastte graag anderen met het opwinden van “de horlogerie” en het luiden van de kerkklok.
Hij trachtte zich zo veel mogelijk op het onderwijs te concentreren, maar moest wel de doop-, trouw-, en begraafregisters zien bij te houden en opzicht uitoefenen op de grafdelvers.
Of Kool ontslagen werd of zelf ontslag nam is niet bekend. In 1708 kwam er al een opvolger in de persoon van Leendert Willemsz. Versteeg uit Moercapelle. Ook met hem was men niet gelukkig. Reeds op 15 juli 1714 ontving Versteeg “syne dismissy weegens syne benoeming te Berckel in het Delfland.”
Kool zat toen al weer hoog en droog in Hardinxveld, waar hij in 1726 overleed Hij zal zeker kennis hebben genomen van de feiten rond zijn opvolgers. Binnen korte tijd volgden de schoolmeesters elkaar op. In 1714 was daar Johan Storm. Hij vertrok nog hetzelfde jaar naar Beesd. Zijn opvolger in 1715, Johan de Soete. deed zijn naam geen eer aan. Hij raakte betrokken bij een zedenschandaal.”

In opspraak
Johannes de Zoete, een “jongman van Rijnsaterwoude”. De Zoete verrichtte zijn werk in het schooltje onder de kerk aanvankelijk naar tevredenheid.
Ook hij zou in opspraak komen. Als jongeman was hij niet schuw voor het vrouwelijk schoon, wat hem in de problemen bracht toen een zekere Agnietje Schram zwanger werd en Johannes als de vader werd aangewezen. Zelfs de deelname aan het Heilig Avondmaal (1725) werd hem ontzegd. Zelfs de deelname aan het Heilig Avondmaal (1725) werd hem ontzegd. Agnietje zuiverde hem echter van alle blaam. Hoewel meester De Zoete kon aanblijven, had hij kennelijk zijn conclusies al getrokken. In 1730 vertrok hij naar Lekkerkerk.
Jan Alblas werd in hetzelfde jaar door de Ambachtsheren van ons dorp benoemd tot de nieuwe schoolmeester. Hij vervulde naast deze baan de gebruikelijke taken om zijn toch wel schamele loon van f 80, = per jaar, aan te vullen. Als voorzanger moest hij verplicht gekleed gaan in een zwart kostuum op straffe van een boete van f 15, = aan de kerk. Dit baantje gecombineerd met dat van koster bracht f 40, = per jaar op. De drie ambachten. Naaldwijk, Sliedrecht, en Niemandsvriend dienden dit bedrag gezamenlijk op te hoesten. Dit gebeurde in verhouding tot hun grootte. Naaldwijk betaalde de helft f 60, =, Sliedrecht f 40, = en Niemandsvriend de rest.
Verder werd er van Alblas verwacht dat hij klok opwond en luidde. Hij zette de stoven in de kerk, zodat de voorname ingezetenen in de onverwarmde kerk in ieder geval geen last zouden hebben van koude voeten. Hij hield dit vol tot zijn dood in 1760.

Reglement voor de schoolmeester
Zoon Pieter Alblas verwierf de eer ” op de onderrigtinge en rapporten ” die de Ambachtsheer had ontvangen en ” vertrouwende op sijn vroomheijt, bequaamheijt en welgesintheijt in de ware gereformeerde Christelijke Religie ” zijn vader op te volgen tegen hetzelfde salaris.
Uit de salarisregeling blijkt verder dat Pieter Alblas ook les ging geven in Frans, Italiaans, boekhouden en stuurmanskunst
Alblas junior kreeg een uitgebreide instructie mee ” belangende ’t Schoolmeestersambt”. Hierin lezen we o.a.:

1. Er zal elke dag school worden gehouden van 9-12 uur en van 1-4 uur, behalve op de zaterdagmiddag, “welke dagh weeckelijks aan de kinderen vergunt wert tot desselft uitspanning en recreatië”.
2. In de koude tijd des jaars, of wanneer de schout het gelast, zal hij een vuur moeten stoken van het hout ” dat de knegjes ter schoole koomende, meede brengen”.
3. Elke schooltijd zal worden begonnen met gebed en geëindigd met het zingen van een psalm en dankzegging.
4. Hij zal onderwijs hebben te geven, niet alleen in het leren der letters, spellen, lezen en schrijven en cijferen, ” maar ook wel degelijk in de goddelijke waarheeden, specialijk alle de kinderen van buyten doen leeren het Register van het oude en het nieuwe testament, de articulen des geloofs en sodanige gebeeden voor ’s morgens en ’s avonds mitsgaders voor en na den eten, als daartoe aan hem, nevents dese instructie ter hant gestelt zal worden.”
5. De hele woensdagmorgen moet besteed worden aan het leren en opzeggen der psalmen, evenzo de hele zaterdagmorgen moet hij hen bijbrengen ” een generale kennisse en bevattinge van de voornaamste grontwaarden der religie en belijdenisse van de ware gereformeerde kerke, en voorts van alle hetgeene behoort tot een genoegzaame generale eenvouwdige en practicale kennise van alle grondwaarden die na de godsaligheijt sijn.”
6. Voorts moet hij zijn leerlingen diverse teksten, vooral uit de Spreuken en de Psalmen van buiten laten leren.
De bekwaamste leerlingen moeten elke week uit het hoofd leren de vragen en antwoorden van de Heidelbergse Catechismus, waarover op de volgende zondag in de kerk zal worden gepreekt. Deze kinderen moesten naar oud gebruik in de godsdienstoefeningen deze vragen en antwoorden voor de preekstoel, ten aanhore van de gemeente, opzeggen.
7. De schoolmeester heeft verder toezicht op zijn leerlingen, zowel in school als daar buiten. Hij moet dan ook bij het uitgaan van de school nu eens de kinderen die benedenkerks wonen dan weer die bovenkerks gaan in het oog houden, en als ze zich op de dijk niet netjes gedragen hen in de school straffen.
8. Vanaf 1 november tot de laatste februari wordt er bovendien avondschool gehouden.
9. De vakanties worden vastgesteld als volgt: de Paasweek, met Pinksteren een halve week, Nieuwjaarsdag en een week met Kerstmis. (Zomervakantie bestond dus nog niet!)
10. Ten slotte moet hij de kinderen van hen die bedeeld worden, zonder schoolgeldbetaling onderwijzen en hen net als andere leerlingen voorzien van boeken, papier, pennen en inkt, waarvoor hij echter 9 gulden per jaar zal genieten. Elke week moet hij de schout een lijstje geven van de arme kinderen die niet op school komen. Deze kan dan hun ouders bij de armbedeling daarover doen onderhouden.

Het eerste schoolgebouw
De schoolwoning welke in 1952 bij de noodzakelijke restauratie van de toren werd afgebroken, was te vinden aan de west- en zuidzijde van de toren. De school zelf lag aan de noordzijde van de toren.
Meester kon vanuit zijn huis rechtstreeks binnendoor de school en de toren bereiken. Voor het luiden van de klok en het opwinden van het uurwerk hoefde hij dus niet naar buiten. Vanuit de toren kwam hij in de kerk, waar hij zijn eerder genoemde “bijbaantjes” deed.
Hierover mogen we zeker niet te licht denken. Onderstaande maakt dit duidelijk.

Drukke werkzaamheden als koster en doodgraver
1. Er werden ’s zondags twee kerkdiensten gehouden en wel om 9 uur en om half 2 of 2 uur. Dit laatste was het geval als ’s morgens het Heilig Avondmaal was bediend of de predikant eerst op een andere plaats had moeten preken.
De koster-schoolmeester diende om 7 uur en om 8 uur de klok te luiden. Om kwart voor negen begon de meester te lezen en om negen uur precies liet hij de klok driemaal, met korte tussenpauzen, kleppen. Hij gaf daarbij de psalm op en liet deze zingen. Dit ritueel herhaalde zich in de middaguren. Aan de pastorie moest vooraf vermeld worden wat er gelezen zou worden. De meester mocht niet verzuimen en moest bij de kerkdiensten in het zwart gekleed zijn. Overtreding van genoemde kwam hem te staan op een boete van f 15, = ten behoeve van de kerk.
2. De sleutels van de kerk mocht de koster nooit afgeven op straffe van een boete van f 6, =. Herhaling van het feit kostte hem zelfs f 12, =.
3. Na de bediening van het Avondmaal ging van de korsten, het overblijvende brood en de wijn de helft naar de predikant en de andere helft was voor de koster.
4. De klok moest geregeld worden opgewonden. Dit gebeurde ’s morgens om 8 uur. De klok werd geluid ’s middags om 12 uur en ’s avonds om 8 uur. Indien nodig werd de klok na zonsondergang verzet.
5. Als de schout het nodig oordeelde moesten er door de koster warme stoven worden gezet op de plaatsen van de voorname ingezetenen, zoals de schout, de schepenen en de kerkenraad.

Als doodgraver was de taak van de schoolmeester ook nauwkeurig omschreven. Bij elke begrafenis van een volwassene werd een uur de klok geluid en bij die van een kind een half uur.

Verdiensten
Niet alleen de taken, maar ook de financiën waren vastgelegd.
Dit lezen we in een voor 1760 opgestelde “Ordonnantie en Reglement voor de Schoolmeester,
Coster en Dootgraver van de heerlijkheeden Naaltwijk en Sliedrecht.”

Den Schoolmeester sal voor sijn loon genietten en ontfangen van:

die leren spellen off lesen ’s weeks f –, 1 , –   **
die leren lezen f –, 1 , 4
die leren cijferen f –, 3 , –
die frans leren f –, 6 , –
die in ’t avontschool leren spellen off lesen f –, 2 , –
die frans leren in ’t winterschool f –, 4 , –
die italiaans boekhouden leren in ’t particulier commissie en compagnie eens f 36, – , –
die de stuurmanskonst leren  f 36, – , –
voor het leren van de armkinders met de leverantie van boecken, papier, pennen en inkt ’s jaars
f 9, – , –

** Te lezen van links naar rechts: guldens, stuivers en penningen.
( 1 stuiver = 16 penningen).

De schoolmeester zal jaarlijks voor tractement genieten van den geheelen dorpe van Sliedrecht.

Een hondert twintig guldens, welke 120 guldens als vanouds sijn en sullen betaalt worden uyt den binnenlandschen ommeslag van Sliedrecht, Naaldwijk en Niemandsvriend. De op school gebruikte materialen moesten de leerlingen zelf betalen, o.a. voor elk vel papier een oortje.

Als coster kwam de schoolmeester het volgende toe:

Den coster sal trecken voor het luyen voor een doode boven de 12 jaren ieder uur f –, 6 , –
voor een doode beneden de 12 jaren ieder half uur f –, 3 , –
hij sal treckken uijt de kerkeinkomste voor ’t smeren, opwinden en verstellen van het uurwerk jaarlijks
f 12, – , –
voor het wegsetten der baren f   3, – , –
voor ’t opsteecken der kaarssen in de avontpredicaten f   3, 3 , –
voor ‘ t schoonmaacken en wassen van ‘ t tafellaken, servetten en schuuren van de schotels en beeckers
tot gebrijk van ’t Heilig Avondmaal   f   3, – , –
voor ’t wegnemen en ’t stellen van de tafel  f  1 ,12 , –
voor ‘ t smeren van de klock, schoonmaken van de kerk f   1, – , –
voor een graft op het kerkhof van een persoon beneden de 12 jaaren f –, 5 , –
voor een persoon boven de 12 jaaren f –, 10 , –
in ’t winter zaaysoen voor een beneden de 12 jaaren f –,  8 , –
voor een boven de 12 jaaren bij vorst f –, 15, –
voor een graft in de kerk één diep f –, 12 , –
voor twee diep f – -,18 , –
voor drie diep f   1, 4 , –
voor vier diepf   1,10 , –

Bijschooltjes
Omstreeks zien we dat er op een aantal plaatsen “bijschooltjes” weden gehouden. Hier was het schoolgeld meestal lager. Een concurrentie voor de schoolmeester van de eerste orde! Meester Alblas was hierop zeker niet gesteld. Zijn inkomsten liepen terug. Bovendien was de kwaliteit van het onderwijs in de “bijschooltjes” van een mindere kwaliteit. Het zou wel eens zover kunnen komen dat er geen schoolmeester met voldoende kennis meer te vinden zou zijn voor een grotendeels verlopen school aan de kerk.
Daar de “bijschooltjes” zonder vergunning werkten, was het eenvoudig een eind aan de situatie te maken. In 1774 was het dan ook zover. “Het houden van bijscholen werd verboden, behoudens vergunning om kinderen beneden de 6 jaar te onderwijzen in het ABC.” Overtreding zou worden bestraft, de eerste keer met drie gulden, te betalen door hen, die een kind naar een dergelijke school zouden zenden en door de schoolmeester of onderwijzeres (schoolmatres), een volgende keer met negen gulden boete en verbod van school houden. Bij het uitgaan van de kerk werd dit besluit aan de gemeente voorgelezen.

Een nieuwe wet (1806)
Het onderwijs was tot nu toe een plaatselijke zaak geweest. In de Franse tijd kwam er een eerste landelijke onderwijswetgeving. De wet kende het beginsel van: “Vrijheid van Onderwijs” niet. De wet kende openbare (uit de overheidskas bekostigde) en bijzondere scholen van de eerste klasse (door een instelling als de diaconie of het “Nut” bekostigde scholen) en van de tweede klasse (particuliere scholen).
De openbare school moest een gemengde school zijn, toegankelijk voor alle kinderen zonder onderscheid van godsdienstige richting. De school was niet onchristelijk. De kinderen dienden te worden opgevoed “tot alle maatschappelijke en Christelijke deugden”.
Bepaald werd dat de schooltijd, hetzij wekelijks, hetzij dagelijks, met gebed zou worden geopend en gesloten, waarbij ook een psalm mocht worden gezongen. Voor Christelijk leerstellig onderwijs gegeven door de onderwijzer was echter geen plaats op de openbare scholen. De kerken werden uitgenodigd de godsdienstlessen te verzorgen op de scholen.
De scholen waren duidelijk aan voorwaarden gebonden. Dit zou in de komende jaren aanleiding geven tot een langdurige strijd.
Ieder kreeg in principe recht op onderwijs, een lesprogramma werd aangegeven.

Klassikaal onderwijs
In de vorige eeuw werd het onderwijs nog individueel aan de leerlingen gegeven. De wet van 1806 maakte hier een einde aan. De leerlingen werden vanaf dan verdeeld over drie klassen die een afzonderlijke plaats in het schoolgebouw kregen. De meester stond voor de klas bij zijn onafscheidelijke bord en gaf klassikaal les. De kinderen zaten in lange banken, waarin plaats was voor 8 à 10 leerlingen. Eerst in 1866 wordt er voorzichtig gesproken over banken voor twee personen. Waren er meer meester in een lokaal werkzaam, dan hingen er uiteraard ook meer borden langs de voorwand, waar zich ook nog het telraam bevond.
Vaak hingen achter in de klas de jassen en mantels, petjes, mutsen en hoeden van de leerlingen wat weinig bevorderlijk was voor de frisheid en de atmosfeer en de activiteit van de kinderen. Die hadden dan gelegenheid genoeg om dromerig te staren naar de wandkaarten, vaak een product van meesters eigen vlijt en talent, of naar platen met afbeeldingen van dieren of planten. Op de kast stonden de meetkundige figuren; de kubus, de piramide, en de kegel, die dienst deden bij de “vormleer”. Ook de decimale maten en gewichten ontbraken niet.
Tot de “hoofdelijk” leermiddelen voor het kind behoorde in de eerste plaats de lei. Bij de lei behoorden de griffels die in eenvoudige spanen doosjes of houten griffeldozen werden opgeborgen, versierd met het opschrift “Voor het vlijtige kind”. Verder was er de spons in een blikken of glazen doosje, tezamen met een boon of een erwt die daar het wonder van hun groei demonstreerden. Boven in de bank bevond zich het inktpotje, meestal van glas, maar het kon ook van lood gemaakt zijn.

Inspectie en schoolopziener
Een onderwijsinspectie werd ingesteld en schoolopzieners hielden de naleving van de wet goed in de gaten. Met de plichten van de schoolmeester bemoeide hij zich pijnlijk precies.

“Hij -de meester- zal zorgen dat de scholieren niet onnodig naar buiten gaan, dat zij zich, gedurende de ganschen schooltijd stil en aandachtig, alsmede op straat als op den weg steeds vreedzaam, zedig en beleefd gedragen. Geen gelegenheid zal hij verzuimen om het schoolbord, dat klassikale leermiddel bij uitstek, te gebruiken. De schooltijd, zal tenminste bij het begin en het einde van elke schoolweek, met een gepast Christelijk gebed geopend en gesloten worden.”

De schoolopziener bezocht de scholen minstens tweemaal per jaar. Daar werd hij met veel egards ontvangen. Het is zelfs bekend dat een schoolopziener door de jeugd met het volgende lied werd ontvangen:

Dag Lieve Schoolopziener!
Gij bezoekt ons weer, wij zijn nu blij.
Gij houdt niet op te zorgen.
Wees welkom dan, o brave man!
Elke onzer zal, zoveel hij kan Uw zorgen dankend lonen.

Niet alleen bij de jeugd was de schoolopziener in ere, ook de onderwijzers hadden voor hem een diep respect. Zij kenden hem van zijn schoolbezoek, als lid van examencommissie. Hij was present bij de opening van een nieuwe school, bij de begrafenis van een voortreffelijke bovenmeester, of speldde het schoolhoofd voor zoveel jaren trouwe dienst het goud op de borst. Met “menschkundig beleid” diende hij moeilijkheden uit de weg te ruimen.
Zijn werk deed hij op strenge en rechtvaardige wijze. Met argusogen bekeek hij o.a. of de school wel voldoende aandacht besteedde aan het nieuwe metrieke stelsel. Aan de tijd dat ons volk rekende met ellen, palmen, duimen en strepen moest een einde komen.

Eisen
Er werden minimumeisen ingesteld waaraan onderwijzers moesten voldoen.
Deze waren:
1. Er werd tweeërlei toelating als onderwijzer geëist; één voor de Staat en één voor een bepaalde school of plaats.
2. De uitgereikte akten waren van de 4e, 3e, 2e en de 1e rang die konden worden behaald op de leeftijd van 16, 18, 22 en 25 jaar.
Onderwijzers van de eerste en tweede rang mochten aan alle scholen lesgeven; die van de derde en vierde rang konden alleen naar de kleine plaatsen en gehuchten.
Met vacatures werd een vergelijkend examen ingesteld.
3. Als de school meer dan 70 leerlingen telde, mocht er een ondermeester of tweede meester worden aangesteld
4. De inkomsten van de schoolmeester moesten “toereikend” zijn.

“Toereikend” betekende een laag salaris, een pensioen weinig meer dan een fooi. Zijn nabestaanden zouden geen cent inkomen hebben als hij eens onverwacht “tot hoger werkzaamheid werd geroepen”, zoals de term in die tijd luidde.

De wet van 1806 had er eveneens toe bijgedragen dat de oude schoolmeester zoals wij hem kennen van prenten, schilderijen uit de achttiende eeuw verdween. De tabberd, de baret of pruik, de plak, de gard, de tiendkam, waarmee de luizenhoofden van de kinderen hardhandig werden bewerkt, werden langzamerhand museumstukken, evenals het schandbord en de ezelskap, waarmee de meester de ijver en het IQ van zijn leerlingen had trachten op te vijzelen. Verlopen handwerkslieden, soldaten zonder emplooi, koetsiers en tuinlieden stram van de reumatiek kwamen niet langer in aanmerking om de kinderen les te geven; de onderwijzersopleiding was bij schoolwet geregeld.

School-0201

Een nieuwe school
Tot 1777 was Pieter Alblas de schoolmeester in ons dorp. Hij werd opgevolgd door de 21 jarige Leendert de Groot die daarvoor schoolmeester was te Ottoland. Hij diende zijn voorganger gedurende 5 jaar een bedrag te betalen van f 200, =. Wellicht had Alblas dit bedrag hard nodig voor zijn studie voor predikant die hij op ver gevorderde leeftijd ging volgen.
Het jaar 1807 werd een belangrijk jaar voor het plaatselijke onderwijs. Tot dit moment was de school eigendom van de kerk. In genoemd jaar kwam er een nieuw plaatselijk reglement. Hierin werd vastgesteld dat het gemeentebestuur voortaan ging deel uitmaken van het kerkbestuur en uiteraard van het schoolbestuur.
Het positieve van dit feit was het besluit tot afbraak van de oude school en tot bouw van een nieuwe school bij de kerk. De oude school was klein om alle kinderen op te vangen. Het bedrag dat nodig was voor de bouw van de nieuwe school en consistorie werd door de ingezeten vrijwillig bijeengebracht. De bouw werd gegund aan de laagste inschrijver, Leendert de Landgraaf. Dit alles voor een bedrag van f 2704, =. Uiteraard kwam daar nog heel wat bij aan bijwerk.

De eerste steen werd gelegd door Jacobus van Hattem, het zoontje van de toenmalige burgemeester. Dit gebeurde op 14 juni 1807. Deze steen is nu zien in het Sliedrechts Museum. Eind 1807 werd de nieuwe school in gebruik genomen. door meester Jan de Groot die zijn vader in 1805 was opgevolgd.De nieuwe school betekende voor de ouders van de leerlingen een hogere bijdrage. In de oude school had men een open vuur gestookt. Wat moet dit voor kinderen hebben betekend wat betreft atmosfeer en ventilatie!? Van oudsher brachten de leerlingen, zoals we eerder lazen hout en andere brandstof mee naar school. Dit gebeurde in de wintermaanden van 15 november tot 15 maart. In de nieuwe school was het niet mogelijk een open vuur te stoken. De schoorsteen was zodanig gebouwd dat er een kachel diende te worden geplaatst. Daar de schoolmeester het geld voor het stooksel onmogelijk kon opbrengen, moest men er toe overgaan het schoolgeld met vier duiten per week gedurende de wintermaanden te verhogen. De kinderen en de meester waren verzekerd van een verwarmd gebouw en de lucht in het lokaal was heel wat zuiverder!

01 – Inleiding

Inleiding
Wie aan onderwijs denkt, laat de gedachten al snel teruggaan naar de eigen schooltijd. Herinneringen uit de jeugdjaren komen weer boven en langzaam wordt het vage beeld van de school steeds duidelijker. Weinigen zullen zich realiseren dat het woord school uit een ver verleden stamt. De oude Grieken spraken van scolè en bedoelden hiermee vrije tijd voor studie van kunsten en wetenschappen. Ook werd met het begrip scolè de plaats aangegeven, waar men terecht kon om te studeren.
Bovenstaande wil niet zeggen dat de eerste vorm van onderwijs in Griekenland plaats vond. Al van het oude Mesopotamië en Egypte is het bekend dat er, zo’n 5000 jaar geleden, scholen bestonden. Meestal waren de scholen nauw verbonden met de kerkelijke (paleis) of wereldlijke (tempel) macht. Er was echter ook al een aantal particuliere scholen. Slechts een select groepje leerlingen volgde de lessen in o.a. lezen, schrijven, rekenen en landmeetkunde.
De joden bepaalden zich meer tot de godsdienst en de ethiek. Merkwaardig was hierbij dat men probeerde het gehele volk bij deze vorm van onderwijs te betrekken.
Door de Grieken werd een systeem van vakken opgesteld. Leerplicht bestond niet, maar het was een normale zaak dat ieder kon lezen en schrijven! Het onderwijs werd gegeven door particulieren.
Door de Romeinen is de Griekse opzet later overgenomen hoewel bij dit volk het accent meer lag op het hoger onderwijs. Bovendien was sprake van staatsbemoeienis ten aanzien van het onderricht.
Na het uiteenvallen van het Romeinse Rijk (400) kreeg het onderwijs een christelijk stempel opgedrukt.
De verzorging was in handen van de kerk, het klooster, of de landheer. In de steden speelden bisschoppen, gilden, stadsbestuur en particulieren een belangrijke rol. De kinderen kregen les in: zingen, kennis van het Onze Vader, godsdienst en de Tien Geboden. In feite waren de lessen voor iedereen bestemd, een vorm van volksonderwijs waarin de praktijk niet veel van kwam. De kinderen van de kasteelheer gingen niet naar één van bovengenoemde scholen, maar kregen hun opleiding op het slot bij een bevriend adellijk heer. Van belang waren: jagen, vechten, het schaakspel en de dichtkunst. De meisjes werden onderwezen en opgeleid door hun moeder op het eigen kasteel. Goede manieren en sociale omgang namen hierbij een belangrijke plaats in.
Hogere vormen van onderwijs trof men in de grotere steden aan, zoals de Latijnse school. In de 12 e en 13 e eeuw werden de eerste universiteiten gesticht: Bologna, Oxford, Parijs, Leuven, e.a.

Nederland
Op het gebied van onderwijs bleef ons land achter ten opzichte van de boven beschreven situatie. Van de periode voor 1200 tasten we in het duister. Drie eeuwen later treft men vele parochiescholen aan, waar de leerlingen in ’t algemeen gedurende twee jaar onderwezen werden. Latijnse scholen waren gevestigd binnen de muren Utrecht en een aantal Hanzesteden.
Het onderwijs stoelde op het eind van de Middeleeuwen op de Rooms Katholieke leer. De tachtigjarige oorlog zorgde voor een ommezwaai en een calvinistisch tintje.

School-0101
Dit was de eerste universiteit
in Nederland (1575).

Universiteit te Leiden
Een geschenk van Prins Willem van Oranje aan de stad Leiden voor het kranige verzet tegen de Spanjaarden in de 80 jarige oorlog.

De eerste universiteiten in ons land werden gevestigd te Leiden (1575),Franeker(1585), Groningen (1614) en Utrecht (1636) en Harderwijk 1648.

Sliedrecht zal geen uitzondering geweest zijn in geschetste ontwikkeling. We moeten echter wachten tot het eind van de 16e eeuw eer we houvast krijgen aan de Sliedrechtse onderwijsdraad.

Armoede en geen onderwijs
Lange tijd was onderwijs in Sliedrecht een ongekende zaak. De grote verandering binnen de kerk – De Hervorming – had niet direct gezorgd voor een stichting van een school binnen onze in het kader van de verdediging tegen de Spanjaarden – we vertoefden immers in de jaren van de tachtigjarige oorlog – eisten hun tol. De beurs liet geen uitgaven toe tot de bouw van een school.
Tegen het eind van de 16e eeuw wordt voorzichtig gesproken over het lesgeven aan kinderen. Het was de eerste Sliedrechtse dominee Wilhelmus Lontius (1582-1584) die zich beklaagde over het feit “datter te Sliedrecht en de Wijngaerde geen schole is”. Hij heeft kennelijk geen schoolmeester kunnen begroeten, want ook zijn opvolger dominee Arnoldus Wassenburgh (1584-1603) zat nog steeds zonder meester. De kinderen zouden “woestelijk opwassen der kindre daer er geen schoolmeester is.”
Govert Ollendorp, ook wel bekend onder de naam Godefridus, kreeg van de classis in 1587 de opdracht “voor eene goede schoolmeester bij sijne overheijt te schriven”.

De eerste schoolmeester
Het zou tot 1594 duren eer er sprake is van de benoeming van een schoolmeester, Abraham Adriaensz was zijn naam. Ondanks de voortwoedende oorlog was er geld voor zijn aanstelling. Abraham die ” gesont in leere ende leeven was bevonden” ging de kinderen les geven in een lokaaltje bij de kerk. Zijn taak bestond uit “de kinderen leeren lesen, schrijven, spreken ende vrije konsten kennen, maer deselve oock in de godsaligheyt ende Catechismus onderwijsen.”
Gelet op het laatstgenoemde zal ook hij, zoals in die tijd gebruikelijk was, aan de eis hebben moeten voldoen zuiver in de Calvinistische leer te zijn.

De schoolmeesters moesten daartoe een formulier ondertekenen met de volgende tekst:
“Wij ondergeschrevene Schoolmeesters verklaren oprechtelijk in goede conscientie voor den Heer met deeze onderteekening, dat wij van herte gevoelen en gelooven, dat alle Artikels en stukken der leer in deze belijdenis en Cathechismus der Gereformeerden Kerken begrepen, mitsgaarders de verklaring van eenige Artikelen der voorzegde leere, in de Nationale Synodus te Dordt gedaan, in alles met Gods woord overeengekomen. Beloven derhalve, dat wij de voorgezegde leer getrouwelijk zullen voorstaan, en de jeugd naar eisch van ons beroep en haar begrip naarstiglik inscherpen, op poene, dat wij hiertegen doende, van onze schooldienst zullen afgezet worden.”

School-0102Ook op de door de schoolmeester gebruikte boeken werd streng toezicht gehouden. Ze moesten beslist niet in strijd zijn met de “ware Gereformeerde Religie”.

Ook Abraham zal onder vergelijkbare omstandigheden gewerkt hebben in zijn schooltje aan de voet van de Sliedrechtse kerk …
Abraham zal zijn schamele inkomen, zoals gebruikelijk in die tijd, hebben aangevuld met zijn nevenfuncties van koster, voorzanger in de kerk, doodgraver, klokkenluider, enz.
Trouwens om in aanmerking te komen als schoolmeester diende door de kandidaten een proeve van bekwaamheid te worden afgelegd. De sollicitanten bij een vacature moesten, per drietal, op zondag in de kerk hun vaardigheid tonen in het voorlezen uit de bijbel en het zingen van psalmen. De kerkenraad maakte vervolgens een voordracht. Benoeming vond plaats door de Heer van het Ambacht.

Abraham Adriaensz. werd later beroepen naar Kedichem, daar ruilde hij met de classis Leiden naar Zoeterwoude, vandaar gaat hij naar Zunderdorp c.s., Eethen en Drongelen, Aalburg, om tenslotte in Arkel te blijven tot zijn dood in 1629.

Het zou tot 1827 duren eer er een tweede school in Sliedrecht bij kwam. De stond ter hoogte van de Tolsteeg. Een tweetal woningen werd verbouwd tot een school en een schoolmeesterswoning. De eerste onderwijzer van deze school heette Hendrik Slingerlandt over wie we later meer zullen vernemen.